In deze zaak vorderde eiseres, die een spaarpolis had afgesloten bij ASR, medewerking van gedaagde tot wijziging van de polis. Eiseres en gedaagde hadden een affectieve relatie die eindigde in 2005. In de polis was gedaagde als begunstigde vermeld, maar hij weigerde medewerking te verlenen aan de wijziging van de polis. De rechtbank onderzocht de bedoeling achter de afsluiting van de polis en oordeelde dat het sparen centraal stond, niet de verzorging van gedaagde. De rechtbank wees de vordering van eiseres toe, waarbij gedaagde geen recht had op de helft van de waarde van de polis. De rechtbank oordeelde dat gedaagde geen rechtens te respecteren belang had bij het onthouden van zijn medewerking aan de wijziging van de polis, aangezien de polis primair bedoeld was voor het aan eiseres uit te keren kapitaal. Gedaagde werd veroordeeld om zijn medewerking te verlenen aan de wijziging van de polis en een dwangsom van € 100 per dag werd opgelegd indien hij niet binnen 14 dagen na betekening van het vonnis zou voldoen. De voorwaardelijke vordering in reconventie van gedaagde werd afgewezen, en hij werd veroordeeld in de proceskosten van eiseres.