ECLI:NL:RBZWB:2015:8666

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
16 december 2015
Publicatiedatum
27 januari 2016
Zaaknummer
282039 / HA ZA 14-368
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid en verjaring bij schade door aanvaring van een motorbeunschip

In deze zaak vorderde de Gemeente Dongen schadevergoeding van de gedaagden, die betrokken waren bij een aanvaring met een fietsbrug. De aanvaring vond plaats op 16 april 2014, waarbij het motorbeunschip, eigendom van gedaagde sub 1, schade toebracht aan de fietsbrug. De schipper, gedaagde sub 2, was verantwoordelijk voor de aanvaring. De gemeente stelde de verzekeraar van de gedaagden aansprakelijk, maar de verzekeraar beroept zich op verjaring van de vordering. De rechtbank oordeelt dat de verjaringstermijn van twee jaar van toepassing is, en dat deze termijn is aangevangen op 17 april 2011, de dag na de aanvaring. De rechtbank concludeert dat er geen geldige stuitingshandeling heeft plaatsgevonden binnen deze termijn, waardoor de vordering van de gemeente is verjaard. De rechtbank honoreert het beroep op verjaring en wijst de vorderingen van de gemeente af, waarbij de gemeente wordt veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Handelsrecht
Middelburg
zaaknummer / rolnummer: 282039 / HA ZA 14-368
Vonnis van 16 december 2015
in de zaak van
de publiekrechtelijke rechtspersoon
GEMEENTE DONGEN,
zetelend te Dongen,
eiseres,
advocaat mr. A.J.H.W. Coppelmans, te Tilburg
tegen
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde sub 1],
gevestigd te Amsterdam,
2.
[gedaagde sub 2],
wonende te Zaandam,
gedaagden,
advocaat mr. J. Blussé van Oud-Albas, te Rotterdam.
Partijen zullen hierna de Gemeente Dongen en respectievelijk [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] , gezamenlijk [gedaagden] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding met 12 producties;
  • de conclusie van antwoord met een productie;
  • de conclusie van repliek;
  • de conclusie van dupliek;
  • akte na conclusie van dupliek van de zijde van de gemeente;
  • antwoordakte van de zijde van [gedaagden]
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Op 16 april 2014 is het motorbeunschip “ [het schip] ” (hierna: het schip), eigendom van [gedaagde sub 1] , tegen de fietsbrug “Oversteek” over het Wilheminakanaal te Dongen gevaren. Doordat de achterste spudpaal niet tijdig naar beneden zakte, is het schip klem komen te zitten onder de fietsbrug. Hierdoor is schade ontstaan aan de fietsbrug die eigendom is van de gemeente. Ten tijde van de aanvaring werd het schip bestuurd door [gedaagde sub 2] .
2.2.
[gedaagden] hebben de gemeente verwezen naar hun assurantiemakelaar Overvliet Assurantiemakelaars B.V. (hierna: Overvliet).
2.3.
Bij brief van 20 april 2011 heeft de gemeente Overvliet als verzekeraar van [gedaagden] aansprakelijk gesteld voor de als gevolg van de aanvaring van het schip met de fietsbrug geleden schade.
2.4.
Overvliet heeft op 26 april 2011 ter inventarisatie en begroting van de schade
de heer H. Gravendeel van Doldrums B.V. Marine & Technical Surveyors (hierna: Doldrums) ingeschakeld. Bij e-mail van 26 april 2011 heeft de heer M.J. Grandia van Overvliet de aansprakelijkstelling van de gemeente van 20 april 2011 doorgezonden naar de heer Gravendeel en verzocht om een opname van de schade aan de fietsbrug.
2.5.
Vervolgens heeft tussen de gemeente en de heer Gravendeel van Boldrums onder meer de navolgende correspondentie plaatsgevonden:
- Bij e-mail van 2 mei 2011 heeft de gemeente aan de heer Gravendeel tekeningen en een berekening toegestuurd.
- Bij e-mail van 3 mei 2011 heeft de heer Gravendeel aan de gemeente een tweetal vragen van Hollandia die een offerte wil uitbrengen voor de operatie van de fietsbrug, voorgelegd.
- Bij e-mail van 9 mei 2011 heeft de gemeente op voornoemde e-mail geantwoord dat zij de vragen niet kan beantwoorden, omdat de vaarroute eigendom is van Rijkswaterstaat.
