ECLI:NL:RBZWB:2015:8608
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- M. Hopmans
- Rechtspraak.nl
Weigering homologatie akkoord in schuldsaneringsregeling en tussentijdse beëindiging
In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 23 december 2015 uitspraak gedaan over de homologatie van een akkoord in het kader van een schuldsaneringsregeling. De schuldenaar had een akkoord aangeboden dat een uitkering aan schuldeisers van € 4.104,00 omvatte, maar de rechtbank oordeelde dat de schuldenaar onvoldoende inzicht had gegeven in de te verwachten baten van de boedel. De rechtbank benadrukte dat de baten niet alleen de aanwezige activa op het moment van de aanbieding van het akkoord omvatten, maar ook toekomstige baten die bij voortzetting van de schuldsaneringsregeling te verwachten waren. De rechtbank concludeerde dat de schuldenaar niet de vereiste transparantie had geboden over zijn vermogen en inkomsten, wat leidde tot de conclusie dat het aangeboden akkoord als onzorgvuldig moest worden aangemerkt.
De rechtbank weigerde de homologatie van het akkoord op basis van artikel 338 jo 153 lid 2 van de Faillissementswet (Fw), omdat de baten van de boedel de bij het akkoord bedongen som aanmerkelijk te boven gingen. Daarnaast oordeelde de rechtbank dat de schuldenaar structureel tekort was geschoten in zijn verplichtingen uit hoofde van de schuldsaneringsregeling, wat leidde tot de tussentijdse beëindiging van deze regeling op grond van artikel 350 lid 3 sub c en d Fw. De rechtbank stelde vast dat er onvoldoende baten beschikbaar waren om de vorderingen van de schuldeisers te voldoen, waardoor geen faillissement volgde. De vergoeding voor de bewindvoerder werd vastgesteld op maximaal € 246,50, afhankelijk van het aanwezige actief.
De uitspraak werd gedaan door mr. M. Hopmans en is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier. Tegen deze uitspraak kan binnen acht dagen hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch, uitsluitend via een advocaat.