ECLI:NL:RBZWB:2015:7354

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
19 november 2015
Publicatiedatum
18 november 2015
Zaaknummer
02-700060-15
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplichtigheid aan brandstichting in chalet op vakantiepark

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, staat de verdachte terecht voor medeplichtigheid aan brandstichting in een chalet op een vakantiepark. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 5 november 2015, waarbij de officier van justitie, mr. W.J.W.K. Suijkerbuijk, en de verdediging hun standpunten naar voren brachten. De verdachte wordt verweten op de hoogte te zijn geweest van het voornemen om het chalet in brand te steken en niet te hebben gehandeld om dit te voorkomen. De tenlastelegging omvat verschillende handelingen die de verdachte zou hebben verricht, waaronder het benaderen van medeverdachten en het in contact brengen van hen met elkaar.

De rechtbank heeft vastgesteld dat op 9 januari 2015 een chalet in brand stond op het vakantiepark, wat leidde tot gemeen gevaar voor de aanwezige goederen en mogelijk voor de levens van anderen. De officier van justitie achtte het subsidiair tenlastegelegde feit wettig en overtuigend bewezen, terwijl de verdediging betoogde dat er onvoldoende bewijs was voor de betrokkenheid van de verdachte bij de brandstichting. De rechtbank oordeelde dat de verdachte wel degelijk betrokken was bij de voorbereiding van de brandstichting, maar niet als medepleger kan worden aangemerkt.

Uiteindelijk oordeelde de rechtbank dat de verdachte medeplichtig was aan de brandstichting, omdat hij actief betrokken was bij het contact tussen de medeverdachten en op de hoogte was van hun plannen. De rechtbank sprak de verdachte vrij van het primair tenlastegelegde feit, maar verklaarde het subsidiair ten laste gelegde bewezen. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 99 dagen, met aftrek van voorarrest. De rechtbank hield rekening met de rol van de verdachte en de omstandigheden van het geval, waaronder zijn financiële situatie en de invloed van zijn sociale netwerk.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Middelburg
parketnummer: 02/700060-15
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 19 november 2015
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag] 1993 te [geboorteplaats] ,
wonende te [adres] ,
raadsvrouw mr. K. Blonk, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 5 november 2015, waarbij de officier van justitie mr. W.J.W.K. Suijkerbuijk en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

Verdachte staat terecht, ter zake dat:
hij op of omstreeks 09 januari 2015 te Noordwelle, gemeente
Schouwen-Duiveland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk
brand heeft gesticht door open vuur in aanraking te brengen met benzine,
althans met een brandbare stof
ten gevolge waarvan een chalet/vakantiewoning [chalet 1] (vakantiepark [naam vakantiepark]
) geheel of gedeeltelijk is/zijn verbrand, in elk
geval brand is ontstaan,
en daarvan gemeen gevaar voor dat/die chalet/vakantiewoning en/of de in
dat/die chalet/vakantiewoning aanwezige goederen en/of de belendende
chalets/vakantiewoningen, in elk geval gemeen gevaar voor
goederen en/of
levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor de personen
aanwezig in de belendende chalets/vakantiewoningen, in elk geval levensgevaar
en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen
te duchten was;
subsidiair, althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
[medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] op of omstreeks 09 januari 2015 te Noordwelle,
