Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.De procedure
- het tussenvonnis van 12 februari 2014
- het proces-verbaal van getuigenverhoor van 6 juni 2014
- het proces-verbaal van getuigenverhoor van 19 september 2014
- het deskundigenbericht
- brief van de vrouw d.d. 30 juni 2015
- de antwoordconclusie uitlaten deskundigenrapport van de man d.d. 29 juli 2015.
2.De verdere beoordeling
in reconventie
Toen wij het pand kochten stelde de bank voor dat op mijn naam een rekening zou worden geopend ten behoeve van het pand waar het hier om gaat.(…)
Waar op de afschriften [afkorting namen] staat is daarmee bedoeld mijn zussen en mijzelf.(…)
Voor aanschaf van het pand hebben onze ouders met ons afgesproken dat alles wat in het pand zou gaan, binnen de familie [familienaam] zou blijven. Dus alle betalingen, ook aan [afkorting namen] , ten behoeve van het pand moesten binnen de familie blijven. Mijn vader zei zowel voor het aanschaf van het pand als herhaaldelijk daarna dat hij niet werkte voor de schoonfamilie van zijn kinderen. Ik doe al sinds 1998/1999, misschien wel eerder,(…)
de administratie voor mijn ouders, later na het overlijden van mijn vader, voor mijn moeder. Op een gegeven moment werd ik erop geattendeerd dat bij de schenking op het afschrift uitsluitingsclausule moest worden vermeld, althans dat, dat verstandig was. Tussen deze schenking, van 23 november 2007 en eerdere schenkingen is geen verschil.(…)
ik niet zelf met [gedaagde] gesproken heb over de schenkingen met uitsluitingsclausule door mijn ouders. Mijn ouders hebben daar wel met hem over gesproken. Dat hebben zij mij wel eens gezegd.(…).”
Nog weer later is hij(toevoeging rechtbank: de schoonvader van de getuige)
begonnen met het project, dat hij [afkorting namen] noemde, naar zijn kinderen. Hij begon dit project met de intentie iets aan zijn kinderen na te laten.(…)
Ik mocht hem niet helpen, want dit project was alleen voor de eigen kinderen. Mijn zoon mocht hem wel helpen. Op een gegeven moment kwam hij naar mij toe en vroeg of ik al een testament had. Dat had ik niet. Hij zei dat ik dat wel moest hebben. Hij zei: als er iets gebeurt met [naam echtgenote zwager] , mijn vrouw, wil ik dat het huis niet naar [zwager eiseres] gaat. Het moet binnen de familie blijven. Zijn bedoeling was dat alles wat in verband met het project [afkorting namen] geschonken werd aan de kinderen binnen de familie [familienaam] bleef. Ik heb daarop gezegd dat ik het vreemd vond, omdat ik ook nog kinderen heb, maar hij zei daarop dat die binnen de familie [familienaam] vallen. Hij drong aan op een testament en heeft dat ook betaald. Het is lang geleden, maar volgens mij hebben we hierover ook gesproken met de zus van mijn vrouw, mevr. [familienaam] hier aanwezig, en [gedaagde] . Volgens mij hadden zij al een testament, en moesten zij het testament op de manier die schoonvader wilde aanpassen.(…).”
Op een gegeven moment heeft mijn vader het pand [zus eiseres] tot en met 13 gekocht om een nalatenschap aan zijn drie kinderen achter te laten. Hij richtte daarvoor [afkorting namen] op.(…)
Mijn vader is er steeds heel duidelijk in geweest dat hij het pand kocht en opknapte voor zijn drie kinderen en voor de kleinkinderen. Hij was daarin ook heel duidelijk naar mijn man en naar [gedaagde] . Hij heeft voor de aanschaf van het pand deze bedoeling met ons besproken. Ons, dat wil zeggen alle kinderen en schoonkinderen, dus mijn zus en [gedaagde] , mijzelf en mijn man [zwager eiseres] en mijn broer.(…)
De bedoeling van mijn vader om alleen iets aan de kinderen en niet aan de schoonfamilies na te laten is altijd duidelijk geweest.(…)
Toen [eiseres] , mijn zus, met haar man op reis ging wilde mijn vader ook dat, dat zwart op wit kwam te staan. Stel hen zou een ongeluk overkomen, dan moest geregeld worden dat het stuk van [afkorting namen] dat van [eiseres] was naar hun kinderen zou gaan en niet naar [gedaagde] . Ook wij, mijn man en ik moesten dat in dezelfde zin regelen.(…).”
Op schenkingen was wel een uitsluitingsclausule van toepassing, maar de clausule was bedoeld voor de schoonfamilie. Hier bedoel ik mee dat op het moment dat ik zou wegvallen deze schenkingen niet naar mijn familie zouden gaan. De schenkingen waren dus voor ons allebei, mevrouw [familienaam] en ik, bedoeld. De ouders van mevrouw [familienaam] deden op regelmatige basis schenkingen aan ons. Op het moment dat de vader van mevrouw [familienaam] is begonnen met het opknappen van de huizen in Goes, zijn deze schenkingen naar het project gegaan. Ik ben ervanuit gegaan dat deze schenkingen toen nog steeds voor ons allebei waren bedoeld. Hier is nooit meer over gesproken.