Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.De verdere procedure
- het tussenvonnis van 1 oktober 2014
- de processen-verbaal van getuigenverhoor van 24 en 26 februari 2015 en van 6 juli 2015.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, stond de eigendom van een woning centraal die in 2007 door de man was aangeschaft. De vrouw, eiseres in conventie en verweerster in reconventie, stelde dat de woning haar eigendom was, terwijl de man, gedaagde in conventie en eiser in reconventie, beweerde dat er een afspraak was gemaakt dat de woning feitelijk van hem zou zijn, met de vrouw als tijdelijke eigenaar. De rechtbank beoordeelde het getuigenbewijs dat door de man was aangedragen, waaronder verklaringen van zijn broer, zus en een getuige. De rechtbank concludeerde dat de man voldoende bewijs had geleverd dat de woning tijdelijk op naam van de vrouw was gezet met de afspraak dat deze uiteindelijk aan de man zou worden overgedragen zodra zijn juridische problemen waren opgelost. De rechtbank wees de vorderingen van de vrouw tot ontruiming van de woning af, omdat de man recht had op de levering van de woning. De rechtbank oordeelde ook dat de vrouw geen recht had op een gebruiksvergoeding, aangezien de woning slechts tijdelijk in haar eigendom was. In reconventie werd de vrouw veroordeeld om haar medewerking te verlenen aan de notariële overdracht van de woning aan de man, conform de gemaakte afspraak. De proceskosten werden gecompenseerd, zodat iedere partij zijn eigen kosten droeg.