In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 14 oktober 2015 uitspraak gedaan in een geschil tussen een onderwijsstichting en een BV die door deze stichting is opgericht. De stichting had verzocht om vaststelling van een fiscale eenheid voor de omzetbelasting met de BV, die facilitaire diensten verleent aan de stichting. De inspecteur van de Belastingdienst had dit verzoek afgewezen, maar de rechtbank oordeelde dat er sprake was van economische verwevenheid tussen de stichting en de BV. De rechtbank concludeerde dat de stichting ondernemer is voor de exploitatie van de schoolkantines en verhuur van kluisjes, en dat de BV uitsluitend tegen vergoeding activiteiten voor de stichting verricht. Hierdoor werd vastgesteld dat de stichting en de BV een fiscale eenheid vormen voor de omzetbelasting met ingang van 23 april 2013. De rechtbank heeft de inspecteur veroordeeld in de proceskosten van de belanghebbenden en het door hen betaalde griffierecht vergoed.