ECLI:NL:RBZWB:2015:6355

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
2 oktober 2015
Publicatiedatum
2 oktober 2015
Zaaknummer
02/700286-14
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in zaak van gewelddadige woningoverval met ondeugdelijke herkenningsprocedure

In de strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1996, heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 2 oktober 2015 uitspraak gedaan. De zaak betreft een gewelddadige woningoverval die op 5 december 2014 in Heinkenszand plaatsvond. De verdachte werd beschuldigd van het samen met anderen plegen van deze overval, waarbij geweld en bedreiging met geweld zouden zijn gebruikt om geld af te dwingen van het slachtoffer. De rechtbank heeft de zaak inhoudelijk behandeld op 18 september 2015, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten hebben gepresenteerd.

De tenlastelegging is gewijzigd en de verdachte heeft ontkend betrokken te zijn geweest bij de overval. De rechtbank heeft de bewijsvoering van de officier van justitie beoordeeld, die zich baseerde op getuigenverklaringen en herkenning door het slachtoffer. De rechtbank heeft echter geconcludeerd dat de herkenningsprocedure ondeugdelijk was, omdat de verdachte niet op een juiste manier was herkend. De rechtbank heeft vastgesteld dat de getuigen niet met voldoende zekerheid konden bevestigen dat de verdachte de dader was, en dat er geen ander forensisch bewijs was dat zijn betrokkenheid kon aantonen.