gemeente Schouwen-Duiveland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk
brand heeft gesticht door open vuur in aanraking te brengen met benzine,
althans met een brandbare stof
ten gevolge waarvan een chalet/vakantiewoning [chalet 1] (vakantiepark [naam vakantiepark]
) geheel of gedeeltelijk is/zijn verbrand, in elk
geval brand is ontstaan,
en daarvan gemeen gevaar voor dat/die chalet/vakantiewoning en/of de in
dat/die chalet/vakantiewoning aanwezige goederen en/of de belendende
chalets/vakantiewoningen, in elk geval gemeen gevaar voor
goederen en/of
levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor de personen
aanwezig in de belendende chalets/vakantiewoningen, in elk geval levensgevaar
en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen
te duchten was,
tot het plegen van welk misdrijf verdachte in of omstreeks de periode van 1
december 2014 tot en met 21 januari 2015 te Vlaard
ingen en/of Renesse, althans
elders in Nederland,
opzettelijk behulpzaam is geweest en/of gelegenheid, middelen en/of
inlichtingen heeft verschaft, gezien het feit dat verdachte:
- op de hoogte was van het voornemen om het/de chalet/vakantiewoning in brand
te (laten) steken, en/of
- zich niet heeft onttrokken aan dit voornemen, en/of
- die [medeverdachte 1] heeft benaderd, en/of
- die [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] met elkaar in contact heeft geb
racht, en/of
- contact heeft gehouden met die [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] , en/of
- besprekingen (in de auto van [medeverdachte 2] ) tussen die [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2]
betreffende het voornemen tot het in brand steken van dat/die
chalet/vakantiewoning en/of de betaling achteraf, heeft bijgewoond, en/of
- samen met die [medeverdachte 1] op 14 december 2014 naar het vakantiepark is
gereden.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan het subsidiair tenlastegelegde feit en baseert zich daarbij op de bewijsmiddelen in het dossier.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen en wijst er daarbij op dat de filmpjes in het dossier en de verklaringen van getuigen [getuige 1] en [getuige 2] ontlastend zijn voor verdachte. De verklaringen van getuige [getuige 3] en medeverdachte [medeverdachte 2] zijn onbetrouwbaar en kunnen niet voor het bewijs worden gebruikt. Verdachte was niet bij de brandstichting aanwezig en kan gelet op zijn rol in het geheel niet als medepleger worden aangemerkt. Ook bevat het dossier onvoldoende bewijs voor het subsidiair tenlastegelegde, te weten de medeplichtigheid van verdachte aan brandstichting. Voorts kan niet bewezen worden dat sprake is geweest van gemeen gevaar voor andere goederen dan wel levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Op vrijdag 9 januari 2015 werd om 19.08 uur bij de politie melding gemaakt dat er een chalet in brand stond op vakantiepark ‘ [naam vakantiepark] ’ aan [adres vakantiepark] . [1] De eigenaar van park ‘ [naam vakantiepark] ’, getuige [getuige 4] , verklaarde op 10 januari 2015 dat het chalet dat in brand stond chalet [chalet 1] betrof van eigenaar [medeverdachte 2] . Voorts verklaarde [getuige 4] dat [medeverdachte 2] door zijn financiële situatie de lasten van het chalet niet meer kon dragen en dat hij meerdere malen van [medeverdachte 2] had gehoord dat het chalet eigenlijk voor 1 januari 2015 verkocht zou moeten zijn. Na die tijd kon er door de bank beslag worden gelegd op bepaalde zaken. [2]
