Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.Het verdere procesverloop
- de akte aan de zijde van [gedaagde] van 11 februari 2015 met één productie;
- de antwoordakte aan de zijde van [eiser] van 11 maart 2015.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak, uitgesproken door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 9 september 2015, staat de aansprakelijkheid van Aegon centraal in verband met de effectenlease-overeenkomsten van de eiser. De eiser, vertegenwoordigd door mr. G. van Dijk, heeft Aegon aangeklaagd voor onrechtmatig handelen na het afsluiten van de effectenlease-overeenkomsten met het product VermogensVliegwiel. De rechtbank heeft vastgesteld dat Aegon niet in staat is geweest tegenbewijs te leveren tegen de stelling van de eiser dat hij door een medewerker van de tussenpersoon is geadviseerd om deze overeenkomsten aan te gaan. De rechtbank heeft geoordeeld dat Aegon onrechtmatig heeft gehandeld door artikel 41 van de NR 1999 te schenden. Aegon is veroordeeld om 80% van het door de eiser betaalde bedrag onder de overeenkomsten te vergoeden, vermeerderd met rente. De rechtbank heeft ook de buitengerechtelijke kosten van de eiser toegewezen, evenals de proceskosten, en heeft Aegon in het ongelijk gesteld. De uitspraak benadrukt de zorgplicht van Aegon en de verantwoordelijkheden van de tussenpersoon in het kader van effectenlease-overeenkomsten.