ECLI:NL:RBZWB:2015:6590

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
30 september 2015
Publicatiedatum
13 oktober 2015
Zaaknummer
AWB 15_2549
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslissing op bezwaar inzake huishoudelijke hulp en herroeping van het primaire besluit

In deze zaak heeft eiseres beroep ingesteld tegen het besluit van 12 maart 2015 van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Waalwijk, betreffende de vastgestelde indicatie voor huishoudelijke hulp. De rechtbank Zeeland-West-Brabant heeft op 30 september 2015 uitspraak gedaan in deze zaak, waarbij het beroep van eiseres ongegrond is verklaard. Eiseres had bezwaar gemaakt tegen het bestreden besluit, maar de rechtbank oordeelde dat het bestreden besluit niet als een incompleet besluit kon worden aangemerkt. De rechtbank stelde vast dat het college zijn beleid niet zou wijzigen en dat de eerder toegekende indicatie voor huishoudelijke hulp ongewijzigd voortgezet werd. Eiseres had geen inhoudelijke gronden aangevoerd tegen de voortzetting van de indicatie, waardoor haar beroep niet kon slagen. De rechtbank concludeerde dat er een volledige heroverweging had plaatsgevonden en dat het nieuwe besluit van 19 augustus 2015 als een primair besluit moest worden aangemerkt, waartegen eerst bezwaar moest worden gemaakt. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en er werd geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling of vergoeding van griffierecht.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 15/2549 WMO
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van 30 september 2015 van de meervoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiseres], te [woonplaats], eiseres,

gemachtigde: mr. U. Santi,
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Waalwijk,verweerder.

Procesverloop

Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het besluit van 12 maart 2015 (bestreden besluit) van het college inzake de vastgestelde indicatie voor huishoudelijke hulp.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden in Breda op 30 september 2015. Deze zaak is gelijktijdig behandeld met de zaak van [naam persoon1]. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde en mr. R.A. van ’t Laar, zittingsgemachtigde. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. P.J.C. van Halteren
.

Overwegingen

1. Met het bestreden besluit zijn de bezwaren van eiseres gegrond verklaard, is het primaire besluit ingetrokken en is de eerder aan eiseres toegekende indicatie voor huishoudelijke hulp ongewijzigd voortgezet.
De rechtbank stelt vast dat eiseres het bestreden besluit op zich niet inhoudelijk heeft bestreden. Haar beroepsgrond ziet uitsluitend op de mededeling in het bestreden besluit dat het college zijn beleid niet zal wijzigen. Deze mededeling is echter zuiver informatief van aard en niet op rechtsgevolg gericht. Nu eiseres geen gronden heeft aangevoerd tegen de ongewijzigde voortzetting van de eerder toegekende indicatie, kan haar beroep niet slagen.
Anders dan eiseres is de rechtbank van oordeel dat het bestreden besluit niet aangemerkt kan worden als een incompleet besluit. Uit de opbouw van het bestreden besluit en het daaraan ten grondslag liggende advies van de commissie bezwaarschriften blijkt immers duidelijk dat een volledige heroverweging heeft plaatsgevonden. De rechtbank acht hierbij van belang dat het primaire besluit van 26 september 2014 niet werd genomen naar aanleiding van een aanvraag van eiseres. Als dat het geval was geweest, had immers na intrekking van het primaire besluit nog op de aanvraag moeten worden beslist. Het advies en het bestreden besluit zijn naar tekst en strekking duidelijk. Verder blijkt uit het bestreden besluit ook duidelijk op welke indicatie voor huishoudelijke hulp eiseres recht heeft na intrekking van het besluit van 26 september 2014.
Dat mogelijk met ingang van een latere datum de indicatie voor huishoudelijke hulp alsnog zou worden herzien, is onvoldoende om te oordelen dat er sprake is van een onvolledige heroverweging. Zoals ook al door de commissie bezwaarschriften is gesteld, zal aan een dergelijke wijziging een volledig nieuw actueel onderzoek ten grondslag moeten liggen. Het enkele gegeven dat inmiddels op 19 augustus 2015 een nieuw besluit is uitgereikt over de indicatie per een latere datum, maakt dit niet anders. De rechtbank is dan ook van oordeel dat het besluit van 19 augustus 2015 moet worden aangemerkt als een primair besluit, waartegen eerst bezwaar moet worden gemaakt. Ter zitting is gebleken dat eiseres dit inmiddels ook heeft gedaan.
Ter zitting is ook nog besproken of er aanleiding is de reactie van eiseres op het nieuwe besluit van 19 augustus 2015 als rechtstreeks beroep te behandelen, doch nu zijdens het college is verklaard dat daarmee niet wordt ingestemd, kan daarvan geen sprake zijn.
Het beroep zal ongegrond worden verklaard. Nu het beroep ongegrond wordt verklaard bestaat geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling of vergoeding van griffierecht.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.P. Broeders, voorzitter, en mr. F.P.J. Schoonen, en mr. M.Z.B. Sterk, leden, in aanwezigheid van mr. A.J.M. van Hees, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 30 september 2015.
griffier voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending van dit proces-verbaal hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.