ECLI:NL:RBZWB:2015:8474

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
7 oktober 2015
Publicatiedatum
29 december 2015
Zaaknummer
C/02/288689 / HA ZA 14-738
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot wijziging van een spaarpolis na beëindiging van een affectieve relatie

In deze zaak vorderde eiseres, die een spaarpolis had afgesloten bij ASR, medewerking van gedaagde tot wijziging van de polis. Eiseres en gedaagde hadden een affectieve relatie die eindigde in 2005. In de polis was gedaagde als begunstigde vermeld, maar hij weigerde medewerking te verlenen aan de wijziging van de polis. De rechtbank onderzocht de bedoeling achter de afsluiting van de polis en oordeelde dat het sparen centraal stond, niet de verzorging van gedaagde. De rechtbank wees de vordering van eiseres toe, waarbij gedaagde geen recht had op de helft van de waarde van de polis. De rechtbank oordeelde dat gedaagde geen rechtens te respecteren belang had bij het onthouden van zijn medewerking aan de wijziging van de polis, aangezien de polis primair bedoeld was voor het aan eiseres uit te keren kapitaal. Gedaagde werd veroordeeld om zijn medewerking te verlenen aan de wijziging van de polis en een dwangsom van € 100 per dag werd opgelegd indien hij niet binnen 14 dagen na betekening van het vonnis zou voldoen. De voorwaardelijke vordering in reconventie van gedaagde werd afgewezen, en hij werd veroordeeld in de proceskosten van eiseres.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Handelsrecht
Middelburg
zaaknummer / rolnummer: C/02/288689 / HA ZA 14-738
Vonnis van 7 oktober 2015
in de zaak van
[eiseres],
wonende te [woonplaats] ,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. J.C. Bolte te Bilthoven,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde in conventie,
eiser in reconventie,
advocaat mr. L.E. van Hevele te Oostburg.
Partijen zullen hierna [eiseres] en [gedaagde] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 21 januari 2015
  • het proces-verbaal van comparitie van 23 maart 2015
  • de conclusie van antwoord in reconventie
  • de brief d.d. 3 juli 2015 van mr. Bolte
  • de brief d.d. 8 juli 2015 van mr. Van Hevele.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Partijen hebben, zonder enige daaraan ten grondslag liggende contractuele verbondenheid, een affectieve relatie met elkaar gehad, welke is verbroken in juli 2005.
2.2.
Gedurende de relatie woonden partijen samen in de woning die in eigendom toebehoorde aan [eiseres] .
2.3.
[eiseres] heeft een spaarpolis bij ASR lopen met polisnummer [nummer] . De ingangsdatum van deze polis is 15 december 1995. In deze polis is verzekerd het door de verzekeraar belegde kapitaal op basis van de betaalde premies bij in leven zijn van de verzekerde met open einddatum of na overlijden van de verzekerde voor 15 januari 2036. [eiseres] is verzekerde en verzekeringnemer. De polis vermeldt dat uitkering na overlijden van de verzekerde zal geschieden aan [gedaagde] .
2.4.
[eiseres] wil het opgebouwde kapitaal van de spaarpolis aan haar laten uitkeren. Daartoe is wijziging van de polis nodig, waartoe medewerking van [gedaagde] als mede-verzekeringnemer is vereist.

3.Het geschil

in conventie en in voorwaardelijke reconventie

3.1.
[eiseres] vordert samengevat - [gedaagde] te verplichten om zijn medewerking te verlenen aan de wijziging van de polis met nummer [nummer] door zijn akkoord te geven aan de afstand van zijn recht als tweede verzekeringnemer alsook van zijn begunstiging, op straffe van een dwangsom van € 100,-- per dag indien hij niet binnen 14 dagen na betekening van het vonnis daaraan zijn medewerking verleent.
Zij stelt daartoe dat [gedaagde] ten opzichte van haar geen rechtens te respecteren belang heeft voor het onthouden van zijn medewerking aan het afstand doen van zijn registratie op de polis als verzekeringnemer en begunstigde, nu de polis uitsluitend was bedoeld voor het aan haar uit te keren kapitaal en [gedaagde] slechts ten tijde van de samenwoning begunstigde was voor wat betreft het risicogedeelte van de polis. [eiseres] verwijst daarbij naar de door haar overgelegde verklaring van financieel adviseur [naam] . Zij betwist dat [gedaagde] recht heeft op de helft van het opgebouwde kapitaal en stelt dat zij, nu zij ten tijde van de samenwoning 80 à 90% van de kosten betaalde, de kapsalon draaide en het risico droeg, haar onderhoudsverplichting ten opzichte van [gedaagde] al naar behoren is nagekomen.
3.2.
[gedaagde] voert verweer. Hij stelt recht te hebben op de helft van de waarde van de polis per 1 januari 2005, omdat hij tweede verzekeringnemer is en het bij het aangaan van de polis kennelijk de bedoeling van partijen was hem bij overlijden van [eiseres] voor 15 januari 2036 niet onverzorgd achter te laten. Volgens [gedaagde] heeft [eiseres] dankzij zijn inspanningen ten tijde van de samenwoning de premie kunnen voldoen en zo kapitaal kunnen opbouwen, waardoor het redelijk is dat hij daarvoor beloond wordt middels de, door hem in voorwaardelijke reconventie gevorderde, helft van de opgebouwde waarde van de polis per 1 januari 2005, zijnde een bedrag van € 10.641,50, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 7 januari 2015 tot de dag der algehele voldoening.

