ECLI:NL:RBZWB:2015:6956

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
28 oktober 2015
Publicatiedatum
30 oktober 2015
Zaaknummer
C/02/275618 / HA ZA 14-39
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van getuigenbewijs in geschil over eigendom van woning tussen ex-samenlevingspartners

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, stond de eigendom van een woning centraal die in 2007 door de man was aangeschaft. De vrouw, eiseres in conventie en verweerster in reconventie, stelde dat de woning haar eigendom was, terwijl de man, gedaagde in conventie en eiser in reconventie, beweerde dat er een afspraak was gemaakt dat de woning feitelijk van hem zou zijn, met de vrouw als tijdelijke eigenaar. De rechtbank beoordeelde het getuigenbewijs dat door de man was aangedragen, waaronder verklaringen van zijn broer, zus en een getuige. De rechtbank concludeerde dat de man voldoende bewijs had geleverd dat de woning tijdelijk op naam van de vrouw was gezet met de afspraak dat deze uiteindelijk aan de man zou worden overgedragen zodra zijn juridische problemen waren opgelost. De rechtbank wees de vorderingen van de vrouw tot ontruiming van de woning af, omdat de man recht had op de levering van de woning. De rechtbank oordeelde ook dat de vrouw geen recht had op een gebruiksvergoeding, aangezien de woning slechts tijdelijk in haar eigendom was. In reconventie werd de vrouw veroordeeld om haar medewerking te verlenen aan de notariële overdracht van de woning aan de man, conform de gemaakte afspraak. De proceskosten werden gecompenseerd, zodat iedere partij zijn eigen kosten droeg.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Civiel recht
Middelburg
zaaknummer / rolnummer: C/02/275618 / HA ZA 14-39
Vonnis van 28 oktober 2015
in de zaak van
[naam van de vrouw](hierna: de vrouw),
wonende te [woonplaats]
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. M. Krijger te Middelburg,
tegen
[naam van de man](hierna: de man),
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde in conventie,
eiser in reconventie
advocaat mr. J.C.M. Berbée-van Koningsbruggen te Terneuzen.

1.De verdere procedure

1.1.
Het verdere verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 1 oktober 2014
  • de processen-verbaal van getuigenverhoor van 24 en 26 februari 2015 en van 6 juli 2015.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De verdere beoordeling