- Bij e-mail van 9 mei 2011 heeft de heer Gravendeel aan de gemeente bericht dat de reparatie van de fietsbrug in eerste instantie de verantwoordelijkheid is van de gemeente en dat de gemeente na keuze van de uitvoerder van de reparatie van de fietsbrug de opdracht tot reparatie moet geven.
- Bij e-mail van 11 mei 2011 heeft de gemeente bericht dat de nog openstaande vragen van (naar de rechtbank begrijpt) Hollandia zijn doorgestuurd naar Rijkswaterstaat.
- Bij e-mail van 11 mei 2011 heeft de heer Gravendeel aangegeven die dag of de volgende dag de aanbiedingen van de twee potentiële reparateurs te verwachten.
- Bij e-mail van 12 mei 2011 heeft de gemeente de e-mail van antwoorden van Rijkswaterstaat doorgezonden naar de heer Gravendeel.
- Bij e-mail van 18 mei 2011 heeft de heer Gravendeel medegedeeld dat Doldrums van Avezaat en Hollandia een offerte heeft ontvangen en voorgesteld dat de gemeente beslist aan wie de opdracht tot reparatie zal worden gegeven.
- Bij e-mail van 19 mei 2011 heeft de heer Gravendeel gerefereerd aan zijn telefoongesprek met de gemeente van diezelfde ochtend en aangegeven dat besproken is dat de gemeente de opdracht tot herstel zal verstrekken aan Avezaat en aangegeven de offerte van het ingenieursbureau voor de coördinatie en begeleiding van de reparatie graag tegemoet te zien.
- Bij e-mails van 13 en 14 juli 2011 heeft de gemeente onder meer de heer Gravendeel uitgenodigd voor een overleg voor het maken van afspraken met betrekking tot het herstelplan.
- Bij e-mail van 14 juli 2011 heeft de heer Gravendeel aangegeven namens Doldrums bij dat overleg te zullen zijn.
- Bij e-mail van 1 november 2012 heeft de gemeente een overzicht van de totale kosten van de reparatie van de fietsbrug aan de heer Gravendeel toegezonden.
- Bij e-mail van 5 november 2012 heeft de heer Gravendeel aangegeven akkoord te gaan met de reparatiekosten van Avezaat en Brabotech, maar de kosten van de firma Westenberg inzake toezicht en advies en van de gemeente buitenproportioneel te vinden en heeft hij verzocht om alle onderliggende stukken.
- Bij e-mail van 13 november 2012 heeft de gemeente de gevraagde onderbouwingen van de uren toegestuurd.
- Bij e-mail van 5 december 2012 heeft de heer Gravendeel aangegeven niet akkoord te gaan met de kosten van Westenberg en de gemeente.
- Bij brief van 13 december 2012 heeft de gemeente een specificatie toegestuurd met betrekking de kosten van Westenberg en de gemeente.
- Bij e-mail van 9 januari 2012 heeft de gemeente de in haar brief van 13 december 2013 opgenomen specificatie nader toegelicht.
- Bij e-mail van 14 januari 2013 heeft de heer Gravendeel aangegeven bij zijn standpunt ten aanzien van de kosten van Westenberg en de gemeente te blijven.
- Bij e-mail van 16 april 2013 heeft de gemeente een uitsplitsing van de uren met betrekking tot de reparatie van de fietsbrug toegezonden.
- Bij e-mail van 3 mei 2012 heeft de heer Gravendeel herhaald de kosten van Westenberg en de gemeente buitenproportioneel te vinden en aangegeven bereid te zijn een bedrag van € 12.000,- op te nemen voor voornoemde kosten in zijn rapport.
- Bij e-mail van 22 mei 2013 heeft de gemeente bericht te begrijpen dat een gang naar de rechter de enige optie is om de schade geheel vergoed te krijgen en voorgesteld het verschil te delen.
- Bij e-mail van 31 mei 2013 heeft de heer Gravendeel aangegeven open te staan voor een claim inzake de kosten van Westenberg en de gemeente, maar dat er discussie is ten aanzien van de hoogte van deze kosten.
- Bij e-mail van 13 september 2013 heeft de heer Gravendeel medegedeeld zijn rapport te hebben ingediend bij Overvliet.
2.6.
Op 16 september 2013 heeft de gemeente telefonisch contact opgenomen met Overvliet. Overvliet heeft de gemeente toen medegedeeld dat zij het dossier heeft gesloten, omdat de vordering van de gemeente was verjaard.
2.7.
Bij brief van 14 februari 2014 aan Overvliet heeft de advocaat van de gemeente betwist dat de vordering van de gemeente is verjaard.
2.8.
Bij brief van diezelfde datum heeft de advocaat van de gemeente [gedaagden] gesommeerd tot vergoeding van de door de gemeente als gevolg van de aanvaring geleden schade ten bedrage van € 68.008,75.

