ECLI:NL:RBZWB:2015:664

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
3 februari 2015
Publicatiedatum
5 februari 2015
Zaaknummer
3694229_E03022015
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing ontbindingsverzoek arbeidsovereenkomst wegens onvoldoende uitwisselbaarheid functies en herplaatsingsmogelijkheden

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 3 februari 2015 een ontbindingsverzoek van een werkgever afgewezen. De werkgever, een besloten vennootschap, had verzocht om de arbeidsovereenkomst met de werknemer, een oogstmedewerker, te ontbinden op grond van een verandering van omstandigheden. De werkgever stelde dat de werkzaamheden van de oogstmedewerkers zouden veranderen door een overstap naar waterteelt, waardoor de functie van de werknemer niet meer zou bestaan. De werknemer betwistte echter dat er geen uitwisselbare functies waren binnen het bedrijf en voerde aan dat er onvoldoende was gedaan om haar te herplaatsen of om haar de mogelijkheid te bieden om in een andere functie te werken.

De kantonrechter oordeelde dat de werkgever niet voldoende had aangetoond dat de functies in de verschillende business units niet uitwisselbaar waren. De rechter stelde vast dat de vereiste kennis en vaardigheden voor beide functies vergelijkbaar waren en dat de werkgever niet had aangetoond dat er geen mogelijkheden waren voor herplaatsing of omscholing. Bovendien was er geen bewijs dat de werknemer niet in staat was om de benodigde kennis en vaardigheden voor de andere functie te verwerven. De kantonrechter concludeerde dat het verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst niet kon worden toegewezen, omdat de werkgever niet had voldaan aan de verplichting om de werknemer de kans te geven om in een andere functie te functioneren.

Als gevolg van de afwijzing van het ontbindingsverzoek werd de werkgever veroordeeld in de proceskosten van de werknemer, die op € 400,00 werden begroot. Deze uitspraak benadrukt het belang van het onderzoeken van herplaatsingsmogelijkheden en de uitwisselbaarheid van functies bij ontbindingsverzoeken.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Kanton
Bergen op Zoom
zaak/rolnr.: 3694229 AZ VERZ 14-224
beschikking d.d. 3 februari 2015
inzake
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [verzoekster]
gevestigd en kantoorhoudende te [plaats],
verzoekende partij,
gemachtigde: mr. J.J. Lauwen, advocaat te Oss,
tegen:
[verweerster],
wonende te [adres],
verwerende partij,
gemachtigde: mr. T. Kocabas, advocaat te ‘s-Gravenhage.

1.Het verloop van het geding

1.1
De procesgang blijkt uit de volgende stukken:
a. het op 18 december 2014 ter griffie ontvangen verzoekschrift met producties;
b. het op 13 januari 2015 ter griffie ontvangen verweerschrift met producties;
c. de bij de mondelinge behandeling door de gemachtigde van verzoekende partij overgelegde productie;
d. de aantekeningen van de mondelinge behandeling van 13 januari 2015.
1.2
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 13 januari 2015. Ter zitting waren aanwezig namens verzoekende partij de heer [naam] en mevrouw [naam], bijgestaan door mr. J.J. Lauwen, alsmede verwerende partij in persoon, bijgestaan door mr. T. Kocabas en mevrouw [naam] als tolk. Van het verhandelde ter zitting is aantekening gehouden.
1.3
De inhoud van de stukken geldt als hier ingelast.
1.4
Partijen worden hierna aangeduid als respectievelijk “[verzoekster]” en “[verweerster]”.

2.Het verzoek

2.1
[verzoekster] heeft de kantonrechter verzocht de arbeidsovereenkomst tussen partijen op zo kort mogelijke termijn te ontbinden op grond van een gewichtige redenen, gelegen in een verandering van de omstandigheden, zonder toekenning van een vergoeding aan [verweerster] en met compensatie van de proceskosten, zodat iedere partij de eigen kosten draagt.
2.2
[verweerster] heeft primair verzocht [verzoekster] in haar verzoek niet-ontvankelijk te verklaren, althans het verzoek af te wijzen. Subsidiair wordt verzocht bij ontbinding van de overeenkomst aan [verweerster] een vergoeding toe te kennen ter hoogte van € 14.648,00 bruto met als ontbindingsdatum 31 maart 2015 en [verzoekster] in de kosten van dit geding te veroordelen.