Uiteindelijk heeft de rechtbank geoordeeld dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte te veroordelen. De verdachte is vrijgesproken van het ten laste gelegde feit. De benadeelde partijen, die schadevergoeding vorderden, zijn niet-ontvankelijk verklaard in hun vorderingen, aangezien de verdachte is vrijgesproken. De rechtbank heeft ook het bevel tot voorlopige hechtenis opgeheven. Deze uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken op 2 oktober 2015.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Middelburg
parketnummer: 02/700286-14
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 2 oktober 2015
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1996 te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats] , [adres] ,
raadsvrouw mr. C.M. Koole, advocaat te Goes.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 18 september 2015, waarbij de officier van justitie mr. R.C.P. Rammeloo en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is gewijzigd overeenkomstig artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering. Aan verdachte is, met inachtneming hiervan, ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 5 december 2014 te Heinkenszand, tezamen en in vereniging
met een ander of anderen, althans alleen,
met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of
bedreiging met geweld [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot de afgifte van een
hoeveelheid geld, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan
[slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of
zijn mededader(s),
en/of
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een
hoeveelheid geld, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan
[slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn
mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of
gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1] , gepleegd
met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken
en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of zijn/haar mededader(s)
hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te
verzekeren,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat
verdachte, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
die [slachtoffer 1] een of meer vuurwapens, althans op vuurwapens gelijkende
voorwerpen heeft/hebben getoond en/of daarmee heeft/hebben gedreigd die
[slachtoffer 1] te vermoorden en/of daarmee die [slachtoffer 1] tegen/op het hoofd
heeft/hebben geslagen en/of meermalen, althans eenmaal, heeft/hebben geroepen
"we willen geld hebben, we gaan niet weg zonder geld" en/of "ik zal je door je
kop knallen", in elk geval woorden gelijke dreigende aard of strekking.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich op
5 december 2014 samen met [medeverdachte 1] heeft schuldig gemaakt aan de ten laste gelegde gewelddadige woningoverval en dat [medeverdachte 2] hen daarbij behulpzaam is geweest. Hij heeft zich daarbij gebaseerd op de aangifte van [slachtoffer 1] , het door aangever gegeven signalement van één van de daders dat overeenkomt met de kleding die [medeverdachte 1] bij zijn aanhouding kort na de overval droeg, de herkenning door aangever van verdachte op een foto van internet als één van de daders als ook de personenauto die in de omgeving van de overval is gezien en waarin de drie verdachten kort na de overval zijn aangetroffen. Het door een getuige genoemde kenteken behoort weliswaar toe aan een personenauto van het merk Toyota, maar gelet op de verklaringen van getuigen is dat niet de auto die is gezien.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank op gronden die zij in haar pleitnota heeft aangevoerd niet tot een bewezenverklaring kan komen aangezien het wettig maar vooral overtuigend bewijs ontbreekt en zij heeft verzocht verdachte vrij te spreken. De herkenning door aangever is van zeer onbetrouwbare kwaliteit en kan derhalve niet gebruikt worden voor het bewijs. De politie is er in haar onderzoek vanuit gegaan dat getuige [getuige 1] zich in één letter van het kenteken heeft vergist, maar heeft de mogelijkheid dat hij het merk en type van de auto van verkeerd heeft buiten beschouwing gelaten. Bovendien heeft verdachte een alibi in de vorm van zijn moeder. Zij heeft verklaard dat verdachte in de pauze van The Voice of Holland vijf tot tien minuten is thuis geweest. Uit de zogenaamde ‘running order’ van die avond blijkt dat de eerste reclame die avond om 21.04 uur was. Verdachte kan dus niet op het tijdstip van de overval in Heinkenszand zijn geweest.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Aan verdachte is ten laste gelegd dat hij op 5 december 2014 te Heinkenszand, al dan niet met een ander of anderen, een overval heeft gepleegd op een woning en daarbij geld heeft buit gemaakt. Verdachte heeft verklaard die avond niet in Heinkenszand te zijn geweest en heeft elke betrokkenheid bij dit feit ontkend.
Auto
