RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats: Middelburg
Parketnummer: 02-120239-15
proces-verbaal van de openbare zitting van de politierechter op 6 oktober 2015
politierechter: mr. G.H. Nomes
griffier: H. Holtgrefe
officier van justitie: mr. E. Verhoeven-Ivankovic
De zaak tegen verdachte wordt uitgeroepen.
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1991,
wonende te [woonplaats] , [adres] ,
Als raadsman van verdachte is aanwezig mr. H.M. Dunsbergen, advocaat te Breda.
De raadsman deelt mee uitdrukkelijk door verdachte te zijn gemachtigd de verdediging te voeren. De politierechter stemt daarmee in.
De officier van justitie draagt de zaak voor.
De politierechter deelt de korte inhoud mee van de stukken.
In dit proces-verbaal zijn verklaringen en mededelingen van de procesdeelnemers steeds zakelijk weergegeven.
Raadsman verklaart:
Cliënt doet nu de opleiding toerisme aan het Scalda. Cliënt heeft zijn leven veranderd en zijn opleiding is een positieve wending in zijn leven. Ik heb de nagekomen stukken binnen gekregen. In het dossier bevond zich ook e-mailcorrespondentie over het ontbrekende NFI-rapport.
De officier van justitie houdt haar requisitoir en voert aan:
Uit het dossier blijkt dat op 18 juni 2015 de verbalisant verdachte iets ziet overhandigen aan een andere man. Verdachte is ambtshalve bekend bij de verbalisant als dealer. Verdachte is staande gehouden. Vervolgens zijn er XTC pillen en hennep bij hem aangetroffen. Verdachte verklaart dat hij deze heeft gekocht voor zelfgebruik. Uit het onderzoek bleek dat de pillen een positieve reactie op MDMA gaven. Gelet op de testen en de verklaring van verdachte is het wettig en overtuigend bewezen dat hij 18 XTC pillen en 8,9 gram hennep voorhanden heeft gehad. Er is een e-mailbericht binnen gekomen over het NFI rapport. Het NFI heeft het rapport niet voor de zitting kunnen afronden. In mijn eis zal ik rekening houden met de documentatie van verdachte en het reclasseringsadvies, daarom wijk ik met mijn eis iets af van de richtlijnen. Ik verzoek u daarom een werkstraf op te leggen voor de duur van 80 uur voor feit 1 en een geldboete van 75 euro voor feit 2.
De officier van justitie legt de vordering aan de politierechter over.
De raadsman houdt zijn pleidooi en voert aan:
De verbalisant constateert dat cliënt iets uit zijn broekzak haalt. Is dat een redelijk vermoeden van schuld? Ik heb niet in het dossier terug kunnen lezen of er eerst gevraagd is aan cliënt wat er is gebeurd, hij werd gelijk staande gehouden. Een redelijk vermoeden van schuld is meer dan alleen een algemeen vermoeden. Het redelijk vermoeden van schuld is ten onrechte aangenomen. Er is sprake van een vormverzuim in het voorbereidend onderzoek in de zin van artikel 359a Wetboek van Strafvordering. Het bewijs moet worden uitgesloten en mijn cliënt moet worden vrijgesproken.
Als u dit verweer niet honoreert dan is de vraag of feit 1 wettig en overtuigend bewezen is. Waren het 18 pillen en welke stof bevatten deze pillen? Een indicatieve test is op zichzelf niet voldoende, ik verwijs u naar de jurisprudentie. De test is slechts een indicatie. Het rapport van de NFI is daarvoor nodig maar het rapport ontbreekt in het dossier. Ik verwijs u naar de e-mailcorrespondentie uit het dossier. U kunt daar lezen: ‘als het niet bij de stukken zit, dan…?? Mijn antwoord op deze vraag is: te weinig bewijs en dus vrijspraak voor feit 1. De verklaring van cliënt bij de politie zegt ook niets als er geen ander bewijs is.
Feit 2 is een overtreding. Het forum waar dit feit is aangebracht is onjuist als je kijkt naar de richtlijn. Ook al zou mijn cliënt een recidivist zijn maar dit is hij echter niet. De aangetroffen hennep is bij elkaar minder dan 30 gram en dan is het geen misdrijf maar een overtreding. Dit had aangebracht moeten worden op een OM-zitting, hooguit bij de kantonrechter. Ik verzoek u daarom dan ook de officier van justitie niet-ontvankelijk te verklaren.
De officier van justitie voert in repliek aan:
U brengt naar voren dat er geen sprake is van een redelijk vermoeden. Ik wil u verwijzen naar het proces-verbaal van bevindingen waarin uitvoerig staat beschreven dat het de verbalisanten ambtshalve bekend is dat verdachte drugsoverlast veroorzaakt. De verbalisanten waren op dat moment met de controle op drugsoverlast bezig. Ook weten de verbalisanten dat verdachte drugsverslaafd is. Het redelijk vermoeden van schuld is dus aanwezig en er is geen sprake van een vormverzuim. Tevens zou bewijsuitsluiting een te vergaande consequentie zijn, dan zou ik eerder denken aan matiging van de straf.
Ik vind het vervelend het NFI-rapport nog ontbreekt. Ik verzoek de politierechter dan ook om de zaak aan te houden en het rapport alsnog af te wachten.
Ten aanzien van het tweede feit: volgens de richtlijnen mag het Openbaar Ministerie gelet op het bepaalde in de Opiumwet dit feit samen met een ander feit bij de politierechter aanbrengen.
De raadsman voert in dupliek aan:
Ook al is het de verbalisanten ambtshalve bekend dat cliënt bekend staat om drugsoverlast, dan merk ik toch op dat hij niet in het strafrechtelijk kader veroordeeld is in verband met de Opiumwet. Er is veel te kort door de bocht gerechercheerd. Onder deze omstandigheden is er sprake van vormverzuim en blijf ik bij mijn verzoek om bewijs uit te sluiten en cliënt vrij te spreken.
Ik verzet mij ertegen dat de zaak wordt aangehouden. Het Openbaar Ministerie heeft de zaak zelf aangebracht. Het Openbaar Ministerie wist dat er geen NFI-rapport was, de zitting gaat toch door. Nu pas verzoeken om aanhouding van de zaak? Ik zie dit eerder als reden voor vrijspraak en niet als reden voor aanhouding.
De politierechter wijst het verzoek om aanhouding af omdat hij voldoende is voorgelicht om tot een oordeel te komen, sluit het onderzoek en doet meteen mondeling uitspraak.
aantekening van het mondeling vonnis d.d. 13 oktober 2015