In opdracht van de verzekeringsmaatschappij is door Biesboer Expertise B.V. onderzoek verricht naar de brand. Hieruit is naar voren gekomen dat de brand in de onderhavige recreatiewoning het gevolg was van het opzettelijk bijbrengen of achterlaten van vuur (brandstichting), waarbij gebruik is gemaakt van motorbenzine ter ontsteking en/of bevordering van de brand. Ten gevolge van die brand is het chalet grotendeels verloren gegaan. [3] Uit het verslag van de brandweer is voorts gebleken dat erop is ingezet om uitbreiding naar het naastgelegen chalet te voorkomen. De afstand tussen de chalets was plusminus vijf meter. Gezien de erg harde wind was overslag niet ondenkbaar. [4] Ook is door [getuige 4] gezien dat de vlammen er aan de achterzijde van het chalet uitkwamen. Hij heeft aan de commandant van de brandweer verteld dat de brandweer eerst aan de rechterzijde van het chalet moest beginnen met blussen om overslaan op chalet [chalet 2] te voorkomen. [5]
[getuige 4] verklaarde dat in het systeem Eco Greenbox een inbraakalarm stond geregistreerd voor chalet [chalet 1] omstreeks 18.38 uur. [6] In het rapport van Biesboer Expertise B.V. is vermeld dat voor deze brandstichting de recreatiewoning betreden diende te worden. De rapporteur concludeert dat als de inbraakmelding is gegenereerd door het openen van de achterdeur en deze daarna slotvast is afgesloten, ernstig rekening dient te worden gehouden met negatieve betrokkenheid van een sleutelhouder. [7]
Een aantal weken eerder, in de nacht van 14 op 15 december 2014, was er bij de politie een melding binnengekomen dat er verdachte personen gezien waren op de Rampweg te Renesse. Ter plaatse troffen de verbalisanten een voertuig en twee mannen aan. Een van hen liep in de berm ter hoogte van vakantiepark ‘ [naam vakantiepark] ’. Dit bleek medeverdachte [medeverdachte 1] te zijn. Door de diensthond is een spoor gevolgd dat in de richting van een noodingang van vakantiepark ‘ [naam vakantiepark] ’ liep. De loopdeur hiervan bleek niet afgesloten te zijn en stond op een kier. Het spoor dat de diensthond volgde, liep het park op en kwam direct uit bij enkele chalets. [8] De persoon met wie [medeverdachte 1] die nacht bij vakantiepark ‘ [naam vakantiepark] ’ is aangetroffen, bleek verdachte te zijn. [9]
Op 17 maart 2015 werd in het kader van een onderzoek van het Woninginbraken Team Friesland de telefoon van medeverdachte [medeverdachte 1] uitgelezen. Verbalisant [verbalisant] ziet op deze telefoon een mapje video’s staan met daarin twee filmpjes welke in een auto zijn opgenomen. Op beide filmpjes herkent verbalisant [verbalisant] [medeverdachte 1] . Gelet op de namen van de filmpjes, 20150105 en 20150121 vermoedt de verbalisant dat het gaat om omgekeerde data, te weten 5 januari 2015 (filmpje 1) en 21 januari 2015 (filmpje 2). [medeverdachte 1] spreekt op beide filmpjes met een man die hij aanspreekt met ‘ [medeverdachte 2] ’. Door [medeverdachte 2] wordt in het eerste filmpje uitgelegd hoe [medeverdachte 1] bij chalet [chalet 1] moet komen, dat hij twee buren heeft en dat zij in Eindhoven/Spijkenisse wonen. [medeverdachte 1] reageert hierop door te zeggen dat hij het daarom ook na de vakantie gaat doen zodat er niemand is. [medeverdachte 2] zegt verder dat hij morgenavond bij zijn zoon zit en dat hij woensdagavond zorgt dat hij ergens anders is. [medeverdachte 1] zegt daarop “zorg gewoon dat je morgen en overmorgen weg ben ja”. [10] In het tweede filmpje zegt [medeverdachte 2] tegen [medeverdachte 1] dat hij verwacht dat hij 120.000 à 125.000 euro voor het chalet en 13 a 14.000 voor de inventaris krijgt, dat [medeverdachte 1] zijn geld krijgt en dat dat de afspraak was, waarop [medeverdachte 1] reageert dat hij zijn geld wil hebben als de verzekering aan [medeverdachte 2] uitkeert. In het tweede filmpje wordt ook door een andere in de auto aanwezige persoon gesproken, in het proces-verbaal van bevindingen aangeduid als NN. Hij zegt onder meer : “Zodra we hier zijn en je hebt het geld binnen en je komt hierheen je ken zeggen [verdachte] (fon.) het geld is binnen. Waar is het?” [11] [medeverdachte 1] heeft ter zitting verklaard dat hij beide filmpjes heeft gemaakt. [12]