3.De beoordeling

3.1
Tussen partijen staat als enerzijds gesteld en anderzijds niet of onvoldoende weersproken het volgende vast:
- [verweerster], geboren op [geboortedatum], is sedert 5 maart 2007 bij [verzoekster] in dienst, laatstelijk als oogstmedewerker tegen een loon van € 1.690,24 bruto per 4 weken, exclusief 8% vakantietoeslag;
- [verzoekster] is een bedrijf waar kruiden worden geteeld, jaarrond wordt basilicum gekweekt, in de zomermaanden meerdere kruiden. [verzoekster] bestaat uit twee Business Units, waarbij Business Unit 1 (BU1) werkzaamheden in de (binnen)kas en Business Unit 2 (BU2) werkzaamheden met betrekking tot de buitenteelt betreffen;
- De werkzaamheden in BU1 bestaan uit het vullen van de potten met potgrond, de potten voorzien van druppelslangen, het verzorgen van de basilicumplanten, het oogsten van diezelfde planten, het verwijderen van de potten, het schoonmaken van de kas en overige (teelt)werkzaamheden.
3.2
[verzoekster] heeft aan het verzoek ten grondslag gelegd dat de eigenaar van het bedrijf (de kweker) heeft besloten om vanaf 1 april 2015 op water te gaan telen, hetgeen tot gevolg heeft dat de manier van werken voor de oogstmedewerkers zodanig zal veranderen c.q. verminderen dat er sprake is van een verandering van omstandigheden die een ontbinding van een arbeidsovereenkomst rechtvaardigt. De belangrijkste werkzaamheden voor de oogstmedewerkers in BU1 komen te vervallen of worden geautomatiseerd. Voorts wordt door [verzoekster] gesteld dat de functie van oogstmedewerker in BU1 zodanig verschillend is van de functie in BU2, dat er voor [verweerster] geen mogelijkheden zijn om te werk te worden gesteld in BU2. Nu er geen passende werkzaamheden zijn voor [verweerster], ziet [verzoekster] zich genoodzaakt om een ontbinding van de arbeidsovereenkomst te verzoeken aan de kantonrechter.
3.3
[verweerster] heeft aangevoerd dat de verandering van omstandigheden niet van dien aard zijn dat deze een ontbinding van de arbeidsovereenkomst rechtvaardigen. Door [verweerster] wordt aangevoerd dat er op generlei wijze is getracht om [verweerster] door overplaatsing, omscholing of begeleiding in dienst te houden. Door [verweerster] wordt betwist dat de medewerkers, werkzaam in BU1, nooit op het veld, en aldus in BU2, werken. De functies zijn, zo voert [verweerster] aan, uitwisselbaar wat betreft de inhoud, vereiste kennis en vaardigheden. Door [verzoekster] wordt niet, althans, onvoldoende onderbouwd dat de beoogde veranderingen daadwerkelijk zullen plaatsvinden en [verweerster] weet niet beter dan dat het goed gaat met het bedrijf.
3.4
Tijdens de mondelinge behandeling is als productie overgelegd een e-mailbericht, gericht aan het UWV, inhoudende de antwoorden op enkele vragen van het UWV omtrent de werkzaamheden in de beide functies en de uitwisselbaarheid van die functies. Door [verzoekster] wordt hieromtrent gesteld dat de functies niet zodanig uitwisselbaar zijn dat een doorstroming van [verweerster] als oogstmedewerker BU1 naar oogstmedewerker BU2 tot de mogelijkheden behoort. Overigens is door [verzoekster] niet gesteld – noch anderszins is gebleken – dat het functioneren van [verweerster] ter discussie staat.
Door [verweerster] wordt tijdens de mondelinge behandeling aangevoerd dat de functies in BU1 en BU2 uitwisselbaar zijn, nu is gebleken dat deze in het verleden ook uitwisselbaar zijn geweest. Er wordt dan ook uitdrukkelijk betwist dat die uitwisselbaarheid van functies niet bestaat. Tevens is door [verweerster] aangevoerd dat de heer [naam] en mevrouw [naam], alhier aanwezig namens verzoeker, twee andere bedrijven hebben, hetgeen de vraag laat rijzen of er onderzoek is gedaan naar herplaatsings- of omscholingsmogelijkheden.
3.5
Alvorens de kantonrechter ingaat op het ontbindingsverzoek van [verzoekster], dient hij zich ervan te vergewissen of het verzoek verband houdt met het bestaan van een opzegverbod. Door [verweerster] is tijdens de mondelinge behandeling aangevoerd dat zij als gevolg van een zwangerschap tijdelijk arbeidsongeschikt is geweest. Als productie 1 bij het verweerschrift is een brief overgelegd waaruit blijkt dat [verweerster] met ingang van 19 januari 2015 weer haar volledige arbeidsuren kan werken. Er is in onderhavige zaak sprake van een opzegverbod wegens ziekte, duidelijk is echter dat de reden van de gevraagde ontbinding niets van doen heeft met deze ziekte.