Op 5 december 2014 is omstreeks 21.37 uur bij de meldkamer van de politie een melding binnengekomen van een gewelddadige woningoverval aan [ straat 1] te Heinkenszand. Aangever [slachtoffer 1] heeft direct na de overval een uitgebreid signalement van de daders gegeven. Door de meldkamer is een burgernetbericht verzonden. Hierop is nog dezelfde avond gereageerd door de getuigen [getuige 1] en [getuige 2] . [getuige 1] heeft twee personen zien aan komen rennen vanaf de bushalte, die vervolgens vanaf de [staat 2] te Heinkenszand waren weggereden in een zwarte Volvo station, voorzien van het kenteken [ kenteken 1] . Getuige [getuige 2] heeft die avond omstreeks 21.30 uur gedurende zeker vijftien minuten een zwarte Volvo station stil zien staan in een parkeervak in de [staat 2] te Heinkenszand nabij de kruising met de Eendvogelstraat. In de auto zat een persoon verdacht onderuit gezakt.
Gezien de verklaringen van aangever en voornoemde getuigen is bij de politie het vermoeden ontstaan dat de inzittenden van de zwarte Volvo station bij de overval betrokken zijn geweest. Uit nader onderzoek is gebleken dat het door [getuige 1] opgegeven kenteken niet toebehoort aan een personenauto van het merk Volvo, maar aan een blauwe Toyota. Vervolgens is door de meldkamer gezocht in het BVH systeem van de politie, waarin een zwarte Volvo station auto voorkomt voorzien van het kenteken [kenteken 2] , welke op naam staat van [naam vader] , de vader van [medeverdachte 2] . [medeverdachte 2] en zijn neef [medeverdachte 1] zijn eind november 2014 naar aanleiding van informatie van het Team Criminele Inlichtingen dat zij plannen hadden om een overval te plegen, benaderd door de politie. Aangever heeft onder andere verklaard dat één van de daders rastahaar had. Bij de politie is bekend dat [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] omgaan met een persoon met rastahaar, te weten verdachte. Gezien deze informatie is het vermoeden bij de politie ontstaan dat drie personen als ook de Volvo voorzien van kenteken [kenteken 2] betrokken zijn geweest bij de overval. Na een zoektocht is deze Volvo die avond omstreeks 22.55 uur rijdend in Goes aangetroffen, terwijl [medeverdachte 2] deze bestuurde en [medeverdachte 1] en verdachte als passagiers meereden. Aangezien zij voldeden aan de opgegeven signalementen qua leeftijd en kleding en een van de inzittenden rastahaar had, zijn zij alle drie aangehouden in deze zaak als verdachte.
De getuigen [getuige 1] en [getuige 2] zijn de dag na de overval uitgebreid gehoord door de politie. Zij hebben de door hen de avond er voor gedane mededeling omtrent het merk van de door hen waargenomen personenauto bevestigd maar [getuige 1] heeft daaraan toegevoegd ‘althans een stationwagen en een oud type’ en [getuige 2] ‘althans een donkere auto’.
De rechtbank stelt op grond van het voorgaande vast dat het door getuige [getuige 1] genoemde kenteken niet overeenkomt met het kenteken van de personenauto van het merk Volvo waarin de verdachten op de avond van 5 december 2014 rijdend zijn aangetroffen. Hoewel [getuige 1] als ook [getuige 2] in eerste instantie hebben aangeven dat zij een zwarte of donkerblauwe Volvo station hebben gezien lijken zij daar een dag later niet zo zeker van te zijn aangezien zij toen beiden hun verklaring hebben aangevuld met ‘althans een stationwagen’ respectievelijk ‘althans een donkere auto’. Dit laat ruimte voor twijfel waardoor niet valt uit te sluiten dat zij die avond geen personenauto van het merk Volvo, type stationwagen, hebben gezien, maar een ander merk en type auto. Bovendien heeft [getuige 2] verklaard dat zij omstreeks dezelfde tijd nabij de parkeerplaats ook een lichtkleurige auto heeft gezien die zonder dat de bestuurder is uitgestapt na enige tijd is doorgereden. Uit het dossier blijkt niet dat hier onderzoek naar is gedaan.
Gelet op het bovenstaande is de rechtbank van oordeel dat niet met voldoende zekerheid kan worden aangenomen dat de personenauto van het merk Volvo en voorzien van het kenteken [kenteken 2] de personenauto is geweest die door de getuigen is gezien in Heinkenszand. Op grond daarvan kan dan ook niet worden vastgesteld dat de verdachten op 5 december 2014 in Heinkenszand zijn geweest.
Ook overigens kunnen de bewijsmiddelen in het dossier niet leiden tot het bewijs dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan de ten laste gelegde woningoverval. Zij overweegt daartoe als volgt.
Herkenning
Aangever heeft - zakelijk weergegeven - verklaard dat hij op 5 december 2014 in zijn woning door twee mannen is overvallen. Door de daders werd geweld gebruikt en hij werd bedreigd met geweld. Beide daders droegen een bivakmuts. Van één van de daders waren de ogen en neus zichtbaar. Deze persoon had dreads die in de nek bij elkaar zaten. Aan de hand van het door aangever gegeven signalement meende zijn broer [naam] op de avond van de overval de daders te herkennen als zijnde de personen die eerder die dag in zijn tattoo-shop zijn geweest, te weten verdachte en [medeverdachte 1] . De broer kent in Goes volgens zijn verklaring namelijk maar vijf personen met dreads en verdachte is de enige die de overval kan hebben gepleegd. Als er gesproken wordt over donkere gasten met dreads dan moet de broer van aangever aan [medeverdachte 1] en verdachte denken. Hij heeft aangever nog diezelfde avond een aantal foto’s afkomstig van Facebook laten zien waarop deze personen te zien waren. Aangever herkende daarop één van de daders voor 100% aan het gezicht, het haar en het postuur. Dit betreft verdachte. Vervolgens heeft ook de politie aangever foto’s getoond van [medeverdachte 1] en verdachte met daarbij de opmerking dat deze personen zijn aangehouden voor de overval. Aangever heeft één van de op de foto afgebeelde personen (verdachte) herkend als de door hem in zijn aangifte genoemde dader B.