Verdachte [13] en medeverdachte [medeverdachte 2] [14] hebben verklaard dat zij op de filmpjes te zien/horen zijn. Ter zitting heeft de rechtbank bij het afspelen van de filmpjes waargenomen dat door de persoon die in het proces-verbaal van bevindingen als NN is weergegeven niet “ [verdachte] ” wordt gezegd maar “ [verdachte] ”. Dit is de voornaam van verdachte. Medeverdachte [medeverdachte 2] verklaarde voorts dat hij in de keuken bij [getuige 2] met verdachte over de verkoop van zijn chalet heeft gesproken en toen heeft gezegd dat hij het beter kon laten afbranden dan verkopen. Verdachte zei daarop dat hij wel iemand wist om het chalet in de fik te steken. Als hij dat zou doen, moest [medeverdachte 2] betalen. [15]
Verdachte zelf verklaarde op 9 april 2015 dat hij als tussenstation tussen medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] is gebruikt. [medeverdachte 2] zou het geld, waarover in het tweede filmpje wordt gesproken, aan verdachte geven en verdachte zou het aan [medeverdachte 1] geven. Verdachte verklaarde niet bij de brand geweest te zijn, maar wanneer hij medeplichtig zou worden bevonden, dan vindt hij dat goed. [16]
Getuige [getuige 1] verklaarde op 21 april 2015 dat hij op 9 januari 2015 in Zeeland is geweest. Medeverdachte [medeverdachte 1] had hem gevraagd of hij hem naar Renesse wilde brengen. Zij zijn toen samen naar Renesse gereden. Eerst zijn ze langs de woning van [medeverdachte 1] gereden. [medeverdachte 1] is daar uitgestapt en is teruggekomen met twee jerrycans. Onderweg zijn ze gestopt bij een tankstation om de jerrycans te vullen. Aangekomen in Renesse is getuige [getuige 1] in de auto blijven zitten. [medeverdachte 1] stapte uit en nam beide jerrycans mee. Hij had de sleutels van het vakantiehuisje waar hij heen wilde bij zich. De sleutels had hij onderweg op het dashboard van de auto gelegd. [17] Uit verkeersgegevens is gebleken dat een voertuig met het kenteken [kenteken] op 9 januari 2015 om 18.34.09 uur over de Brouwersdam Zeeland in is gereden en om 18.58.09 uur over de Brouwersdam Zeeland uit is gereden. [18] Voornoemd kenteken bleek sinds 17 december 2014 op naam van getuige [getuige 1] te staan. [19]
Verdachte wordt primair verweten dat hij met een ander of anderen opzettelijk brand heeft gesticht in het chalet van medeverdachte [medeverdachte 2] . De kwalificatie medeplegen zoals tenlastegelegd vereist een bewuste en nauwe samenwerking. Die kwalificatie is slechts gerechtvaardigd als de bewezenverklaarde - intellectuele en/of materiële - bijdrage van de verdachte aan het delict van voldoende gewicht is. Nu uit het dossier niet blijkt van een actieve bijdrage van verdachte aan de feitelijke brandstichting en het ontbreken van een rol van verdachte in de feitelijke uitvoering niet wordt gecompenseerd door een grotere rol in bijvoorbeeld de voorbereiding van de brandstichting, biedt het dossier onvoldoende aanknopingspunten voor de vaststelling dat de bijdrage van verdachte van voldoende gewicht is geweest. De rechtbank acht daarom niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte als medepleger betrokken is geweest bij de brandstichting en zal hem dan ook van het primair tenlastegelegde vrijspreken.
