Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.De procedure
2.De feiten
3.Het geschil
4.De beoordeling
€ 904,00( 2 punten x tarief II)
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak, die werd behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, ging het om een geschil tussen buren over de bevoegdheid tot het snoeien van overhangende takken van prunussen. De eiseres, wonende op een perceel nabij dat van de gedaagde, vorderde onder andere een verklaring voor recht dat er een erfdienstbaarheid was ontstaan tot het handhaven van de prunussen binnen twee meter van de erfafscheiding. De gedaagde had in het verleden snoeiwerkzaamheden uitgevoerd aan de bomen, wat leidde tot een conflict over de rechtmatigheid van deze handelingen. De rechtbank oordeelde dat de gedaagde, met instemming van de eigenaar, een beroep kon doen op artikel 5:44 BW, dat de bevoegdheid tot het snoeien van overhangende takken regelt. De rechtbank concludeerde dat de gedaagde niet in strijd met de wet had gehandeld en dat de eiseres onvoldoende bewijs had geleverd dat de bomen onherstelbaar beschadigd waren. De vorderingen van de eiseres werden grotendeels afgewezen, met uitzondering van de verklaring voor recht over de erfdienstbaarheid, die werd toegewezen. De eiseres werd veroordeeld in de proceskosten van de gedaagde.