ECLI:NL:RBZWB:2015:7133

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
5 november 2015
Publicatiedatum
6 november 2015
Zaaknummer
02/700006-15
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak wegens gebrek aan bewijs van nauwe en bewuste samenwerking bij woninginbraken

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 5 november 2015 uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, geboren in 1993, die werd beschuldigd van meerdere woninginbraken en pogingen daartoe in Hulst op 14 januari 2015. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte niet aanwezig was tijdens de zitting, maar dat zijn raadsman wel aanwezig was om de verdediging te voeren. De officier van justitie heeft vrijspraak gevorderd voor het vierde feit, terwijl hij de eerste drie feiten als wettig en overtuigend bewezen achtte. De verdediging heeft echter betoogd dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte te veroordelen.

De rechtbank heeft in haar beoordeling geconcludeerd dat er geen bewijs was dat de verdachte een bijdrage heeft geleverd aan de tenlastegelegde feiten. De rechtbank heeft daarbij gekeken naar de vereiste nauwe en bewuste samenwerking die nodig is voor de kwalificatie van medeplegen. De verdachte en zijn medeverdachte werden op de dag van de inbraken aangetroffen in een auto, maar er was onvoldoende bewijs dat de verdachte betrokken was bij de uitvoering of voorbereiding van de inbraken. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte niet kan worden aangemerkt als medepleger, omdat er geen bewijs was van zijn actieve deelname aan de gepleegde feiten.

Daarom heeft de rechtbank de verdachte vrijgesproken van alle tenlastegelegde feiten. Tevens zijn de benadeelde partijen niet-ontvankelijk verklaard in hun vorderingen, omdat de verdachte is vrijgesproken van de feiten waaruit de schade zou zijn ontstaan. De rechtbank heeft ook beslist dat de in beslag genomen voorwerpen, die zijn aangetroffen in de auto van de verdachte, onttrokken aan het verkeer moeten worden verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Middelburg
parketnummer: 02/700006-15
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 5 november 2015
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag] 1993 te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats] , [adres] ,
uit anderen hoofde gedetineerd in de [verblijfplaats] ,
raadsman mr. S.C. van Paridon, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 22 oktober 2015. Verdachte is niet verschenen. Wel is verschenen zijn gemachtigde raadsman.
De officier van justitie mr. R.C.P. Rammeloo en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is gewijzigd overeenkomstig artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering. Verdachte staat, met inachtneming hiervan, terecht ter zake dat
1.
hij op of omstreeks 14 januari 2015 te Hulst tezamen en in vereniging met een
ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke
toe-eigening in/uit een woning gelegen aan [straat 1] heeft
weggenomen horloge(s) (merk Polar Rc3 en/of Tag Heuer) en/of een personenauto
(BMW, 320i), en/of een geldkistje en/of sieraden, in elk geval enige goederen,
geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander
of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of
zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben
verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik
heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op of omstreeks 14 januari 2015 te Hulst tezamen en in vereniging met een
ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke
toe-eigening in/uit een woning gelegen aan de [straat 2] heeft
weggenomen 430 euro en/of een kluisje, in elk geval enige goederen, geheel of
ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan
aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn
mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben
verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik
heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
3.
hij op of omstreeks 14 januari 2015 te Hulst ter uitvoering van het door
verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of
anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening
in/uit een woning gelegen aan de [straat 3] weg te nemen goederen,
geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 3] , in elk geval aan een
ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) en zich daarbij de
toegang tot die woning te verschaffen en/of die/dat weg te nemen goederen
onder zijn/hun bereik te brengen door middel van braak, verbreking en/of
inklimming, met een of meer van zijn mededader(s), althans alleen getracht het
keukenraam te forceren, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf
niet is voltooid;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
4.
hij op of omstreeks 14 januari 2015 te Hulst ter uitvoering van het door
verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of
anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening
in/uit een woning gelegen aan de [straat 4] weg te nemen
goederen, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 4] , in elk geval
aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) en zich
daarbij de toegang tot die woning te verschaffen en/of die/dat weg te nemen
goederen onder zijn/hun bereik te brengen door middel van braak, verbreking
en/of inklimming, met een of meer van zijn mededader(s), althans alleen
getracht het keukenraam te forceren, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen
misdrijf niet is voltooid.
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 4 tenlastegelegde heeft begaan en vordert vrijspraak van dat feit.
Hij acht de feiten 1, 2 en 3, twee voltooide woninginbraken en een poging daartoe, wettig en overtuigend bewezen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen en verdachte vrijgesproken moet worden.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Aan verdachte is tenlastegelegd dat hij de feiten tezamen en in vereniging met een ander of anderen heeft gepleegd. Dan moet sprake zijn geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking met die ander of anderen. Volgens de Hoge Raad is de kwalificatie medeplegen slechts dan gerechtvaardigd als de bewezenverklaarde – intellectuele en/of materiële – bijdrage aan het delict van de verdachte van voldoende gewicht is. Bij de vorming van zijn oordeel dat sprake is van de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking, kan de rechter rekening houden met onder meer de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte, zijn aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip.
Verdachte en medeverdachte [medeverdachte] zijn in Hulst op 14 januari 2015 aangehouden in een auto, een donkergrijze Peugeot met kenteken [kenteken] (hierna: de Peugeot). [medeverdachte] zat achter het stuur van de Peugeot en verdachte op de bijrijdersstoel. De Peugeot is die middag tussen 14.30 uur en 18.30 uur op diverse locaties in Hulst gesignaleerd. In diezelfde tijdspanne zijn in Hulst in de nabije omgeving van die locaties twee woninginbraken en twee pogingen daartoe gepleegd. In het kader van onderzoek naar aanleiding van die inbraken en de pogingen daartoe zijn werktuigsporen veiliggesteld. Vastgesteld is dat sporen bij de onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde feiten zijn veroorzaakt door de in de achterbak van de Peugeot aangetroffen gereedschappen; een breekijzer, een schroevendraaier en een wonderbar.
Onbekend is gebleven door wie deze gereedschappen in de Peugeot zijn gelegd en door wie ze zijn gebruikt. Getuigen hebben gezien dat voorin de Peugeot twee personen zaten en achterin een derde persoon. Deze derde persoon is een paar keer uit de auto gestapt, heeft de kofferbak opgemaakt, daar iets uit gehaald en is vervolgens weggelopen. Er zijn geen aanknopingspunten in het dossier om vast te kunnen stellen dat het verdachte is geweest die achterin de Peugeot zat. Medeverdachte [medeverdachte] heeft verklaard dat verdachte op de bijrijdersstoel zat en slechts eenmaal voor twee tot drie minuten uit de auto is geweest.
Gelet op het bovenstaande kan niet vastgesteld worden dat verdachte een bijdrage in een gezamenlijke uitvoering van de tenlastegelegde feiten heeft gehad. Evenmin is gebleken dat verdachte is betrokken bij een plan om inbraken te plegen. Weliswaar is vast komen te staan dat verdachte en [medeverdachte] hadden afgesproken samen met de auto naar Hulst te gaan om daar een vriend van verdachte te bezoeken, maar uit de stukken in het dossier valt niet af te leiden dat daarbij de afspraak is gemaakt om inbraken te plegen. Ook overigens is onvoldoende gebleken van een rol van verdachte bij de voorbereiding, uitvoering of afhandeling van de tenlastegelegde feiten.
De rechtbank kan op grond van het voorgaande niet tot het bewijs komen dat verdachte een bijdrage aan de tenlastegelegde feiten heeft geleverd. Bij gebreke van dit bewijs komt de rechtbank niet toe aan de beantwoording van de vraag of de bijdrage van voldoende gewicht is geweest zodanig dat sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking met een ander of anderen. De conclusie is dan ook dat verdachte van de tenlastegelegde feiten moet worden vrijgesproken.