Dit ligt anders ten aanzien van het subsidiair ten laste gelegde. Gelet op het voorgaande, waaronder de filmpjes, de verklaring van verdachte zelf en de verklaring van medeverdachte [medeverdachte 2] , welke de rechtbank betrouwbaar acht, is de rechtbank van oordeel dat verdachte op de hoogte was van het voornemen van [medeverdachte 2] om het chalet in brand te (laten) steken. Verdachte heeft zich daar niet aan onttrokken maar heeft zich er juist actief in gemengd door hiervoor zijn vriend [medeverdachte 1] te benaderen. Verdachte heeft [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] vervolgens met elkaar in contact gebracht. Daar hield zijn rol niet op. Uit de filmopname van 5 januari 2015 die is aangetroffen op de telefoon van de medeverdachte blijkt dat verdachte in de directe nabijheid van de medeverdachten was toen zij over de uitvoering van het voornemen om het chalet in brand te steken spraken op 5 januari 2015. Verdachte heeft voorts geen aannemelijke verklaring gegeven voor zijn bezoek met [medeverdachte 1] in de nacht van 14 op 15 december 2014 aan het vakantiepark. Dit bezoek aan het vakantiepark merkt de rechtbank aan als een voorverkenning voor de brandstichting. Verdachte was daarnaast aanwezig en nam actief deel aan het gesprek tussen de medeverdachten op 21 januari 2015 over de financiële afwikkeling van de brandstichting. Deze laatste handelingen worden door de rechtbank weliswaar niet gekwalificeerd als medeplichtigheidshandelingen (zij vonden immers achteraf plaats), maar zij duiden wel op betrokkenheid van verdachte bij de brandstichting in die zin dat hij als contactpersoon tussen de medeverdachten optrad. Hierdoor kwalificeert de rechtbank de rol van de verdachte als medeplichtig aan de brandstichting, zodat het subsidiair tenlastegelegde feit, wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht.
Gemeen gevaar voor goederen
Gelet op het verslag van de brandweer en de verklaring van de getuige [getuige 4] stelt de rechtbank vast dat door de brand gemeen gevaar voor goederen is ontstaan, namelijk behalve voor het chalet en de in het chalet aanwezige goederen, ook voor belendende chalets. De rechtbank is van oordeel dat onvoldoende is vast komen te staan dat door de brand levensgevaar dan wel gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor personen te duchten was. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat niet is komen vast te staan dat in de belendende chalets personen aanwezig waren. De rechtbank zal verdachte dan ook van dit onderdeel van de tenlastelegging vrijspreken.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat
ten aanzien van het subsidiair tenlastegelegde:
[medeverdachte 1]
en/of [medeverdachte 2]op
of omstreeks09 januari 2015 te Noordwelle,
gemeente Schouwen-Duiveland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk
brand heeft gesticht door open vuur in aanraking te brengen met benzine,
althans met een brandbare stof
ten gevolge waarvan een chalet
/vakantiewoning[chalet 1] (vakantiepark [naam vakantiepark]
)
geheel of gedeeltelijkis
/zijnverbrand,
in elk
geval brand is ontstaan,
en daarvan gemeen gevaar voor dat
/diechalet
/vakantiewoningen
/ofde in
dat
/diechalet
/vakantiewoningaanwezige goederen en
/ofde belendende
chalets
/vakantiewoningen, in elk geval gemeen gevaar voor
goederen en/of
levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor de personen
aanwezig in de belendende chalets/vakantiewoningen, in elk geval levensgevaar
en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen
te duchten was,
tot het plegen van welk misdrijf verdachte in
of omstreeksde periode van 1
december 2014 tot en met 21 januari 2015 te Vlaard
ingen en
/ofRenesse,
althans
elders in Nederland,
opzettelijk behulpzaam is geweest en
/ofgelegenheid
, middelenen
/of
inlichtingen heeft verschaft, gezien het feit dat verdachte:
- op de hoogte was van het voornemen om het
/dechalet
/vakantiewoningin brand
te (laten) steken, en
/of
- zich niet heeft onttrokken aan dit voornemen, en
/of
- die [medeverdachte 1] heeft benaderd, en
/of
- die [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] met elkaar in contact heeft geb
racht, en
/of
- contact heeft gehouden met die [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] , en
/of
- besprekingen (in de auto van [medeverdachte 2] ) tussen die [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2]
betreffende het voornemen tot het in brand steken van dat
/die
chalet
/vakantiewoning en/of de betaling achteraf,heeft bijgewoond, en
/of
- samen met die [medeverdachte 1] op 14 december 2014 naar het vakantiepark is
gereden.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Het chalet en de daarin aanwezige goederen behoorden toe aan medeverdachte [medeverdachte 2] die als uitlokker van het bewezenverklaarde feit is aan te merken. [medeverdachte 2] is niet strafbaar voor het gemeen gevaar dat in het leven is geroepen met betrekking tot zijn eigen goederen. Verdachte, zijnde degene die medeplichtig is tot de brandstichting in het chalet met toestemming van de rechthebbende ( [medeverdachte 2] ), deelt in die straffeloosheid.
