In deze zaak vorderden eisers, wonende te [woonplaats], dat de rechtbank Bouwbedrijf Boogert B.V. veroordeelt tot betaling van een bedrag van € 40.208,68 aan hoofdsom en € 1.424,82 aan buitengerechtelijke incassokosten, vermeerderd met rente en kosten voor conservatoir beslag. De eisers stelden dat er een overeenkomst tot gezamenlijke realisatie van 10 koopwoningen was gesloten. In het incident voerde Boogert aan dat de rechtbank zich onbevoegd moest verklaren, omdat er een arbitraal beding zou zijn opgenomen in de Technische Omschrijving 2014, die onderdeel uitmaakte van de overeenkomst. De rechtbank oordeelde dat de Technische Omschrijving 2014 wel degelijk onderdeel van de overeenkomst was, maar dat de bepalingen uit de Garantie- en waarborgregeling en de Modelovereenkomst niet van toepassing waren op de relatie tussen eisers en Boogert. De rechtbank concludeerde dat er geen arbitrage was overeengekomen en dat zij bevoegd was om van het geschil kennis te nemen. De exceptie van onbevoegdheid werd afgewezen en Boogert werd veroordeeld in de proceskosten van het incident.