ECLI:NL:RBZWB:2015:7553

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
27 november 2015
Publicatiedatum
30 november 2015
Zaaknummer
307964 HA RK 15-218
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wraking van rechters in de rechtbank Zeeland-West-Brabant naar aanleiding van vermeende partijdigheid

Op 27 november 2015 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant een wrakingsverzoek behandeld dat op 25 november 2015 was ingediend door verzoekster. Dit verzoek was gericht tegen de gehele rechtbank, naar aanleiding van een procedure die was ingesteld op basis van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv). Verzoekster betoogde dat de rechtbank partijdig was in haar behandeling van haar beroep tegen een besluit van het bestuur van de rechtbank Oost-Brabant, dat haar overplaatsing naar een andere standplaats betrof. Verzoekster stelde dat de rechtbank haar grieven niet had meegenomen in de beslissing en dat er sprake was van een schending van de Leidraad onpartijdigheid van de rechter.

De rechtbank overwoog dat de gronden voor wraking specifiek betrekking moeten hebben op de persoon van de rechter die de zaak behandelt, en niet op het gehele rechterlijk college. Aangezien het wrakingsverzoek was gericht tegen alle rechters van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, kon dit verzoek niet worden gehonoreerd. De rechtbank oordeelde dat het verzoek kennelijk ongegrond was en besloot om zonder zitting uitspraak te doen, zoals toegestaan onder het Wrakingsprotocol van de Hoge Raad.

De rechtbank wees het wrakingsverzoek af en bepaalde dat de behandeling van de onderliggende zaak met procedurenummers 3713384 MB VERZ 14-925 zou worden voortgezet in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van de schorsing vanwege het wrakingsverzoek. Deze beslissing werd openbaar uitgesproken door de rechters M. Poerink, A. Kool en J. Kok, in aanwezigheid van griffier mr. Van Althuis.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Wrakingskamer
Locatie: Breda
procedurenummer: 307964 HA RK 15-218
Beslissing van 27 november 2015 inzake het wrakingsverzoek ex artikel 512 Wetboek van Strafvordering (Sv), van:
[naam verzoekster] ,
wonende te [woonplaats verzoekster] ,
verder te noemen verzoekster.

1.Procesverloop

Dit blijkt uit het op 25 november 2015 ingekomen wrakingsverzoek, door verzoekster betiteld als klacht.

2.Het verzoek

Klaagster maakt bezwaar tegen de voor 1 december 2015 vastgestelde behandeling door de rechtbank Zeeland-West-Brabant van haar ingestelde beroep ingevolge de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv), procedurenummer 3713384 MB VERZ 14-925. Zij grondt dit op door haar vermeende partijdigheid van de rechtbank in haar geheel.

3.De gronden van wraking

3.1.
Verzoekster legt aan haar verzoek ten grondslag dat de rechtbank Zeeland-West-Brabant het door haar ingestelde beroep tegen het besluit van het bestuur van de rechtbank Oost-Brabant tot haar overplaatsing naar een andere standplaats heeft behandeld en daarop, volledig voorbijgaand aan de door haar daartegen aangevoerde grieven, afwijzend heeft beslist.
3.2.
Verzoekster voert daarnaast aan dat het vervolgens door het bestuur van de rechtbank Oost-Brabant aan haar gegeven ontslagbesluit onderwerp van geschil is, in welk geschil in de bezwaarfase door een ingestelde bezwaaradviescommissie, onder voorzitterschap van rechter, werkzaam bij de rechtbank Zeeland-West-Brabant, is geadviseerd.
3.3.
Daarbij is volgens verzoekster niet alleen opnieuw partijdigheid gebleken, maar is ook gehandeld in strijd met de Leidraad onpartijdigheid van de rechter.
3.4.
Verzoekster stelt zich op het standpunt dat op grond hiervan haar vertrouwen in de rechtbank Zeeland-West-Brabant in ernstige mate is geschaad.

4.De beoordeling en de gronden daarvoor

4.1.
Ingevolge artikel 12a van de Wahv is titel IV van het Vierde boek van het Wetboek van Strafvordering van overeenkomstige toepassing. Ingevolge artikel 512 van het Wetboek van Strafvordering kan op verzoek van de verdachte of het openbaar ministerie elk van de rechters die een zaak behandelen, worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade kan lijden.
4.2.
Die feiten of omstandigheden dienen betrekking te hebben op de (persoon van de) rechter die de zaak behandelt. De grondslag van de wraking moet dan ook de betrokken rechter betreffen en niet het (gehele) rechterlijk college, waarvan deze deel uitmaakt.
4.3.
Het voorliggende wrakingsverzoek is gericht tegen alle rechters van de rechtbank Zeeland-West-Brabant. Wat betreft het aan haar wrakingsverzoek ten grondslag gelegde wantrouwen tegen de rechtbank Zeeland-West-Brabant in het bijzonder, kan dit niet als een feit of omstandigheid worden aangemerkt specifiek betrekking hebbend op de persoon van de rechter. Daarnaast is een verzoek om wraking van een rechterlijk college als zodanig geen wrakingsverzoek waarop de hiervoor genoemde bepaling doelt. Een dergelijk wrakingsverzoek is dan ook niet mogelijk.
4.4.
Dit betekent dat het wrakingsverzoek als kennelijk ongegrond behoort te worden afgewezen.
4.5.
In die kennelijke ongegrondheid ziet de rechtbank aanleiding om - in afwijking van het in artikel 512 Sv neergelegde uitgangspunt - uitspraak te doen zonder dat het wrakingsverzoek ter zitting wordt behandeld. Voor het bestaan van deze mogelijkheid vindt de rechtbank steun bij artikel 4, eerste lid, aanhef en onder a van het Wrakingsprotocol van de Hoge Raad. Hierin is bepaald dat de wrakingskamer het verzoek tot wraking zonder behandeling ter zitting aanstonds kan afwijzen, indien het verzoek kennelijk ongegrond is.

5.De beslissing

De rechtbank
wijst het wrakingsverzoek af;
bepaalt dat de behandeling van de zaak met procedurenummers 3713384 MB VERZ 14-925 zal worden voortgezet in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van de schorsing vanwege het wrakingsverzoek.
Deze beslissing is gegeven op 27 november 2015 door mrs. Poerink, Kool en Kok in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van mr. Van Althuis, griffier.