ECLI:NL:RBZWB:2015:5832
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Op tegenspraak
- M. Prenger
- A. Slot
- J. Pellikaan
- Rechtspraak.nl
Onbevoegdheid meervoudige kamer van de rechtbank bij vordering tot tenuitvoerlegging voorwaardelijke veroordeling
In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 28 juli 2015 uitspraak gedaan over de vordering tot tenuitvoerlegging van een voorwaardelijke veroordeling. De veroordeelde, geboren in 1993 en gedetineerd in PI Zuid West, had zich niet gehouden aan de bijzondere voorwaarden die aan zijn voorwaardelijke straf waren verbonden. Deze voorwaarden omvatten onder andere deelname aan een gedragsinterventie, opname in een instelling voor begeleid wonen, en een alcohol- en drugsverbod. De officier van justitie had op 4 juni 2015 de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke straf gevorderd, omdat de veroordeelde zich niet aan deze voorwaarden had gehouden.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de vordering tot tenuitvoerlegging door de politierechter was verwezen naar de meervoudige kamer. Echter, de rechtbank oordeelde dat zij onbevoegd was om kennis te nemen van deze vordering, zoals ook blijkt uit artikel 14g, derde lid, van het Wetboek van Strafrecht en de uitleg die de Hoge Raad hieraan heeft gegeven in een arrest van 3 mei 1994. Ondanks het feit dat de politierechter de zaak had verwezen, kon de rechtbank haar onbevoegdheid niet terzijde schuiven. De verdediging had geen bezwaar tegen de onbevoegdheid van de rechtbank, maar de rechtbank kon niet anders dan zich onbevoegd verklaren.
De beslissing werd genomen door de rechters M. Prenger, A. Slot en J. Pellikaan, en is uitgesproken ter openbare zitting. De rechtbank verklaarde zich onbevoegd kennis te nemen van de vordering tot tenuitvoerlegging van de officier van justitie.