In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, gedateerd 1 september 2015, zijn drie zaken behandeld die betrekking hebben op de herbeschrijving en waardering van functies binnen de Dienst Vervoer en Ondersteuning (DV&O) van het Ministerie van Veiligheid en Justitie. De eisers, werkzaam als transportgeleiders, hebben beroep ingesteld tegen het besluit van de minister van Veiligheid en Justitie van 12 november 2014, waarin de functiebeschrijvingen zijn vastgesteld. De rechtbank heeft vastgesteld dat de minister niet volledig is voorbijgegaan aan de bezwaargronden van de eisers en dat de beschrijvingen van de functies voldoende feitelijke grondslagen hebben.
De rechtbank heeft de procesgang uiteengezet, waarbij de zaken van de eisers zijn gevoegd behandeld. De eisers hebben aangevoerd dat de minister fouten heeft gemaakt in de totstandkoming van de functiebeschrijvingen en dat belangrijke werkzaamheden en competenties niet zijn meegenomen. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de minister de bezwaren heeft betrokken bij de heroverweging van de primaire besluiten en dat de eisers niet concreet hebben gemaakt welke onjuistheden in de functiebeschrijvingen zijn ontstaan.
De rechtbank heeft geconcludeerd dat de eisers niet aannemelijk hebben gemaakt dat hen met de functiebeschrijvingen tekort is gedaan en dat de beschrijvingen een deugdelijke basis vormen voor de waardering van hun functies. De beroepen zijn ongegrond verklaard, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.