3.Het geschil

3.1.1.
Gemeente Dongen vordert samengevat – hoofdelijke veroordeling van [gedaagden] tot betaling van € 68.044,65, vermeerderd met rente en kosten.
3.1.2.
De gemeente legt aan haar vordering het navolgende ten grondslag.
De aanvaring van het schip met de fietsbrug kan worden aangemerkt als een aanvaring in de zin van artikel 8:1001 jo 8:1002 BW. [gedaagde sub 1] is als eigenaresse van het schip op grond van artikel 8:1005 BW aansprakelijk voor de door de gemeente als gevolg van de aanvaring geleden schade. [gedaagde sub 2] is als bestuurder van het schip op grond van artikel 6:162 BW aansprakelijk voor de schade. [gedaagde sub 2] heeft niet de nodige veiligheidsnormen in acht genomen door de achterste spudpaal op het schip niet tijdig te laten zakken en met een te hoge snelheid op de fietsbrug af te varen, zodat de onrechtmatige gedraging hem op grond van schuld kan worden toegerekend.
De gemeente stelt dat haar vordering niet is verjaard. [gedaagden] hebben de gemeente doorverwezen naar Overvliet en Overvliet heeft de gemeente op haar beurt weer doorverwezen door Doldrums. De verjaring is gestuit door de correspondentie die heeft plaatsgevonden tussen de gemeente en Doldrums, waaronder de schriftelijke aanmaningen van de gemeente aan Doldrums, en de (gedeeltelijke) erkenning door Doldrums van de aansprakelijkheid en de schade.
Subsidiair stelt de gemeente dat een beroep van [gedaagden] op verjaring naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is. Zij stelt in dat kader dat [gedaagden] op de dag van de aanvaring de aansprakelijkheid hebben erkend, dat er slechts discussie tussen partijen bestond over (de hoogte van) de schadeposten, dat Overvliet de gemeente zonder voorbehoud heeft verwezen naar Doldrums en dat er intensief overleg heeft plaatsgevonden tussen de gemeente en Doldrums.
3.2.
[gedaagden] voeren het navolgende verweer.
In het onderhavige geval geldt de korte verjaringstermijn van twee jaar, omdat de bepalingen van aanvaring van toepassing zijn. De vordering van de gemeente is op grond van artikel 8:1790 BW verjaard. Nadat de aansprakelijkstelling door de gemeente in de brief aan Overvliet van 20 april 2011 hebben Overvliet of [gedaagden] tot september 2013 niets meer van de gemeente vernomen.
De communicatie die heeft plaatsgevonden tussen de gemeente en Doldrums stuit de verjaring niet omdat Doldrums alleen de taak had de omvang van de schade vast te stellen. Als expert ging hij niet over de aansprakelijkheid.
Doldrums heeft zich ook nimmer gepresenteerd als vertegenwoordiger van [gedaagden] dan wel Overvliet. De gemeente heeft zich bovendien richting Doldrums niet ondubbelzinnig op stuiting van de verjaring beroepen.
betwist voorts dat zij en/of Overvliet de aansprakelijkheid voor de schade hebben erkend.
Het beroep van [gedaagden] op verjaring is dan ook niet in strijd met de redelijkheid en billijkheid.
De aanvaring is voorts veroorzaakt door een technische storing en kan niet worden toegerekend aan de schipper, Tijsterman.

