In de strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1965, werd ontucht met zijn minderjarig kind ten laste gelegd. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 20 augustus 2015, waarbij de officier van justitie, mr. W.J.W.K. Suijkerbuijk, en de verdediging hun standpunten presenteerden. De tenlastelegging betrof ontucht gepleegd tussen 1 januari 1999 en 15 januari 2006 in Sint-Maartensdijk. De rechtbank heeft de verklaringen van de aangeefster en de moeder van de aangeefster als bewijs overwogen, maar er waren geen andere getuigen die de ontuchtige handelingen konden bevestigen.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de verklaringen van de aangeefster inconsistent waren en dat de verdachte, die lijdt aan het syndroom van Asperger, onder druk stond tijdens het afleggen van zijn verklaringen. De rechtbank oordeelde dat de bekentenis van de verdachte te algemeen was en niet voldoende steun vond in ander bewijsmateriaal. De rechtbank concludeerde dat er ernstige twijfels bestonden over de betrouwbaarheid van de bekentenis van de verdachte, waardoor het bewijs niet wettig en overtuigend was.
Uiteindelijk heeft de rechtbank de verdachte vrijgesproken van het tenlastegelegde feit, omdat er onvoldoende bewijs was om tot een veroordeling te komen. De uitspraak vond plaats op 3 september 2015, waarbij de rechtbank benadrukte dat de afwezigheid van ondersteunend bewijs de vrijspraak rechtvaardigde.