ECLI:NL:RBZWB:2015:5833

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
11 augustus 2015
Publicatiedatum
1 september 2015
Zaaknummer
02/800969-15
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte op basis van onvoldoende bewijs en betrouwbaarheid van herkenning

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, stond de verdachte terecht voor meerdere feiten, waaronder diefstal met geweld en het gebruik van valse sleutels. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 28 juli 2015, waarbij de officier van justitie, mr. Paapen, en de verdediging hun standpunten presenteerden. De verdachte werd herkend op camerabeelden door verbalisanten, mede op basis van informatie van een informant van het Team Criminele Inlichtingen (TCI). De verdediging betwistte de betrouwbaarheid van deze herkenningen, aangezien deze niet voldoende gespecificeerd waren met onderscheidende persoonskenmerken.

De rechtbank oordeelde dat de herkenningen van de verdachte door de verbalisanten onvoldoende betrouwbaar waren om tot een bewezenverklaring te komen. De rechtbank stelde vast dat de herkenningen voornamelijk waren gebaseerd op de informatie van de informant, en dat de verbalisanten de verdachte niet persoonlijk kenden. Bovendien waren de camerabeelden onscherp en ontbraken objectieve bewijsmiddelen die de aanwezigheid van de verdachte bij de misdrijven konden bevestigen.

Uiteindelijk concludeerde de rechtbank dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs was om de verdachte schuldig te verklaren aan de ten laste gelegde feiten. De rechtbank sprak de verdachte vrij van alle beschuldigingen en hevelde het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis op. Dit vonnis werd uitgesproken op 11 augustus 2015 door de meervoudige kamer, bestaande uit mr. Pellikaan, mr. Slot en mr. Prenger.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team jeugd
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02/800969-14
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 11 augustus 2015
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 1996 te [geboorteplaats]
wonende te [adres] , [woonplaats]
raadsman mr. C.J.M. Jansen, advocaat te Tilburg.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 28 juli 2015, waarbij de officier van justitie, mr. Paapen, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

Verdachte staat terecht, terzake dat:
1. hij op of omstreeks 13 mei 2014 te Hendrik-Ido-Ambacht met het oogmerk van
wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een geldbedrag (1000 euro), in
elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] , in elk
geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de
toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en/of de/het weg te nemen
goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel,
te weten een niet voor zijn, verdachtes, gebruik bestemde pinpas;.
2. hij op of omstreeks 14 maart 2014 te Zwijndrecht tezamen en in vereniging met
een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke
toeëigening heeft weggenomen een pinpas, in elk geval enig goed, geheel of ten
dele toebehorende aan [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan
aan verdachte en/of zijn mededader(s);
3. hij op één of meer tijdstip(pen) op of omstreeks 14 maart 2014 te Zwijndrecht
en/of te Rotterdam, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft
weggenomen meerdere geldbedragen (omstreeks 652,25 euro), in elk geval enig
goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2] , in elk geval aan een
ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de
plaats des misdrijfs heeft verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren)
onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, te weten
een niet voor zijn, verdachtes, gebruik bestemde pinpas;
4. hij op of omstreeks 08 mei 2014 te Gorinchem, met het oogmerk van
wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een geldbedrag (1000 euro), in
elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 3] , in elk
geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de
toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en/of de/het weg te nemen
goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel,
te weten een niet voor zijn, verdachtes, gebruik bestemde pinpas;
5.hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 8 januari 2014
tot en met 17 mei 2014 te (resp.) Goes ( [slachtoffer 4] ) en/of
Uden en/of Eindhoven ( [slachtoffer 5] ) en/of Ridderkerk en/of
Gorinchem ( [slachtoffer 6] en/of [slachtoffer 7] en/of [slachtoffer 8] ), in elk geval
(telkens) in Nederland (telkens) met het oogmerk van wederrechtelijke
toe-eigening in/uit pinautomaat heeft weggenomen (een) (totaal)bedrag(en) van (resp.):
1000,- euro ( [slachtoffer 6] ) en/of
5710,- euro ( [slachtoffer 7] ) en/of
3193,95 euro ( [slachtoffer 8] ) en/of
19.417,40 euro ( [slachtoffer 5] ) en/of
1250,- euro ( [slachtoffer 4] )
in elk geval enig goed, (telkens) geheel of ten dele toebehorende aan die [slachtoffer 6]
en/of [slachtoffer 7] en/of [slachtoffer 8] en/of [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 4] , in
elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich
(telkens) de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en/of de/het
weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een
valse sleutel (te weten (een) (bank)pas(en) t.n.v. die [slachtoffer 6] en/of [slachtoffer 7]
en/of [slachtoffer 8] en/of [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 4] ;

