Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.Beslissing
2.Gronden
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 31 december 2015 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen een belanghebbende en de inspecteur van de Belastingdienst. De belanghebbende, die een eenmanszaak dreef, had bezwaar gemaakt tegen een informatiebeschikking die was afgegeven door de inspecteur met betrekking tot de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen over de jaren 2009 tot en met 2012, en de omzetbelasting over de periode van 1 januari 2009 tot en met 31 december 2013. De rechtbank heeft vastgesteld dat de belanghebbende zijn administratie had vernietigd en geen gebruik had gemaakt van de mogelijkheid om deze te reproduceren. De inspecteur had de informatiebeschikking genomen omdat de belanghebbende niet voldeed aan de administratieplicht zoals vastgelegd in de Algemene wet rijksbelastingen (AWR).
Tijdens de zitting op 18 december 2015 was de belanghebbende niet verschenen, ondanks dat hij tijdig was uitgenodigd. De rechtbank oordeelde dat de uitnodiging op juiste wijze was verzonden en dat de belanghebbende op de hoogte was van de zitting. De rechtbank heeft de bestreden uitspraak van de inspecteur bevestigd en het beroep van de belanghebbende ongegrond verklaard. De rechtbank zag geen aanleiding om de belanghebbende een herstelmogelijkheid te bieden, gezien de aard van de tekortkomingen. De uitspraak werd gedaan door mr. C.A.F.M. Stassen, rechter, en op dezelfde dag openbaar uitgesproken in aanwezigheid van mr. L. Arts, griffier.