3.6
De vraag die de kantonrechter in het kader van de onderhavige procedure dient te beantwoorden is of er sprake is van een zodanige verandering van omstandigheden dat de arbeidsovereenkomst met [verweerster] op korte termijn ontbonden dient te worden.
3.7
Gedurende de mondelinge behandeling is de al dan niet uitwisselbaarheid van de functies in BU1 en BU2 uitvoerig aan de orde geweest. Uit de ingediende productie aan de zijde van [verzoekster] is voor de kantonrechter gebleken dat het niveau en de beloning van beide functies (nagenoeg) hetzelfde zijn. Ook de vereiste competenties en de werkomstandigheden verschillen slechts marginaal, zodat niet gesproken kan worden van twee totaal verschillende en dus niet uitwisselbare functies. Voorts is door [verzoekster] gesteld dat de functies, gezien de vereiste kennis en vaardigheden, niet gelijkwaardig zijn. De kantonrechter acht dit evenwel niet voldoende reden om te spreken van niet uitwisselbare functies, nu kennis en vaardigheden kunnen worden aangeleerd en het werk- en denkniveau van de functies hetzelfde zijn. In dat licht moet het dan ook mogelijk zijn om aan een oogstmedewerker uit BU1, met hetzelfde werk- en denkniveau, de kennis en vaardigheden aan te leren die noodzakelijk worden geacht voor een werknemer, werkzaam in BU2. Aan [verweerster] is echter niet de mogelijkheid gegeven om te bewijzen dat zij in staat kan worden geacht om deze kennis en vaardigheden tot zich te nemen. Door [verzoekster] is overigens niet gesteld dat [verweerster] in haar huidige functie niet zou functioneren, hetgeen ertoe leidt dat [verweerster] ook zou kunnen functioneren in een andere functie, met hetzelfde werk- en denkniveau. Naar het oordeel van de kantonrechter is dan ook niet voldoende komen vast te staan dat er sprake is van niet uitwisselbare functies. Dat door [verzoekster] nog is gesteld, hetgeen door [verweerster] uitdrukkelijk is betwist, dat de oogstmedewerkers uit BU1 nooit werkzaam zijn in BU2, maakt het voorgaande niet anders.
3.8
De kantonrechter acht voorts niet aannemelijk gemaakt dat [verzoekster] uitdrukkelijk naar een andere passende functie voor [verweerster] in haar organisatie heeft gezocht. Uit het verzoekschrift is slechts gebleken dat aan de medewerkers de mogelijkheid wordt geboden om onder werktijd sollicitatiegesprekken te voeren en dat de medewerkers in de gelegenheid worden gesteld om te solliciteren naar een tijdelijke functie als buitenteeltmedewerker in BU2. Eveneens is tijdens de mondelinge behandeling niets nader onderbouwd omtrent de herplaatsingsmogelijkheden; slechts wordt gesteld dat deze niet aanwezig zijn. De kantonrechter acht dan ook niet voldoende bewezen dat is onderzocht of er omscholings- of herplaatsingsmogelijkheden zijn. Nu voorts is gebleken dat de functies in BU1 en BU2 uitwisselbaar zijn, had het op de weg gelegen van [verzoekster] om aan [verweerster] de mogelijkheid te bieden de functie van oogstmedewerker in BU2 uit te oefenen, door bijvoorbeeld een inwerkperiode te verschaffen.
3.9
Gelet op het voorgaande is er onvoldoende grondslag om over te gaan tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst van [verweerster]. Er is immers onvoldoende gesteld of gebleken dat [verzoekster] zich heeft ingespannen om [verweerster] te herplaatsen dan wel dat aan [verweerster] de mogelijkheid is geboden zich te bewijzen als oogstmedewerker in BU2.
3.1
Gelet op het voorgaande zal het verzoek van [verzoekster] tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst worden afgewezen.
3.11
Nu het verzoek van [verzoekster] wordt afgewezen, dient zij te worden veroordeeld in de proceskosten aan de zijde van [verweerster] gevallen en tot op heden begroot op € 400,00 aan gemachtigdensalaris.

4.De beslissing

De kantonrechter:
wijst het verzoek af;
veroordeelt [verzoekster] in de kosten van deze procedure aan de zijde van [verweerster] gevallen en begroot op € 400,00, aan salaris voor de gemachtigde van [verweerster].
Deze beschikking is gegeven door mr. W.E.M. Verjans, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 3 februari 2015.