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde feiten en baseert zich daarbij op de verschillende aangiften en de processen-verbaal van bevindingen betreffende de herkenning van verdachte op de camerabeelden.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging stelt zich op het standpunt dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen. De bron van de uiteindelijke herkenningen van verdachte is een anonieme informant van het Team Criminele Inlichtingen (TCI) wiens proces-verbaal niet gebruikt kan worden als bewijsmiddel. Vervolgens is verdachte mede op basis van deze informatie steeds voor 100% herkend door verbalisant [naam verbalisant] en andere verbalisanten. De herkenningen voldoen echter niet aan de vereisten die de jurisprudentie daaraan stelt. Zo worden geen specifieke onderscheidende lichaamskenmerken genoemd op basis waarvan verdachte wordt herkend. Bovendien bevat het dossier onduidelijke en onscherpe beelden en is er niets objectiefs dat verdachte op de verschillende plaatsen delict plaatst. De verdediging is van mening dat de herkenningen van verdachte niet gebezigd kunnen worden voor het bewijs. Verdachte dient dan ook van alle ten laste gelegde feiten te worden vrijgesproken nu er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
In de periode van 8 januari 2014 tot en met 17 mei 2014 is bij acht oudere mensen de pincode afgekeken en is hun pinpas vervolgens ontvreemd door middel van zakkenrollerij of een babbeltruc. Hierna zijn van de bankrekeningen van de aangevers verschillende geldbedragen opgenomen en zijn er aankopen met deze pinpassen gedaan. Van het merendeel van deze pintransacties zijn camerabeelden beschikbaar. Naar aanleiding hiervan is het onderhavige onderzoek gestart. Door het TCI is een afdruk van de camerabeelden van een aantal pintransacties getoond aan een informant. Deze informant herkende de man op de beelden als verdachte. Tevens wordt verdachte door verbalisant [naam verbalisant] herkend op politie.nl en in het Recherche Informatieblad (RI ONLINE) en door verschillende verbalisanten die verdachte hebben verhoord over de ten laste gelegde feiten.
Verdachte ontkent dat hij de tenlastegelegde feiten heeft gepleegd. Ter terechtzitting heeft hij verklaard dat hij zich niet herkent op de verschillende afdrukken van de camerabeelden.
De rechtbank stelt vast dat de officier van justitie het bewijs, dat verdachte de tenlastege-legde feiten heeft gepleegd, uitsluitend baseert op de door de verbalisanten gerelateerde herkenningen van verdachte. De rechtbank stelt voorop dat behoedzaam dient te worden omgegaan met herkenningen en de bewijskracht daarvan. Dit geldt te meer indien deze herkenningen het enige bewijsmiddel zijn die de betrokkenheid van een verdachte bij de ten laste gelegde feiten kunnen aantonen. Er bestaat bij de rechtbank geen aanleiding om te twijfelen aan de oprechtheid van de verbalisanten, die hebben verklaard op de afdrukken van de camerabeelden verdachte voor 100% te herkennen. Bij de beoordeling van het bewijs is echter van doorslaggevend belang of deze herkenningen voldoende betrouwbaar zijn om daadwerkelijk tot een bewezenverklaring te kunnen komen.
In dat kader stelt de rechtbank met de verdediging vast dat de eerste herkenning is gedaan door een informant van het TCI. Hoewel verdachte daarna ook door verbalisanten is herkend, moet worden geconstateerd dat deze verbalisanten verdachte niet persoonlijk kenden en dat zij ten tijde van hun herkenning weet hadden van het feit dat verdachte al eerder was herkend door de informant van het TCI. Door verbalisant [naam verbalisant] wordt immers geverbaliseerd dat hij mede op basis van het proces-verbaal van het TCI tot zijn 100% herkenning komt. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de oordeelsvorming van de verbalisanten bij de herkenningen van verdachte op zijn minst beïnvloed is door de informatie uit het proces-verbaal van het TCI. De rechtbank stelt voorts vast dat de verbalisanten in een groot aantal gevallen tot een kale herkenning komen zonder deze nader te onderbouwen aan de hand van specifieke persoonskenmerken. De kenmerken die - soms - wel worden genoemd, zoals de kleur van een jas en een cap, zijn naar het oordeel van de rechtbank niet onderscheidend. Het voorgaande maakt dat de door de verbalisanten gedane herkenningen de rechtbank in onvoldoende mate overtuigen.
De rechtbank beschikt zelf niet over de veiliggestelde camerabeelden, maar slechts over afdrukken hiervan. Een groot aantal van deze afdrukken is onscherp. Ook is vaak maar een beperkt gedeelte van het gezicht van de persoon in kwestie zichtbaar. Hierdoor wordt herkenning flink bemoeilijkt. De eigen waarneming van de rechtbank is dat een aantal van de personen dat zichtbaar is op de afdrukken gelijkenissen vertoont met het uiterlijk van verdachte. Bij gebrek aan specifieke onderscheidende persoonskenmerken is echter niet met zekerheid vast te stellen dat het ook daadwerkelijk verdachte betreft.
Ten slotte moet worden vastgesteld dat het dossier geen objectieve bewijsmiddelen bevat waaruit blijkt dat verdachte zich ten tijde van het plaatsvinden van de verschillende strafbare feiten in de buurt van de plaats delict heeft bevonden. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, zodat hij daarvan dient te worden vrijgesproken..

5.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
-
spreekt verdachte vrijvan de tenlastegelegde feiten;
- heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. Pellikaan, voorzitter, tevens kinderrechter, mr. Slot en
mr. Prenger, rechters, in tegenwoordigheid van Boink, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 11 augustus 2015.
Mr. Slot en mr. Pellikaan zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.