ECLI:NL:RBZWB:2015:6190

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
15 september 2015
Publicatiedatum
22 september 2015
Zaaknummer
AWB -15_5971
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • T. Peters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schorsing van het bevel tot inbeslagname en euthanaseren van een pitbull door de voorzieningenrechter

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 15 september 2015 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoeker, de eigenaar van de pitbull genaamd [naam hond 1], had bezwaar gemaakt tegen een besluit van de burgemeester van Etten-Leur, dat op 4 augustus 2015 was genomen. Dit besluit hield in dat de pitbull in beslag genomen en geëuthanaseerd zou worden indien er vóór 15 augustus 2015 geen bewijs was dat de hond door een dierenarts was geëuthanaseerd. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om schorsing van dit besluit toegewezen, omdat er geen concreet en actueel gevaar was voor de openbare orde. De voorzieningenrechter oordeelde dat de burgemeester niet had aangetoond dat er op het moment van het besluit sprake was van een dergelijk gevaar, aangezien het enige incident met de hond al vijf maanden eerder had plaatsgevonden en er sindsdien geen nieuwe incidenten waren geweest. Bovendien waren er minder ingrijpende maatregelen denkbaar die eerst geprobeerd moesten worden. De voorzieningenrechter heeft de burgemeester ook veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van verzoeker, die zijn vastgesteld op € 980,-. De uitspraak heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank niet in een eventuele bodemprocedure.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 15/5971 GEMWT VV
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van 15 september 2015 van de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[naam verzoeker] , te [woonplaats verzoeker] , verzoeker,

gemachtigde: [naam gemachtigde] ,
en

de burgemeester van de gemeente Etten-Leur, verwekerder.

Procesverloop

Verzoeker heeft bezwaar gemaakt tegen het besluit van 4 augustus 2015 (bestreden besluit) van de burgemeester inzake het bevel tot inbeslagname en euthanaseren van zijn pitbull [naam hond 1] . Hij heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden in Breda op 15 september 2015. Verzoeker is verschenen, bijgestaan door [naam gemachtigde] . De burgemeester heeft zich laten vertegenwoordigen door [naam gemachtigde] .

Overwegingen

1. Op grond van de gedingstukken en het behandelde ter zitting gaat de voorzieningenrechter uit van de volgende feiten en omstandigheden.
Op 4 maart 2015 heeft er een incident plaatsgevonden waarbij verzoekers hond [naam hond 1] de kleine poedel [naam hond 2] heeft verwond.
[naam hond 1] is in beslag genomen en is op last van het Openbaar Ministerie onderzocht door [naam deskundige] , gedragsdeskundige van de faculteit Diergeneeskunde van de Universiteit Utrecht. De gedragsdeskundige heeft op 1 april 2015 een rapport uitgebracht, waarin hij de volgende aanbevelingen doet:
“Retourneren aan verdachte, maar alleen als die bereid is zich aan onderstaande cumulatieve voorwaarden te houden:
1) Aanlijn- en een muilkorfgebod.
2) Trainen van [naam hond 1] om de gehoorzaamheid te verbeteren en het gedrag naar honden te verbeteren (o.a. aandachtstraining).
3) Ontsnappen uit het eigen huis moet onmogelijk worden gemaakt door het plaatsen van drangers op buiten en tussendeuren naar die buitendeuren.
Is verdachte niet bereid tot het opvolgen van deze voorwaarden, dan dient [naam hond 1] te worden geëuthanaseerd."
Op 11 april 2015 is [naam hond 1] teruggegeven aan verzoeker.
Bij het bestreden besluit heeft de burgemeester het bevel gegeven dat, indien hij vóór 15 augustus 2015 geen bewijs heeft ontvangen dat de hond door een dierenarts is geëuthanaseerd, de hond in beslag wordt genomen en wordt geëuthanaseerd.
Op 25 augustus 2015 is [naam hond 1] afgegeven aan de politie. Hij verblijft sindsdien in een gespecialiseerde opvang. De burgemeester heeft toegezegd de uitspraak van de voorzieningenrechter af te wachten alvorens [naam hond 1] te laten euthanaseren.
2. Ingevolge artikel 172, eerste lid, van de Gemeentewet is de burgemeester belast met de handhaving van de openbare orde.
Ingevolge het derde lid is de burgemeester bevoegd bij verstoring van de openbare orde of bij ernstige vrees voor het ontstaan daarvan, de bevelen te geven die noodzakelijk te achten zijn voor de handhaving van de openbare orde.
3. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventuele) bodemprocedure niet.
4. De voorzieningenrechter overweegt dat in de jurisprudentie een aantal eisen worden gesteld aan de bevoegdheid van de burgmeester om een bevel te geven op grond van artikel 172, derde lid, van de Gemeentewet.
Ten eerste moet er sprake zijn van verstoring van de openbare orde of van ernstige vrees daarvoor. Voorts moet het geven van een bevel noodzakelijk zijn voor het herstel of de handhaving van de openbare orde. De voorzieningenrechter van deze rechtbank heeft deze eisen vertaald naar de eis dat sprake moet zijn van een concreet en actueel gevaar (uitspraak van 5 september 2014, ECLI:NL:RBZWB:2014:6222). Een andere eis is dat de maatregel proportioneel en subsidiair moet zijn.
De voorzieningenrechter ziet zich daarom, kort gezegd, gesteld voor twee vragen:
1) Was er ten tijde van het nemen van het bestreden besluit (4 augustus 2015) sprake van een concreet en actueel gevaar; en
2) Is de maatregel proportioneel en subsidiair?
Beide vragen beantwoordt de voorzieningenrechter negatief. De grond voor het bevel van de burgemeester betreft een voorval van vijf maanden geleden en er hebben zich voor zover bekend sindsdien geen nieuwe incidenten voorgedaan. Er was dus geen concreet en actueel gevaar. En voorts geeft de gedragsdeskundige aan dat minder vergaande maatregelen denkbaar zijn, die eerst moeten worden geprobeerd. Onduidelijk is waarom de burgemeester die aanbeveling niet volgt. Het gaat immers om het eerste bijtincident. Dat de burgemeester daar, gelet op het verleden, geen vertrouwen in heeft, acht de voorzieningenrechter daartoe onvoldoende. De maatregel is niet proportioneel en subsidiair, met name nu er ook minder vergaande maatregelen hadden kunnen worden getroffen.
5. De voorzieningenrechter schorst het bestreden besluit, aangezien niet te verwachten is dat het besluit stand houdt. Het bestreden besluit wordt geschorst voor zowel de inbeslagname als de euthanasie van [naam hond 1]
7. Omdat de voorzieningenrechter het verzoek toewijst, dient de burgemeester aan verzoeker het door hem betaalde griffierecht te vergoeden.
8. De voorzieningenrechter veroordeelt de burgemeester in de door verzoeker gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de voorzieningenrechter op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 980,- (1 punt voor het indienen van het verzoekschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 490, en wegingsfactor 1).

Beslissing

De voorzieningenrechter:
  • schorst het bestreden besluit tot zes weken na de bekendmaking van de beslissing op bezwaar;
  • draagt de burgemeester op het betaalde griffierecht van € 167,- aan verzoeker te vergoeden;
  • veroordeelt de burgemeester in de proceskosten van verzoeker tot een bedrag van
Deze uitspraak is gedaan door mr. T. Peters, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. M.A. de Rooij, griffier, op 15 september 2015.
griffier voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.