Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
[verweerder],
1.De procedure
[verzoeker 1] was in persoon aanwezig, bijgestaan door mr. Bredo. De griffier heeft aantekeningen van de zitting gemaakt.
2.De feiten
“Zoals reeds met u besproken heeft er vanmorgen rond 05.00 uur zich een incident voorgedaan. Een incident wat voor ons onacceptabel en ook ontoelaatbaar is. Nadat een probleem was geconstateerd aan een van de ovens is daarover contact geweest met ploegleider [naam] . De ploegleider heeft direct actie ondernomen waarbij is geconstateerd dat er mogelijk sprake was van een technisch probleem. Voor ons onbegrijpe-lijk “ontploft” u vervolgens en riep “wat een kut-bedrijf, je gelooft me niet” waarna vervolgens door u de deur van de oven is ingetrapt. Helaas moet geconstateerd worden dat dit gedrag althans vergelijkbaar, continu terugkeert. Ik wijs wat dat betreft op de zeer vele waarschuwingen die u in de afgelopen jaren heeft ontvangen. In ons gesprek van heden-middag hebben wij het incident met u besproken en ook aan u de gelegenheid te geven uw kant van het verhaal te geven. Wat ons betreft vormt dit geen aanleiding om niet tot een ontslag op staande voet over te gaan (…) Wij stellen u bij deze tevens aansprakelijk voor de schade die aan de oven is ontstaan alsmede de schade die wij lijden doordat wij ons genoodzaakt zien de arbeidsovereenkomst met u onverwijld op te zeggen (…)”
28 juli 2015 in te trekken en het loon c.a. door te betalen. Bij gebreke daarvan zijn rechts-maatregelen aangekondigd.
3. Het verzoek en het verweer met betrekking tot de vernietiging ontslag op staande voet
€ 2.896,80 bruto per maand te betalen, te vermeerderen met de wettelijke verhoging ex artikel 7:625 BW en de wettelijke rente, een en ander met veroordeling van [verweerder] in de proceskosten.
Op 15 juli 2015 heeft er een incident plaatsgevonden. Om 05.00 uur constateerde [verzoeker 1] dat er een defect was aan de machine waaraan hij werkte. [verzoeker 1] is zelf niet gerechtigd om deze machine stop te zetten, dus heeft hij direct zijn ploegleider, [naam] , benaderd. [naam] is direct gekomen maar weigerde naar [verzoeker 1] te luisteren. [verzoeker 1] gaf aan dat de lager kapot was. [naam] wilde hier niet aan en bleef naast de machine staan. Dit handelen van [naam] was erg onlogisch aangezien [verzoeker 1] handmatig de wafels moest verwijderen omdat de machine niet meer werkte. [verzoeker 1] diende de aandruk van de machine met twee handen vast te houden en tussendoor de wafels dus te verwijderen. Deze wafels zijn 80-90 graden. [verzoeker 1] handelde hiermee conform de werkinstructie omdat deze aangeeft dat slechte wafels moeten worden verwijderd. Gedurende deze handelingen was [naam] gewoon aanwezig maar heeft, ondanks meerdere verzoeken daartoe van [verzoeker 1] , maar liefst 15-20 minuten geweigerd een monteur te bellen. Door [verweerder] wordt gesteld dat [naam] direct actie ondernam. Dit is dus volstrekt onjuist. Waarom [naam] zo lang heeft gewacht met het oproepen van de monteur is voor [verzoeker 1] totaal onbegrijpelijk en hij was hierdoor ook erg gepikeerd. Hij heeft
20 minuten lang de hete stroopwafels handmatig moeten verwijderen terwijl dit niet nodig was geweest, wanneer de monteur direct was opgeroepen. Het werd [verzoeker 1] op dat moment te veel. Hij heeft hartgrondig gevloekt en tegen de ovendeur geschopt. Hij heeft deze zeker niet ingetrapt. Dit is ook niet mogelijk aangezien deze deur mee veert. Na dit voorval is [verzoeker 1] zijn werkzaamheden gewoon blijven verrichten. Blijkbaar was zijn handelen dus niet van een dusdanige aard dat hij niet meer op de werkplek aanwezig mocht zijn. In de loop van de dag werd [verzoeker 1] op kantoor geroepen waar hij te horen kreeg dat hij ontslag op staande voet kreeg als gevolg van het voorval. De brief daarover werd direct overhandigd. [verzoeker 1] heeft op geen enkele wijze de mogelijkheid gekregen om zijn verhaal te doen. Er is geen dringende reden voor ontslag. [verzoeker 1] heeft conform de voorschriften bij een mankement aan de machine direct de hulp ingeroepen van zijn ploegleider. Het feit dat deze laatste veel te laks heeft gereageerd kan [verzoeker 1] niet worden verweten. [verzoeker 1] heeft achteraf gezien te heftig gereageerd door te vloeken en tegen de ovendeur te schoppen maar dit is begrijpelijk gezien de situatie. Ontslag op staande voet is een veel te zware maatregel. Dit verhoudt zich niet tot de gedraging. Een waarschuwing zou op zijn plaats geweest zijn, aldus [verzoeker 1] . Nu er geen sprake is van een rechtsgeldig ontslag op staande voet, is [verweerder] gehouden tot loondoorbetaling aan en wedertewerkstelling van [verzoeker 1] .
Voor de beoordeling of er sprake is van een dringende reden dient gelet te worden op alle feiten en omstandigheden van het geval, waaronder de aard en ernst van de als zodanig aangemerkte gedraging, de wijze waarop in het verleden is gefunctioneerd, evenals de persoonlijke omstandigheden van de werknemer, zoals leeftijd en de gevolgen die een ontslag op staande voet voor de werknemer heeft. Ook indien de gevolgen ingrijpend zijn kan een afweging van de persoonlijke omstandigheden tegen de aard en de ernst van de dringende reden tot de slotsom leiden dat een onmiddellijke beëindiging van de arbeidsovereenkomst gerechtvaardigd is (zie Hoge Raad 12 februari 1999, NJ 1999, 643). De stelplicht en de bewijslast ten aanzien van het bestaan van een dringende reden liggen bij de werkgever (zie Hoge Raad 24 oktober 1986, NJ 1987, 126).
5.De beslissing
€ 878,-;