Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
[gedaagde sub 2],
1.De procedure
- het tussenvonnis van 22 oktober 2014
- het proces-verbaal van comparitie van 28 november 2014.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, staat de aansprakelijkheid van de bestuurders van de vennootschap Valar Groep centraal. Eiseres, Helion Chemie BV, vordert betaling van een bedrag van € 51.858,- van gedaagden, Invent Business Software BV en [gedaagde sub 2], op grond van onrechtmatige daad. De rechtbank oordeelt dat de bestuurders een persoonlijk ernstig verwijt kan worden gemaakt indien zij wisten of redelijkerwijs hadden behoren te weten dat Valar Groep, anders dan zij aan de Kamer van Koophandel opgaven, wel baten had. De rechtbank verwijst naar het arrest van de Hoge Raad in de zaak 'Ontvanger - Roelofsen' en stelt vast dat het achterwege laten van vereffening door de bestuurders kan leiden tot onverhaalbaarheid van de vordering van Helion Chemie.
De rechtbank onderzoekt of de bestuurders op de hoogte waren van de financiële situatie van Valar Groep ten tijde van de ontbinding. Helion Chemie stelt dat er nog vlottende activa waren, maar de rechtbank kan niet vaststellen dat deze activa ten tijde van de ontbinding nog aanwezig waren. De rechtbank concludeert dat de bestuurders niet onrechtmatig hebben gehandeld, omdat er geen causaal verband is tussen het achterwege laten van vereffening en de schade van Helion Chemie. De vordering van Helion Chemie wordt afgewezen, en zij wordt veroordeeld in de proceskosten van de gedaagden.
De uitspraak benadrukt de zorgvuldigheid die bestuurders in acht moeten nemen bij het ontbinden van een vennootschap en de gevolgen van het niet vereffenen van activa voor de schuldeisers. De rechtbank wijst op de noodzaak voor bestuurders om zich bewust te zijn van hun verantwoordelijkheden en de mogelijke aansprakelijkheid die voortvloeit uit hun handelen of nalaten.