In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 1 december 2015 uitspraak gedaan in een geschil tussen een belanghebbende en de heffingsambtenaar van Sabewa Zeeland over aanslagen gemeentelijke- en waterschapsheffingen. De belanghebbende had in 2014 aanslagen ontvangen die door een systeemfout waren verminderd naar nihil. De rechtbank oordeelde dat het opleggen van een tweede aanslag niet mogelijk is, maar dat de aanslagen als navorderingsaanslagen in stand kunnen blijven, omdat aan de voorwaarden voor navordering is voldaan. De rechtbank baseerde zich op artikel 16 van de AWR, waarin wordt gesteld dat een aanslag die ten onrechte verminderd is tot nihil ook als een fout kan worden beschouwd. De rechtbank vernietigde echter de aanslagen gebruikersheffingen, omdat de heffingsambtenaar niet had aangetoond dat er sprake was van gebruik van de woning door de belanghebbende, die niet meer in de woning woonde. De rechtbank concludeerde dat de belanghebbende niet als belastingplichtige voor de afvalstoffenheffing kon worden aangemerkt, en dat de heffingsambtenaar onvoldoende feiten had gesteld om te concluderen dat er gebruik was in de zin van de relevante verordeningen. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond voor de aanslagen afvalstoffenheffing, zuiveringsheffing en watersysteemheffing, en vernietigde deze aanslagen, terwijl de overige aanslagen als navorderingsaanslagen werden gehandhaafd.