In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, gaat het om een geschil tussen twee besloten vennootschappen, DMHV HOLDING BV en HOLLAND PROPERTY INVESTORS HOLDING BV, over de overdracht van aandelen. De eiseres, DMHV HOLDING BV, vordert de overname van aandelen door de gedaagde, HOLLAND PROPERTY INVESTORS HOLDING BV. De rechtbank heeft eerder een deskundige benoemd om de waarde van de aandelen te bepalen, maar DMHV heeft het voorschot voor de deskundige niet kunnen betalen vanwege financiële problemen. Hierdoor heeft de rechtbank besloten om de waarde van de aandelen zelfstandig vast te stellen op nihil.
De rechtbank overweegt dat DMHV, ondanks herhaalde kansen, niet in staat was om het voorschot te voldoen, wat resulteert in het ontbreken van een deskundigenrapport. De rechtbank concludeert dat de liquiditeitsproblemen van DMHV voor haar eigen rekening komen, vooral gezien het feit dat de procedure was gestart op basis van artikel 2:343 BW, dat een deskundigenonderzoek vereist bij onenigheid over de waarde van de aandelen. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen overeenstemming was over de waarde van de aandelen en dat de statuten of andere overeenkomsten geen duidelijke maatstaf boden.
Uiteindelijk heeft de rechtbank de vordering tot uittreding toegewezen, waarbij HOLLAND PROPERTY INVESTORS HOLDING BV werd veroordeeld tot de overname van alle 90 aandelen van DMHV, met de waarde vastgesteld op nihil. De proceskosten werden gecompenseerd, zodat elke partij zijn eigen kosten draagt. Dit vonnis is uitgesproken op 2 december 2015 door mr. H.A. Witsiers.