In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 27 november 2015 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiseres en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Loon op Zand. Eiseres had beroep ingesteld tegen het besluit van 22 april 2015, waarbij haar maatwerkvoorziening voor hulp bij het huishouden werd ingetrokken. De rechtbank oordeelde dat het college onvoldoende onderzoek had verricht naar de omstandigheden van eiseres en of zij met de algemene voorziening voor huishoudelijke hulp voldoende werd gecompenseerd. De rechtbank stelde vast dat er geen adequaat onderzoek had plaatsgevonden en dat het college de verantwoordelijkheid voor het onderzoek niet kon overlaten aan de zorgaanbieder. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond, vernietigde het bestreden besluit en droeg het college op om een nieuw besluit te nemen met inachtneming van deze uitspraak. Tevens werd een voorlopige voorziening getroffen, waardoor eiseres recht bleef houden op 5 uur huishoudelijke zorg per week tot het nieuwe besluit was genomen. De rechtbank veroordeelde het college tot vergoeding van de proceskosten van eiseres en het griffierecht.