in conventie en in voorwaardelijke reconventie

2.1.
In genoemd tussenvonnis van 1 oktober 2014 is de man toegelaten tot het bewijs van zijn stelling, dat tussen partijen in 2007 is afgesproken dat de woning feitelijk van hem zou zijn, dat deze slechts korte tijd bij de vrouw in eigendom zou zijn en dat zij de woning daarna aan de man zou leveren. Ter uitvoering van deze bewijsopdracht heeft de man doen horen zichzelf, zijn zus, zijn broer en [naam getuige] . Vervolgens heeft de vrouw in tegenverhoor zichzelf doen horen.
2.2.1.
De man heeft als partijgetuige – zodat zijn verklaring slechts tot het bewijs kan bijdragen als aanvulling op ander, onvolledig bewijs – kort samengevat het volgende verklaard:
De woning is in 2007 aangeschaft, met name omdat hij voor zijn werk vaak in Nederland was en het hem goed leek in Nederland een eigen woning te hebben. Hij wilde de woning niet op zijn eigen naam hebben, omdat dan in verband met een faillissement van zijn bedrijf op die woning mogelijk beslag zou worden gelegd. Om die reden heeft hij gezocht naar mogelijkheden de woning tijdelijk op naam van een ander te zetten. Daartoe heeft hij aanvankelijk zijn broer en zijn zus gevraagd of zij de woning op hun naam wilden hebben. Omdat daarmee echter het risico op beslag onvoldoende was uitgesloten, is dat niet doorgegaan. Vervolgens bleek desgevraagd een zakenpartner, [naam getuige] , bereid om de woning op zijn naam te nemen. Toen hij dat vervolgens met de vrouw besprak, gaf zij aan dat zij wilde meewerken om het mogelijk te maken dat de woning zou worden aangekocht en drong zij er op aan dat de woning tijdelijk op haar naam zou worden gesteld. Daartoe heeft de man toen besloten. De vrouw heeft toen een door de man opgesteld stuk ondertekend, waarin deze afspraak is verwoord en waarin de vrouw toezegt de woning aan de man te zullen overdragen als de moeilijkheden met de rechtbank voorbij zijn. Deze afspraken zijn daarna nog besproken in bijzijn van de broer en de zus van de man, ten huize van de ouders van de man. Bij die gelegenheid heeft de vrouw bevestigd dat de woning op haar naam zou staan totdat de problemen bij de rechtbank zouden zijn opgelost. Ook tegenover [naam getuige] is, in bijzijn van de vrouw, gezegd dat de woning op naam van de vrouw zou worden gezet. Daarna is de aankoop verder geregeld.
2.2.2.
De zus van de man heeft, gehoord als getuige, bevestigd dat zij en haar broer door de man zijn gevraagd om een woning in Terneuzen die de man wilde kopen, tijdelijk op hun naam te willen nemen, zulks in verband met juridische problemen van de man in Italië. Enige tijd later heeft de man haar en haar broer, in aanwezigheid van de vrouw, gezegd dat inmiddels een andere oplossing was gevonden: de woning zou tijdelijk op naam van de vrouw worden gezet, en zodra de problemen van de man in Italië zouden zijn opgelost, zou de vrouw de woning aan de man leveren. De zus van de man verklaarde te hebben gezien dat de vrouw het toen met de man eens was. Dit gesprek vond plaats bij de ouders van de getuige.
2.2.3.
De broer van de man heeft, gehoord als getuige, eveneens bevestigd dat hij en zijn zus door de man zijn benaderd met het verzoek een woning die de man in Terneuzen wilde kopen, op hun naam te willen nemen. De man had toen problemen met zijn werk en een faillissement dreigde. Het was echter de vraag of het op naam van de broer en of zus zetten van de woning mogelijk was en of dat niet alsnog risicovol was. Op een gegeven moment heeft de man tegen de broer, in aanwezigheid van zijn zus en van de vrouw, gezegd dat er een andere oplossing was gevonden: het huis zou tijdelijk op naam worden gezet van de vrouw. Dit gesprek vond plaats bij de ouders van de getuige. Voor de getuige was duidelijk dat als de problemen van de man voorbij zouden zijn, de vrouw de woning aan hem zou overdragen.
2.2.4.
[naam getuige] heeft als getuige verklaard, dat hij weet dat de man een woning in Terneuzen heeft aangeschaft. De man had die woning nodig in verband met zijn werk. De getuige had hem nog afgeraden juist deze woning te kopen, omdat hij de wijk waarin deze staat niet zo geweldig vond. Bij de aankoop is hij niet betrokken geweest. Met hem is ook nooit gesproken over op wiens naam de woning zou worden gesteld.
2.3.
In tegenverhoor heeft de vrouw zichzelf als getuige laten horen. Zij heeft – kort samengevat – het navolgende verklaard:
Vanwege het werk van de man kwam zij vaak in de buurt van Terneuzen. Ook haar kinderen en haar ouders kwamen er regelmatig. Samen met haar vader heeft zij toen besloten een woning in Terneuzen te kopen, als investering en ten behoeve van vakantie. De man kwam ook graag in Terneuzen, maar had niet zelf de mogelijkheid om een woning te kopen. De man heeft in verband met de taal wel meegeholpen bij de aankoop. Afspraken over gebruik van de woning zijn niet gemaakt; de man was er het vaakst, omdat hij de woning ook voor zijn werk gebruikte. Een afspraak over wijziging van de tenaamstelling van de woning enige tijd na de aankoop is bij de aankoop of daarna nimmer gemaakt de man en de vrouw hebben daarover ook niet in aanwezigheid van familieleden van de man gesproken. Een schriftelijk stuk waarin de afspraak tussen de man en de vrouw, dat de woning uiteindelijke op aan van de man zou komen, is opgenomen, kent de vrouw niet. De vrouw heeft voorts omtrent eerder in de procedure door de man overgelegde e-mails verklaard dat zij met die mails gegevens van de man opvroeg om een volmacht te kunnen laten opmaken om de woning te kunnen verkopen; anders dan in die mails staat deed zij dat op verzoek van haar boekhouder, en niet op verzoek van een notaris.
2.4.