Ten aanzien van het overige deel van het bewezenverklaarde zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van 99 dagen, met aftrek van voorarrest.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging verzoekt bij een eventuele strafoplegging rekening te houden met het reclasseringsrapport over verdachte en te volstaan met een gevangenisstraf gelijk aan het voorarrest, gelet op de rol van verdachte.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte is medeplichtig geweest aan brandstichting. Hij heeft een wezenlijke bijdrage geleverd aan de bewezen verklaarde brandstichting, doordat hij medeverdachte [medeverdachte 1] voor de opdracht hiertoe heeft benaderd, medeverdachten [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] met elkaar in contact heeft gebracht, met beiden contact heeft gehouden, besprekingen tussen hen heeft bijgewoond en samen met [medeverdachte 1] op 14 december 2014 op voorverkenning is geweest. Brandstichting is naar het oordeel van de rechtbank een zeer ernstig feit. In dit geval is de schade beperkt gebleven tot het chalet van [medeverdachte 2] , maar dit is niet aan verdachten te danken geweest. De kans dat er bij omliggende chalets grote schade zou ontstaan is door hen op de koop toe genomen.
Bij het bepalen van de op te leggen straf houdt de rechtbank rekening met het strafblad van verdachte, waaruit blijkt dat hij niet eerder voor brandstichting is veroordeeld.
Voorts is over de persoon van verdachte een rapportage opgemaakt door de reclassering. Hieruit blijkt dat wordt ingeschat dat er tenminste sprake is van een gemiddeld niveau van functioneren en voldoende copingvaardigheden. De reacties van verdachte doen aan als passend bij zijn leeftijd. Gesteld kan worden dat mogelijk de slechte financiële positie van verdachte (waar tegenover staat dat hij wordt onderhouden door zijn ouders), in combinatie met een negatieve invloed van het sociale netwerk hebben geleid tot het tenlastegelegde. Mogelijke invloed van een deels negatief sociaal netwerk (vrienden/kennissen) vormt een factor voor recidive. Daarnaast vormen werk/dagbesteding en financiën aandachtspunten. De reclassering adviseert, indien de ernst van het strafbare feit dit toelaat, een deels voorwaardelijke straf op te leggen. Hierbij wordt de bijzondere voorwaarde van een reclasseringstoezicht geadviseerd.
Alles afwegend komt de rechtbank tot het oordeel dat de door de officier van justitie gevorderde straf voldoende recht doet aan de ernst van het feit en de persoon van verdachte. De rechtbank is van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van 99 dagen, met aftrek van voorarrest, noodzakelijk is. De rechtbank ziet geen ruimte voor een andere of lichtere sanctie.

7.Het beslag

7.1
De teruggave
De rechtbank zal de teruggave gelasten van het hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen voorwerp aan verdachte, omdat deze redelijkerwijs als rechthebbende kan worden aangemerkt.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 27, 48 en 157 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
-
spreekt verdachte vrijvan het primair tenlastegelegde feit;
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
medeplichtig zijn tot opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor
goederen te duchten is;
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezen verklaarde,
behoudens voor zover het de onderdelen
gemeen gevaar voor dat chaleten
in dat chalet aanwezige goederenbetreft;
- ontslaat verdachte van alle rechtsvervolging voor de onderdelen
gemeen gevaar voor dat chaleten
in dat chalet aanwezige goederen;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 99 (negenennegentig) dagen;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Beslag
- gelast de teruggave aan verdachte van het inbeslaggenomen voorwerp, te weten een telefoon (Kazam), goednummer PL2000-2015008210-1330038;
- heft het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis op.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.A. Borm, voorzitter, mr. I.M. Josten en
mr. M.H.M. Collombon, rechters, in tegenwoordigheid van mr. C.E.A.M. van de Riet, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 19 november 2015.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een eindproces-verbaal, wordt -tenzij anders vermeld- bedoeld het eindproces-verbaal met proces-verbaalnummer PL2000-2015008210 van de politie, eenheid Zeeland -West-Brabant, Zld district Oosterscheldebekken, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren en doorgenummerd van 1 tot en met 304.