4.De beoordeling

in conventie en in (voorwaardelijke) reconventie

4.1.
Opgemerkt wordt dat dit vonnis wordt gewezen door een andere rechter dan de rechter ten overstaan van wie de comparitie is gehouden. Partijen zijn verzocht zich uit te laten over de wenselijkheid van een voortzetting van een nadere mondelinge behandeling ten overstaan van de rechter die thans het vonnis wijst. Beide partijen hebben meegedeeld hieraan geen behoefte te hebben.
4.2.
[eiseres] vordert medewerking van [gedaagde] aan wijziging van de polis. Gezien het verweer van [gedaagde] en zijn voorwaardelijke eis in reconventie, is in feite tussen partijen in geschil of [gedaagde] aanspraak kan maken op de helft van de waarde van het opgebouwde kapitaal van de verzekeringspolis per 1 januari 2005. De grondslag daarvoor zou moeten zijn de redelijkheid. De rechtbank volgt dit standpunt van [gedaagde] niet en overweegt daartoe als volgt.
4.3.
Blijkens de polisstukken is sprake van een gemengde verzekering. De verzekering bestaat uit twee onderdelen, namelijk de uitkering bij leven: het spaardeel, en de uitkering na overlijden: het risicodeel. [eiseres] is, gelet op clausuleblad 765 de verzekeringnemer voor de verzekering die ziet op uitkering bij leven, en [gedaagde] is de verzekeringnemer voor de verzekering die ziet op uitkering bij overlijden van de verzekerde, dus na overlijden van [eiseres] .
4.4.
Gelet op de tekst van de polis en de daarbij behorende bijlagen en de door [eiseres] overgelegde verklaring van de heer [naam] , waarvan de inhoud door [gedaagde] niet gemotiveerd is betwist, is de rechtbank van oordeel dat de verzekering destijds primair een spaardoel had ten behoeve van [eiseres] en niet is gesloten met het doel [gedaagde] na overlijden verzorgd achter te laten. Voor zover er al een verzorgingskarakter aan de uitkering bij overlijden kan worden toegekend, dan kan [gedaagde] daar thans geen beroep meer op doen. De ratio achter het gegeven dat hij als verzekeringnemer op de polis staat vermeld bij overlijden van [eiseres] , is komen te vervallen door het beëindigen van de relatie tussen partijen 10 jaar geleden. Aan de hand van de stellingen van partijen staat ook vast dat [eiseres] steeds alle verzekeringspremies heeft betaald. [gedaagde] is slechts voor het risicodeel tweede verzekeringnemer geworden omwille van de premiesplitsing. [eiseres] is enige verzekeringnemer voor de uitkering bij leven.
4.5.
[gedaagde] heeft zijn stelling dat [eiseres] dankzij zijn inspanningen in staat was de premie te voldoen en kapitaal op te bouwen, tegenover de gemotiveerde betwisting door [eiseres] , onvoldoende onderbouwd. [eiseres] heeft namelijk onweersproken gesteld dat zij 80 à 90% van de kosten van de gemeenschappelijke huishouding op zich heeft genomen ten tijde van de samenwoning. Bovendien heeft [gedaagde] ter comparitie erkend dat hij in de periode dat partijen samen waren heeft kunnen sparen van het door hem verdiende loon. Aldus is niet komen vast te staan dat [eiseres] het kapitaal heeft kunnen opbouwen mede dankzij de inspanningen van [gedaagde] .
4.6.
Uit het vorenstaande volgt dat [gedaagde] geen aanspraak toekomt op de helft van de waarde van de polis per 1 januari 2005. Nu door hem overigens geen verweer is gevoerd tegen de door [eiseres] gevorderde medewerking, en de rechtbank, gezien hetgeen zij hiervoor heeft overwogen, van oordeel is dat [eiseres] rechthebbende is op de waarde van de polis, zal haar vordering op onderstaande wijze worden toegewezen. De mede gevorderde dwangsom zal daarbij worden beperkt tot een bedrag van € 10.000,--.
4.7.
De voorwaardelijke vordering in reconventie zal, gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, worden afgewezen.
4.8.
[gedaagde] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [eiseres] worden begroot op:
- dagvaarding € 93,80
- griffierecht € 282,00
- salaris advocaat conv. € 904,00 (1,0 punt × tarief €452,00)
- salaris advocaat reconv.
€ 452,00(2 punten x factor 0,5 x tarief € 452,00)
Totaal € 1.731,80

5.De beslissing

De rechtbank
in conventie
5.1.
verplicht [gedaagde] om zijn medewerking te verlenen aan de wijziging van de polis door zijn akkoord te geven aan de afstand van zijn recht als tweede verzekeringnemer alsook van zijn begunstiging,
5.2.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiseres] een dwangsom te betalen van € 100,-- voor iedere dag dat hij niet aan de in 5.1 uitgesproken hoofdveroordeling voldoet, indien [gedaagde] niet binnen 14 dagen na betekening van dit vonnis daaraan zijn medewerking verleent, tot een maximum van € 10.000,-- is bereikt,
in conventie en in reconventie
5.3.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van [eiseres] tot op heden begroot op € 1.731,80,
5.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
5.5.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.K. van der Lende-Mulder Smit en in het openbaar uitgesproken op 7 oktober 2015 [1]

Voetnoten

1.type: aij