ECLI:NL:RBZWB:2015:811
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening inzake ontslag van politieambtenaar
Op 11 februari 2015 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak waarin verzoekster, een politieambtenaar, een voorlopige voorziening heeft gevraagd tegen het besluit van de korpschef van politie, dat haar op 30 september 2014 ontslag had verleend. Verzoekster heeft eerder al een voorlopige voorziening aangevraagd, maar deze was op 30 juni 2014 afgewezen. In haar nieuwe verzoek stelde zij dat er belangrijke wijzigingen waren in de feiten en omstandigheden, maar de voorzieningenrechter oordeelde dat deze wijzigingen niet substantieel genoeg waren om het verzoek te honoreren.
De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat verzoekster niet met nieuwe feiten of omstandigheden kwam die een herziening van de eerdere uitspraak rechtvaardigden. De argumenten van verzoekster, waaronder de schending van het beginsel van hoor en wederhoor en onvolkomenheden in het dossier, werden door de voorzieningenrechter niet als voldoende overtuigend beschouwd. De rechter benadrukte dat verzoekster de mogelijkheid had om deze punten eerder aan te kaarten tijdens de vorige procedure.
Uiteindelijk heeft de voorzieningenrechter het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen, met de overweging dat er geen sprake was van belangrijke wijzigingen die een nieuwe beoordeling rechtvaardigden. De uitspraak werd gedaan door mr. M. Breeman, in aanwezigheid van griffier mr. A.J.M. van Hees, en is openbaar uitgesproken op dezelfde datum.