De rechtbank is van oordeel dat op grond van bovenstaande verklaringen, afgelegd door de door de man voorgebrachte getuigen, in samenhang met de eerder door de man overgelegde stukken, het bewijs van de in 2.1 genoemde stelling is geleverd. De door de vrouw als getuige afgelegde verklaring maakt dat niet anders. De rechtbank komt tot dit oordeel op grond van de navolgende overwegingen:
- alle door de man voorgebrachte getuigen spreken erover dat het de man was, die de woning wilde kopen; ook [naam getuige] , die niet in familieverband staat met de man, heeft dat verklaard;
- naast de man zelf hebben ook zijn broer en zijn zus aangegeven dat de woning niet op naam van de man kon worden gezet in verband met juridische/financiële problemen van de man van tijdelijke aard, en dat is gezocht naar een mogelijkheid om de woning tijdelijk buiten het eigendom van de man te houden. Allen zeggen ook dat eerst een oplossing binnen de familie werd gezocht, maar dat uiteindelijk is afgesproken dat de woning op naam van de vrouw zou worden gezet, met de bedoeling dat die woning op naam van de man zou komen wanneer genoemde problemen voorbij zouden zijn. Een en ander is volgens deze drie getuigen in aanwezigheid van de vrouw uitdrukkelijk zo besproken. Het enkele feit dat de vrouw de afspraak ontkent en betwist dat er in bijzijn van familie van de man over de woning is gesproken brengt de rechtbank er niet toe, te twijfelen aan met name de verklaringen van de broer en de zus van de man;
- in door de man overgelegde e-mails van de vrouw aan hem uit april/mei 2010 spreekt de vrouw over een concept-volmacht, opgemaakt door de notaris, en vraagt zij in dat kader om persoonsgegeven van de man en om de kadastrale gegevens van de woning. De inhoud van deze mails past bij hetgeen door de door de man voorgebrachte getuigen is verklaard, namelijk dat er een afspraak was dat de woning zou worden geleverd aan de man. In die mails wordt door de vrouw immers gesproken over “de eigendom van het huis gaan formaliseren zoals afgesproken”, en niet over het verkopen van de woning (de door vrouw in haar verklaring genoemde reden voor het opvragen van de gegevens bij de man).
- de man heeft als getuige nog verklaard dat hij ook [naam getuige] heeft gevraagd of hij bereid was de woning tijdelijk op zijn naam te zetten; [naam getuige] heeft verklaard over de tenaamstelling van de woning niets te weten. Deze omstandigheid betekent naar het oordeel van de rechtbank niet dat de verklaring van de man over de verdere gang van zaken – die door de verklaringen van zijn broer en zijn zus en door de genoemde e-mails wordt bevestigd – niet geloofwaardig zou zijn.
- ook de omstandigheid dat er geen schriftelijk stuk van de afspraken – waarvan de man heeft verklaard dat die is opgemaakt en waarvan de vrouw heeft verklaard dat ze die nooit heeft gezien – brengt de rechtbank er niet toe, aan het hiervoor weergegeven bewijs zodanig te twijfelen, dat zou moeten worden vastgesteld dat het bewijs niet zou zijn geleverd.
2.5.
Op grond van het vorenstaande stelt de rechtbank vast dat tussen partijen in 2007 is afgesproken dat de woning feitelijk van de man zou zijn, dat deze slechts korte tijd bij de vrouw in eigendom zou zijn en dat zij de woning daarna aan de man zou leveren.
in conventie
2.6.
Gelet op het vorenstaande zal de vordering van de vrouw tot ontruiming door de man van de woning op de door de vrouw aangevoerde gronden niet kunnen worden toegewezen. De man is immers op grond van de vastgestelde afspraak uit 2007 in beginsel gerechtigd de woning van de vrouw geleverd te krijgen; in die omstandigheden heeft de vrouw er geen recht op dat de man de woning ontruimd aan haar oplevert. Andere gronden waarom de man de woning zou moeten ontruimen zijn niet aangevoerd, zodat de vordering zal worden afgewezen.
2.7.
De vrouw heeft voorts een door de man met ingang van 1 oktober 2009 te betalen gebruiksvergoeding gevorderd. Zij baseert die vordering op het feit dat de woning haar eigendom is en dat de man er verblijft. Nu hiervoor is vastgesteld dat de woning slechts tijdelijk in eigendom van de vrouw zou zijn en dat het van begin af aan de bedoeling van partijen was dat de woning van de man zou zijn, kan in het enkele (juridisch) eigenaar zijn van de vrouw geen grondslag worden gevonden voor het toekennen aan haar van een gebruiksvergunning.
in (voorwaardelijke) reconventie
2.7.
De vordering tot – kort gezegd – medewerking aan levering van de woning aan de man overeenkomstig de afspraak, dan wel indeplaatsstelling van dit vonnis voor de akte van levering, zal, nu de bedoelde afspraak in het vorenstaande is vastgesteld en andere verweren tegen deze vordering niet zijn gevoerd, worden toegewezen.
2.8.
De rechtbank komt niet toe aan beoordeling van hetgeen door de man voorts nog in voorwaardelijke reconventie is gevorderd, nu die vorderingen slecht zijn gedaan voor het geval de vorderingen in conventie zouden worden toegewezen, hetgeen niet het geval is.
in conventie en in reconventie
2.9.
In de aard van het geschil en in het feit dat partijen ex-samenlevingspartners zijn ziet de rechtbank aanleiding om de proceskosten te compenseren, zo dat iedere partij de eigen kosten draagt.

3.De beslissing

De rechtbank:
in conventie
wijst de vorderingen af;
in reconventie
veroordeelt de vrouw om binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis haar medewerking te verlenen aan het notarieel transport van de woning aan de man (conform de afspraak die partijen daarover hebben gemaakt),
en voor het geval zij in gebreke blijft die medewerking te verlenen:
bepaalt dat dit vonnis in de plaats treedt van de akte van levering of een deel daarvan;
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
in conventie en in reconventie
compenseert de proceskosten zo dat iedere partij de eigen kosten draagt;
wijst af hetgeen meer of anders is gevorderd.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.M.J. van Dijk en in het openbaar uitgesproken op 28 oktober 2015.