Bij de beoordeling van de betrouwbaarheid van de door aangever afgelegde verklaringen over de herkenning van de verdachte slaat de rechtbank acht op het volgende.
Aangever heeft kort na de overval verklaard dat dader B een zwarte huidskleur had, een bivakmuts, een trainingsbroek en een zwarte bodywarmer droeg en hij dreads/rasta’s in een staart had. Bij zijn aanhouding droeg verdachte een gewatteerde jas, een spijkerbroek en losse dreads en daarmee kan, gelet op de verschillen in kledingkenmerken, niet worden vastgesteld dat verdachte aan de beschrijving van het signalement voldeed.
Daarnaast hecht de rechtbank betekenis aan het feit dat bij de herkenning door aangever van de foto van verdachte als dader B bij herhaling sprake is geweest van een éénpersoonsconfrontatie. Dit is het geval geweest op de avond van de overval toen de broer van aangever aan aangever een foto van verdachte op Facebook toonde en ook later toen de foto van verdachte, genomen na zijn aanhouding, door de politie aan aangever is getoond. De herkenning van verdachte door aangever voldoet daarmee niet aan de eisen die aan een fotoherkenning moeten worden gesteld. Daarbij komt in dit verband betekenis toe aan het feit dat beide daders volgens aangever bivakmutsen droegen waardoor moet worden aangenomen dat de gezichten niet voor herkenning zichtbaar zijn geweest en voorts aannemelijk is dat op de avond van de overval naar aangever toe van zijn broer de suggestie is uitgegaan dat de twee personen die hem de middag voor de overval in zijn tattoo-shop hadden bezocht, de daders van de overval moesten zijn geweest. De broer is er zonder meer vanuit gegaan dat de daders uit Goes afkomstig waren en is er daarbij dan ook nog van uit gegaan dat het aantal personen dat in Goes rastahaar heeft tot vijf personen beperkt is. Dit zijn naar het oordeel van de rechtbank vergaande aannames waar niet zonder meer van kan worden uitgegaan. De conclusie is dan ook dat de herkenningsprocedure niet deugdelijk is geweest en om die reden komt aan de herkenning door aangever van verdachte geen bewijswaarde toe.
Aangever heeft kort na de overval ook van de tweede dader een signalement gegeven, onder meer inhoudende dat deze een grijze trainingsbroek en grijze Nike Airmax schoenen droeg. Verdachte [medeverdachte 1] droeg bij zijn aanhouding dergelijke kleding en schoeisel maar naar het oordeel van de rechtbank zijn een grijze trainingsbroek en dit type schoenen onvoldoende onderscheidend om vast te stellen dat verdachte [medeverdachte 1] de overval heeft gepleegd.
De rechtbank stelt voorts vast dat de drie verdachten ontkennen op de avond van 5 december 2014 in Heinkenszand te zijn geweest. Onderzoek van telefoons heeft geen bewijs van het tegendeel opgeleverd. Bij de aanhouding van verdachten, relatief kort na het tijdstip van de overval, zijn geen wapens en geen buit aangetroffen.
Hoewel aan de hiervoor besproken feiten en omstandigheden in onderling verband en samenhang bezien een de verdachte belastend karakter niet kan worden ontzegd, brengt al het voorgaande, daarbij in aanmerking genomen de vaststelling dat het dossier geen ander (forensisch technisch) bewijs bevat waaruit de betrokkenheid van verdachte met voldoende mate van zekerheid kan worden afgeleid, de rechtbank tot het oordeel dat niet buiten redelijke twijfel is komen vast te staan dat verdachte één van de overvallers is geweest. Hij moet dan ook vrij worden gesproken van het ten laste gelegde feit.

5.De benadeelde partijen

De benadeelde partijen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] vorderen een schadevergoeding van
€ 9.158,00 respectievelijk € 1.932,00.
Nu verdachte is vrijgesproken van het feit waaruit de schade zou zijn ontstaan, zal de rechtbank de benadeelde partijen niet-ontvankelijk verklaren in hun vordering.

6.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
-
spreekt verdachte vrijvan het ten laste gelegde feit;
Benadeelde partijen
- verklaart de benadeelde partijen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] niet-ontvankelijk in hun vorderingen en bepaalt dat die vorderingen bij de burgerlijke rechter kunnen worden aangebracht;
- veroordeelt de benadeelde partijen in de kosten van verdachte, tot op heden begroot op nihil;
Voorlopige hechtenis
- heft op het reeds geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.H. Nomes, voorzitter, mr. K.M. de Jager en
mr. J.J.A. Groen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A.P.M. Philipsen, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 2 oktober 2015.
Mr. Groen is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.