Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.Beslissing
2.Gronden
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, staat de waardering van een onroerende zaak centraal. De belanghebbende, eigenaar van een vrijstaande woning in Kapelle, heeft bezwaar gemaakt tegen de WOZ-waarde die door de heffingsambtenaar is vastgesteld op € 688.000 voor het jaar 2014. De heffingsambtenaar had deze waarde bepaald op basis van artikel 22 van de Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ) en verdedigde de vastgestelde waarde met een taxatierapport. De rechtbank heeft op 25 november 2015 uitspraak gedaan na een zitting op 11 november 2015, waar zowel de belanghebbende als de heffingsambtenaar aanwezig waren.
De rechtbank overweegt dat de heffingsambtenaar aannemelijk heeft gemaakt dat de vastgestelde waarde niet te hoog is, ondanks een stijging van 25% ten opzichte van het voorgaande jaar. De rechtbank heeft het taxatierapport, opgemaakt door een taxateur, als voldoende onderbouwd beschouwd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de waarde in het economische verkeer van de woning op de waardepeildatum 1 januari 2013 correct is vastgesteld, en dat de heffingsambtenaar de waarde heeft kunnen onderbouwen met vergelijkingsobjecten.
Belanghebbende heeft betoogd dat de WOZ-waarde van het voorgaande jaar een indicatie zou moeten zijn voor de waarde in het huidige jaar. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de WOZ-waarde van een voorafgaand jaar niet zonder meer bepalend is voor de waardering van een woning in een volgend jaar. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de heffingsambtenaar de waarde van de woning op een juiste wijze heeft vastgesteld en dat het beroep ongegrond is verklaard. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.