2.Het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 4] van 10 januari 2015, pagina 22, eerste alinea, en pagina 23, zesde en twaalfde alinea, van voornoemd eindproces-verbaal.
3.Het schriftelijk stuk inhoudende een rapport van Biesboer Expertise B.V. van 26 maart 2015, pagina 29, derde en vierde alinea, pagina 31, derde alinea en pagina 46, laatste alinea, van voornoemd eindproces-verbaal.
4.Het schriftelijk stuk inhoudende een inzetverslag van de brandweer van 9 januari 2015, pagina 28, vijfde tot en met zevende regel, van voornoemd eindproces-verbaal.
5.Het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 4] van 10 januari 2015, pagina 22, tiende alinea en pagina 23, derde alinea, van voornoemd eindproces-verbaal.
6.Het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 4] van 10 januari 2015, pagina 24, derde alinea, van voornoemd eindproces-verbaal.
7.Het schriftelijk stuk inhoudende een rapport van Biesboer Expertise B.V. van 26 maart 2015, pagina 46, achtste en tiende alinea, van voornoemd eindproces-verbaal.
8.Het proces-verbaal van bevindingen van 15 december 2014, pagina 190, eerste, tweede, vierde en zesde alinea, en pagina 191, eerste alinea, van voornoemd eindproces-verbaal.
9.Het proces-verbaal van verhoor van verdachte van 9 april 2015, pagina 148, laatste alinea, en pagina 149, eerste en tweede alinea, van voornoemd eindproces-verbaal.
10.Het proces-verbaal van bevindingen, pagina 197, eerste alinea, van voornoemd eindproces-verbaal.
11.Het proces-verbaal van bevindingen van 23 maart 2015, pagina 196 en 197, eerste en tweede alinea, en pagina 198 van voornoemd eindproces-verbaal.
12.De verklaring van medeverdachte [medeverdachte 1] ter terechtzitting van 5 november 2015.
13.Het proces-verbaal van verhoor van verdachte, pagina 151, vierde alinea, eerste regel en elfde regel, derde zin, van voornoemd eindproces-verbaal.
14.Het proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte 2] van 8 april 2015, pagina 99, tiende en elfde alinea, en pagina 101, dertiende alinea, van voornoemd eindproces-verbaal.
15.Het proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte 2] van 8 april 2015, pagina 99, eerste alinea, van voornoemd eindproces-verbaal.
16.Het proces-verbaal van verhoor van verdachte van 9 april 2015, pagina 152, achtste alinea, en pagina 153, zevende en achtste alinea, van voornoemd eindproces-verbaal.
17.Het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 1] van 21 april 2015, pagina 184, laatste alinea, en pagina 185, eerste alinea, van voornoemd eindproces-verbaal.
18.Het schriftelijk stuk inhoudende de geregistreerde gegevens van de verkeerscamera’s op de Brouwersdam ingaand en uitgaand op vrijdag 9 januari 2015 tussen 15.00 uur en 23.00 uur, pagina 208, vijfde alinea, en pagina 209, vijfde alinea, van voornoemd eindproces-verbaal.
19.Het schriftelijk stuk inhoudende de RDW-gegevens van kenteken [kenteken] , pagina 210, van voornoemd eindproces-verbaal.