5.De benadeelde partijen

De benadeelde partij [slachtoffer 1] vordert een schadevergoeding van € 1.088,86 voor feit 1.
De benadeelde partij [slachtoffer 2] vordert een schadevergoeding van € 220,00 voor feit 2.
Verdachte wordt vrijgesproken van de feiten waaruit de schade zou zijn ontstaan.
De rechtbank zal daarom de benadeelde partijen niet-ontvankelijk verklaren in hun vorderingen.

6.De overwegingen omtrent het beslag.

6.1
De onttrekking aan het verkeer
Vast staat dat er strafbare feiten, te weten inbraken respectievelijk een poging daartoe, zijn gepleegd met in de Peugeot aangetroffen werktuigen.
De hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen voorwerpen, die eveneens zijn aangetroffen in de Peugeot, zijn vatbaar voor onttrekking aan het verkeer, nu zij tot het begaan van deze feiten zijn bestemd.

7.De toepasselijke wetsartikelen.

De opgelegde maatregel berust op artikel 36c van het Wetboek van Strafrecht.

8.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
-
spreekt verdachte vrijvan de onder 1, 2, 3 en 4 tenlastegelegde feiten;
Beslag
- verklaart onttrokken aan het verkeer de inbeslaggenomen voorwerpen, te weten:
2
STK Metaal – G1280473, 2 metaalplaatjes in gripzakje;
3
STK Bevestigingsmateriaal – G1280488, 3 gripz. met schroeven (zelftapper);
Benadeelde partijen
- verklaart de benadeelde partijen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] niet-ontvankelijk in hun vordering en bepaalt dat die vorderingen bij de burgerlijke rechter kunnen worden aangebracht;
- veroordeelt de benadeelde partijen in de kosten van verdachte, tot op heden begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.H. Nomes, voorzitter, mr. K.M. de Jager en mr. M.H.M. Collombon, rechters, in tegenwoordigheid van A.S. Heberlein-Guiran, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 5 november 2015.
Mr. Nomes en de griffier zijn niet in staat dit vonnis te ondertekenen.