4.De beoordeling

4.1.
Tussen partijen is niet in geschil dat op het toebrengen van de schade aan de fietsbrug door het schip de bepalingen van artikel 8:1001 BW e.v. van toepassing zijn. Aangezien het hier schade als gevolg van een aanvaring met een binnenschip betreft, geldt ten aanzien van de vordering van de gemeente de verjaringstermijn van artikel 8:1793 BW. Dit is ook het geval voor zover de vordering is gegrond op een onrechtmatige daad van de schipper, [gedaagde sub 2] . De verjaringstermijn van twee jaar geldt dan ook.
Deze termijn begint met de dag volgend op de dag van het voorval. De tweejarige verjaringstermijn dus aangevangen op 17 april 2011. Dit betekent dat vóór 17 april 2013 een geldige stuitingshandeling moet hebben plaatsgevonden om verjaring van de rechtsvordering van de gemeente te voorkomen.
4.2.
Nadat [gedaagden] kort na de aanvaring de gemeente heeft verwezen naar hun assurantiemakelaar Overvliet, is er tussen de gemeente en [gedaagden] geen contact meer geweest. Tussen partijen staat vast dat Overvliet na deze verwijzing door [gedaagden] de behandeling van de schade als gevolg van de aanvaring van [gedaagden] heeft overgenomen. De gemeente heeft Overvliet bij brief van 20 april 2011 aansprakelijk gesteld voor de als gevolg van de aanvaring geleden schade. Dit betekent dat vóór 21 april 2013 opnieuw een geldige stuitingshandeling jegens Overvliet moet hebben plaatsgevonden om verjaring van de rechtsvordering van de gemeente te voorkomen.
Na voornoemde aansprakelijkstelling van de gemeente van 20 april 2011 heeft er tot 16 september 2013 geen contact meer plaatsgevonden tussen de gemeente en Overvliet. Gelet hierop kan in het midden blijven of [gedaagden] op de dag van de aanvaring aansprakelijkheid hebben erkend. Een erkenning direct na de aanvaring heeft geen invloed op de verjaring. Ook na erkenning kan een vordering verjaren.
Overvliet heeft in de tussenliggende periode nimmer nadrukkelijk aansprakelijkheid aanvaard, noch heeft zij richting de gemeente andere handelingen verricht waaruit de gemeente in redelijkheid kon afleiden dat Overvliet aansprakelijkheid erkende. De gemeente heeft na haar aansprakelijkstelling verder contact gehad met de door Overvliet ingeschakelde schade-expert, de heer Gravendeel van Boldrums.
4.3.
De gemeente heeft er in redelijkheid niet van mogen uitgaan dat de contacten met deze expert stuiting van de verjaring tot gevolg hadden. Zoals ook blijkt uit de e-mail van Overvliet aan de heer Gravendeel van 26 april 2011 (productie 7 bij dagvaarding) heeft Overvliet de heer Gravendeel verzocht om de schade aan de fietsbrug op te nemen en de omvang van de schade vast te stellen. Gesteld noch gebleken is dat Overvliet de gemeente heeft medegedeeld dat zij de beoordeling en beslissing omtrent de aansprakelijkheid van [gedaagden] jegens de gemeente op haar beurt verder overliet aan Boldrums. Dit heeft de gemeente ook niet kunnen afleiden uit de door haar met de heer Gravendeel van Boldrums gevoerde correspondentie. Deze correspondentie, verkort weergegeven bij de feiten onder 2.5, heeft slechts betrekking op de vaststelling van de omvang van de schade en de beoordeling door de heer Gravendeel van door de gemeente opgevoerde schadeposten. De aansprakelijkheidsvraag is daarbij niet aan de orde geweest.
De omstandigheid dat het voor de gemeente van meet af aan duidelijk was dat [gedaagden] aansprakelijk zijn voor de schade, heeft niet tot gevolg dat haar rechtsvordering niet kan verjaren en rechtvaardigt een beroep op de beperkende werking van de redelijkheid en billijkheid niet. Dat beroep wordt dan ook verworpen.
4.1.3.
Er is meer dan twee jaar is verstreken tussen de aansprakelijkstelling van de gemeente van 20 april 2011 en het beroep op verjaring door Overvliet in september 2013. Tussentijds heeft geen erkenning van aansprakelijkheid door of namens [gedaagden] plaatsgevonden en zijn geen stuitingshandelingen door de gemeente verricht. Dit betekent dat het vorderingsrecht van de gemeente op grond van artikel 8:1793 BW is verjaard en dat haar vordering reeds hierom dient te worden afgewezen.
4.2.
De gemeente zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten. Deze worden aan de zijde van [gedaagden] tot op heden begroot op:
  • griffierecht: € 1.892,-
  • salaris advocaat:
Totaal € 4.127,-.

5.De beslissing

De rechtbank:
5.1.
wijst de vorderingen van de gemeente af;
5.2.
veroordeelt de gemeente in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagden] tot op heden begroot op € 4.127,-;
5.3.
verklaart deze proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.A. Witsiers en in het openbaar uitgesproken op 16 december 2015.