ECLI:NL:RBZWB:2015:8153

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
10 december 2015
Publicatiedatum
22 december 2015
Zaaknummer
AWB 15_3740
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep van politieambtenaar tegen ingangsdatum periodieken in verband met Onvermijdelijk Verzwarende Werkomstandigheden (OVW)

In deze zaak heeft een politieambtenaar beroep ingesteld tegen het besluit van de korpschef van politie inzake de ingangsdatum van aan hem toegekende periodieken in verband met Onvermijdelijk Verzwarende Werkomstandigheden (OVW). De rechtbank heeft vastgesteld dat de ambtenaar op 1 juni 2010 in dienst is getreden en dat de periodiekmaand in dat besluit is vastgesteld op juni. De ambtenaar heeft geen bezwaar gemaakt tegen dit besluit, waardoor het formele rechtskracht heeft verkregen. De rechtbank heeft geoordeeld dat het nalaten van de ambtenaar om bezwaar te maken tegen de salarisstrook niet leidt tot niet-ontvankelijkheid van zijn beroep. De rechtbank heeft ook overwogen dat de ambtenaar pas later is geconfronteerd met het belang van de juiste periodiekmaand, maar dat dit de formele rechtskracht van het wijzigingsbesluit niet aantast. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard, omdat de korpschef terecht is uitgegaan van de periodiekmaand juni bij de toekenning van de OVW-periodieken. De beslissing is openbaar uitgesproken op 10 december 2015.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 15/3740 AW

uitspraak van 10 december 2015 van de meervoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiser], te [woonplaats], eiser,

en

de korpschef van politie, verweerder,

gemachtigde: mr. B.M.H.J. Gossen.

Procesverloop

Eiser heeft beroep ingesteld tegen het besluit van 23 april 2015 (bestreden besluit) van de korpschef inzake de ingangsdatum van aan eiser toegekende periodieken in verband met Onvermijdelijk Verzwarende Werkomstandigheden (OVW).
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden in Breda op 4 november 2015. Eiser is verschenen, bijgestaan door [naam vertegenwoordiger1]. De korpschef heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Op grond van de stukken en de behandeling ter zitting gaat de rechtbank uit van de volgende feiten en omstandigheden.
Eiser is sinds januari 1993 werkzaam als politiefunctionaris. Na het vervullen van meerdere functies bij rechtsvoorgangers van de korpschef is eiser, bij besluit van 17 mei 2010, met ingang van 1 juni 2010 door de korpsbeheerder van de politieregio Midden en West Brabant aangesteld in een functie in dienst van die politieregio. De periodiekmaand is in dat besluit vastgesteld op juni. Eiser heeft tegen dat besluit geen bezwaar gemaakt.
Eiser heeft op 20 januari 2015 bezwaar gemaakt tegen zijn salarisstrook van december 2014. Volgens eiser is uitgegaan van een onjuiste periodiekdatum en had uitgegaan moeten worden van de datum 1 januari. Hij heeft verwezen naar het besluit waarin zijn salarisanciënniteit is vastgesteld vanaf 1 januari 1993.
Bij het bestreden besluit heeft de korpschef eisers bezwaar ongegrond verklaard.
2. Eiser heeft in beroep, samengevat, uiteengezet welke werkzaamheden hij in de loop der jaren heeft verricht in dienst van de rechtsvoorgangers van de korpschef. Hij heeft aangevoerd dat hij op 1 juni 2010 terugkeerde in de regio Midden en West Brabant, dat toen de anciënniteitsmaand juni is vermeld en dat hij daar geen bezwaar tegen heeft gemaakt omdat hij daar toen geen reden toe zag. Bij het opstellen van de akte van aanstelling zijn toen, volgens eiser, het zorgvuldigheidsbeginsel en het rechtszekerheidsbeginsel geschonden. Met het oog op de algemene beginselen van behoorlijk bestuur meent eiser dat de werkgever toen heeft verzuimd om daarin duidelijkheid te geven. Eiser stelt dat op grond van de redelijkheid en de billijkheid de OVW-periodieken berekend hadden moeten worden vanaf januari 2012.
3. De rechtbank staat eerst, ambtshalve, stil bij de ontvankelijkheid van eisers bezwaar tegen de salarisstrook. Daarbij zijn de volgende wetsbepalingen van belang.
In artikel 8:2, eerste lid, aanhef en onderdeel a, aanhef en onder 1˚, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is bepaald, voor zover hier van belang, dat met een besluit wordt gelijkgesteld een andere handeling van een bestuursorgaan waarbij een ambtenaar als bedoeld in artikel 1 van de Ambtenarenwet belanghebbende is.
In artikel 6:7 van de Awb is de termijn voor het indienen van een bezwaar- of beroepschrift vastgesteld op zes weken.
Uit de salarisstrook van juni 2014 blijkt dat reeds in die maand een ‘herrekening van OVW-periodieken’ en een daaruit voortvloeiende nabetaling hebben plaatsgevonden. Dit doet de vraag rijzen of eiser, met het oog op het bepaalde in artikel 8:2 van de Awb, niet al naar aanleiding van de salarisstrook van juni 2014 bezwaar had moeten maken, en of de bezwaartermijn op 20 januari 2015 niet verstreken was.
Die vraag is ter zitting besproken. De gemachtigde van de korpschef heeft verklaard dat de ambtenaren in februari 2014 over het tijdpad met betrekking tot de OVW-periodieken zijn geïnformeerd. In juni 2014 zouden voorschotten worden uitgekeerd, vervolgens zou in december 2014 een brief worden verzonden met uitleg over de salarisstroken en na die brief zou, volgens de informatieverschaffing door de korpschef, bezwaar gemaakt kunnen worden. Eiser heeft de beschreven toedracht bevestigd en de rechtbank zal daarvan uitgaan.
De rechtbank overweegt dat, als sprake is geweest van termijnoverschrijding, die overschrijding verschoonbaar is in verband met de hiervoor beschreven gang van zaken en de door de korpschef aan – onder meer eiser - verstrekte informatie. De korpschef heeft het bezwaar dan ook terecht ontvankelijk geacht en inhoudelijk beoordeeld.
4. Vaststaat dat de periodiekmaand van belang is bij de berekening van eisers OVW-aanspraken.
De nu voor eiser geldende periodiekmaand juni is vastgesteld bij besluit van 17 mei 2010. Nu eiser tegen dat besluit geen bezwaar heeft gemaakt heeft dat besluit formele rechtskracht verkregen. Eiser heeft verklaard dat hij in 2010 geen reden zag om bezwaar te maken. De rechtbank overweegt dat het feit dat eiser pas later is geconfronteerd met het belang dat hij heeft bij het hanteren van de volgens hem juiste periodiekmaand januari de formele rechtskracht niet aantast. De korpschef is bij de toekenning van OVW-periodieken terecht uitgegaan van de periodiekmaand juni en wat eiser heeft aangevoerd geeft geen aanleiding tot het oordeel dat het salaris over de maand december 2014, wat betreft de OVW-periodieken, niet juist is berekend.
5.
Het beroep zal ongegrond worden verklaard.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.Z.B. Sterk, voorzitter, en mr. R.P. Broeders en mr. E.S.M. van Bergen, leden, in aanwezigheid van mr. P. Oudkerk, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 10 december 2015.
griffier voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.