ECLI:NL:RBZWB:2015:8417

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
21 december 2015
Publicatiedatum
28 december 2015
Zaaknummer
AWB 15_5035
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen besluit inzake bijstandsuitkering en verplichtingen uit plan van aanpak

In deze zaak heeft eiser beroep ingesteld tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Terneuzen, dat op 9 juni 2015 is genomen. Dit besluit betreft de voortzetting van eisers bijstandsuitkering onder de verplichting om een ondertekend plan van aanpak na te komen. Eiser, die sinds 1 december 2014 een bijstandsuitkering ontvangt, heeft de wens om een eigen onderneming te starten, specifiek een kebabzaak, en heeft een ondernemingsplan in concept opgesteld. Hij stelt dat het plan van aanpak hem belemmert in het starten van zijn onderneming en dat hij onvoldoende ondersteuning van het college ontvangt.

Tijdens de zitting op 9 december 2015 heeft eiser verklaard dat hij financiële ondersteuning van het college wenst voor de digitalisering van zijn ondernemingsplan en de kosten van een boekhouder. De rechtbank heeft echter vastgesteld dat het bestreden besluit geen betrekking heeft op deze verzoeken en dat eiser niet is belemmerd in zijn mogelijkheden om aan zijn plan van aanpak te werken. De rechtbank heeft overwogen dat eiser niet vrijgesteld kan worden van de verplichtingen uit het plan van aanpak, aangezien hij niet heeft aangetoond dat deze verplichtingen hem belemmeren in het opstellen van zijn ondernemingsplan.

De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan op 21 december 2015 door mr. W. Toekoen, rechter, in aanwezigheid van mr. M.I.P. Buteijn, griffier. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummers: BRE 15/5035 PW

uitspraak van 21 december 2015 van de enkelvoudige kamer in de zaken tussen

[naam eiser] , te [woonplaats] , eiser,

gemachtigde: mr. J.G. Hage,
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Terneuzen(college), verweerder.

Procesverloop

Eiser heeft beroep ingesteld tegen het besluit van 9 juni 2015 (bestreden besluit) van het college inzake het continueren van eisers bijstandsuitkering onder de verplichting dat
uitvoering wordt gegeven aan het ondertekende plan van aanpak.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden in Middelburg op 9 december 2015. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door [naam persoon1] .

Overwegingen

1. Op grond van de stukken en de behandeling ter zitting gaat de rechtbank uit van de volgende feiten en omstandigheden.
Eiser ontvangt sinds 1 december 2014 een bijstandsuitkering naar de norm van een alleenstaande. Hij wil een eigen onderneming starten (een kebabzaak) en is voornemens een ondernemingsplan te schrijven. Hij wenst dit te doen met behoud van uitkering, en met vrijstelling van arbeidsverplichtingen.
Bij besluit van 12 februari 2015 (primair besluit) heeft het college besloten om eisers bijstandsuitkering ongewijzigd voort te zetten, met de verplichting dat eiser zijn volledige medewerking verleent aan de uitvoering van het door hem ondertekende plan van aanpak. Uit dit plan volgt onder meer dat eiser niet is vrijgesteld van zijn arbeidsverplichtingen tijdens het schrijven van zijn ondernemingsplan.
Bij het bestreden besluit heeft het college de bezwaren van eiser tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
2. Eiser stelt – samengevat – dat het plan van aanpak eraan in de weg staat dat door hem een onderneming kan worden gestart, en dat hij onvoldoende ondersteuning krijgt van het college.
3. Ingevolge artikel 9, eerste lid aanhef en onder b, van de Participatiewet bepaalt dat de belanghebbende van 18 jaar of ouder doch jonger dan de pensioengerechtigde leeftijd, vanaf de dag van melding als bedoeld in artikel 44, tweede lid, verplicht is gebruik te maken van een door het college aangeboden voorziening, waaronder begrepen sociale activering, gericht op arbeidsinschakeling, alsmede mee te werken aan een onderzoek naar zijn mogelijkheden tot arbeidsinschakeling en, indien van toepassing, mee te werken aan het opstellen, uitvoeren en evalueren van een plan van aanpak als bedoeld in artikel 44a.
4. Eiser heeft ter zitting verklaard dat hij met deze beroepsprocedure beoogt te bereiken dat hij financiële ondersteuning krijgt van het college bij de voltooiing van zijn ondernemingsplan. Hij heeft dat ondernemingsplan reeds in concept op papier opgesteld. Wat nog moet geschieden is dat het plan gedigitaliseerd wordt en dat een boekhouder dat plan beoordeelt. Eiser wil dat het college aan hem geld geeft voor de koop van een computer waarmee hij het ondernemingsplan kan digitaliseren en de betaling van de kosten van een boekhouder. De rechtbank stelt vast dat het in deze procedure ter beoordeling voorliggende besluit geen betrekking heeft op deze aspecten. De rechtbank zal daarom niet treden in de beoordeling van deze gronden.
5. In het bestreden besluit is bepaald dat eiser gehouden is de verplichtingen uit het door hem ondertekende plan van aanpak na te komen. Ten aanzien van dat plan heeft eiser ter zitting verklaard dat hij vanaf het moment dat hij is begonnen met het schrijven van zijn ondernemingsplan hij door het college alleen is gehouden aan de sollicitatieverplichtingen. Gesteld noch gebleken is dat eiser door die verplichtingen onvoldoende gelegenheid heeft gehad om aan zijn plan van aanpak te werken. Hieruit volgt dat eiser ondanks de verplichtingen van dat plan niet is belemmerd in zijn wens om een ondernemingsplan op te stellen. Eisers grond dat hij vrijgesteld had behoren te worden van het plan van aanpak voor het kunnen schrijven van een ondernemingsplan treft dan ook geen doel.
6. Het beroep zal ongegrond worden verklaard. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W. Toekoen, rechter, in aanwezigheid van
mr. M.I.P. Buteijn, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 21 december 2015.
griffier rechter
Griffier is buiten staat deze uitspraak mede te ondertekenen.
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.