In deze strafzaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 5 november 2015 uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, geboren in 1993, die werd beschuldigd van meerdere woninginbraken en pogingen daartoe in Hulst op 14 januari 2015. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte niet aanwezig was tijdens de zitting, maar dat zijn raadsman wel aanwezig was om de verdediging te voeren. De officier van justitie heeft vrijspraak gevorderd voor het vierde feit, terwijl hij de eerste drie feiten als wettig en overtuigend bewezen achtte. De verdediging heeft echter betoogd dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte te veroordelen.
De rechtbank heeft in haar beoordeling geconcludeerd dat er geen bewijs was dat de verdachte een bijdrage heeft geleverd aan de tenlastegelegde feiten. De rechtbank heeft daarbij gekeken naar de vereiste nauwe en bewuste samenwerking die nodig is voor de kwalificatie van medeplegen. De verdachte en zijn medeverdachte werden op de dag van de inbraken aangetroffen in een auto, maar er was onvoldoende bewijs dat de verdachte betrokken was bij de uitvoering of voorbereiding van de inbraken. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte niet kan worden aangemerkt als medepleger, omdat er geen bewijs was van zijn actieve deelname aan de gepleegde feiten.
Daarom heeft de rechtbank de verdachte vrijgesproken van alle tenlastegelegde feiten. Tevens zijn de benadeelde partijen niet-ontvankelijk verklaard in hun vorderingen, omdat de verdachte is vrijgesproken van de feiten waaruit de schade zou zijn ontstaan. De rechtbank heeft ook beslist dat de in beslag genomen voorwerpen, die zijn aangetroffen in de auto van de verdachte, onttrokken aan het verkeer moeten worden verklaard.