ECLI:NL:RBZWB:2015:5686

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
20 augustus 2015
Publicatiedatum
26 augustus 2015
Zaaknummer
4261625 OV VERZ 15-5923
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot instelling van beschermingsbewind wegens onvoldoende geestelijke toestand en taalbeheersing

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 20 augustus 2015 een verzoek tot instelling van een beschermingsbewind afgewezen. De verzoekster, die analfabeet is en de Nederlandse taal niet of onvoldoende beheerst, had verzocht om onderbewindstelling op grond van artikel 1:431, lid 1 van het Burgerlijk Wetboek. De kantonrechter oordeelde dat het gebrek aan taalvaardigheid en analfabetisme niet kwalificeert als een geestelijke toestand die onderbewindstelling rechtvaardigt. De kantonrechter benadrukte dat onderbewindstelling niet het 'ultimum remedium' is voor de problemen in de samenleving en dat er eerst gekeken moet worden naar minder ingrijpende oplossingen voor de belangenbehartiging van meerderjarigen. De rechter concludeerde dat er geen sprake was van problematische schulden en dat de verzoekster zelf verantwoordelijk is voor het verbeteren van haar situatie, inclusief de inwoning van haar meerderjarige kinderen. De kantonrechter wees het verzoek af, met de mogelijkheid voor hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Kanton
Bergen op Zoom
zaak/rolnr.: 4261625 OV VERZ 15-5923
beschikking d.d. 20 augustus 2015 op een verzoek tot instelling van een meerderjarigenbewind
van
[verzoeker], wonende te [adres] .

1.Het procesverloop

1.1
De procesgang blijkt uit de volgende stukken:
a. het op 3 juli 2015 door de griffie van de rechtbank ontvangen verzoekschrift (met bijlagen);
b. het proces-verbaal van de griffier met betrekking tot het verhandelde op de terechtzitting van donderdag 30 juli 2015.
1.2
De inhoud van deze stukken geldt hier als ingelast.

2.De beoordeling

2.1
Het verzoek strekt tot de instelling van een bewind over de goederen van [verzoeker] voornoemd, hierna te noemen rechthebbende, geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] , onder gelijktijdige benoeming van [voorgestelde bewindvoerder]
, tot bewindvoerder.
2.2
Tijdens voormelde terechtzitting is gebleken dat rechthebbende de Nederlandse taal niet dan wel onvoldoende beheerst. Zij zegt zelf -via de aanwezige tolk- dat zij analfabeet is. Zij is ook niet in staat de inhoud van brieven te begrijpen welke zij ontvangt. De communicatie met rechthebbende vindt tijdens de terechtzitting noodgedwongen volledig via de aanwezige tolk plaats. Zij volgt momenteel wel Nederlandse taallessen. Zij wordt verder al enige jaren begeleid vanuit de [maatschappelijk werk] . Deze stichting heeft als doel het begeleiden van mensen die in probleemsituaties verkeren. Deze mensen kunnen bij de [maatschappelijk werk] terecht voor verschillende vormen van begeleiding en opvang. Rechthebbende ontvangt op haar situatie toegesneden begeleiding en opvang van voormelde stichting. Rechthebbende geeft desgevraagd aan dat zij geen lichamelijke en/of geestelijke problemen heeft. Rechthebbende heeft op dit moment ook geen noemenswaardige schulden. Rechthebbende heeft wel op
9 juli 2015 een kredietovereenkomst ad. [bedrag 1] met de [kredietbank] gesloten. Dit krediet dient zij in 36 maandelijkse termijnen van € [bedrag 2] af te lossen.
De eerste termijn vervalt op 1 oktober 2015. Er dreigen wel -mede als gevolg van haar thuissituatie- verdere financiële problemen te ontstaan. Bij rechthebbende wonen maar liefst
3 (drie) meerderjarige [kinderen] in. Deze [kinderen] dragen -om hen moverende redenen- niet of nauwelijks bij aan de gezamenlijke huishouding. Zij leven deels op kosten van hun moeder/rechthebbende. Deze inwoning heeft ook negatieve gevolgen voor de hoogte van de uitkering van rechthebbende. Rechthebbende geeft aan dat zij waarschijnlijk geen financiële problemen zou kennen wanneer haar meerderjarige [kinderen] niet bij haar in zouden wonen.
Haar [kinderen] wensen volgens haar niet op eigen initiatief te zoeken naar eigen woonruimte.
Rechthebbende geeft aan dat het voor haar (als moeder) moeilijk is om de bestaande inwoning aan haar [kinderen] te ontzeggen.
2.3
De kantonrechter heeft tijdens de zitting al aangegeven dat voor onderbewindstelling vereist is dat er sprake is van een (of meer) gronden als bedoeld in de wet. Op grond van artikel 1:431, lid 1 BW moet er sprake zijn van een lichamelijke of geestelijke toestand die maakt dat een meerderjarige tijdelijk of duurzaam niet in staat is haar vermogensrechtelijke belangen behoorlijk waar te nemen dan wel sprake zijn van verkwisting of het hebben van problematische schulden. Het zijn van analfabeet en het niet of onvoldoende beheersen van de Nederlandse taal door rechthebbende zijn naar het oordeel van de kantonrechter niet te kwalificeren als een geestelijke toestand, als hiervoor bedoeld. Een andersluidend oordeel zou volgens de kantonrechter een enorme uitbreiding/oprekking van deze wettelijke grond betekenen en een daarmee gepaard gaande enorme toe-/instroom van zaken /verzoekschriften opleveren. Deze kantonrechter ervaart dat er op dit moment te vaak, te snel en te gemakkelijk verzoekschriften tot onderbewindstelling van meerderjarigen worden ingediend. Hier komt bij dat de (wettelijke) mogelijkheden van een beschermingsbewindvoerder in de praktijk beperkt blijken te zijn. De bestaande mogelijkheden voorzien in elk geval niet in de oplossing van de hier aanwezige problematiek. Hier lijkt vooral rechthebbende zelf aan zet te zijn. Dit geldt niet alleen ten aanzien van haar beheersing van de Nederlandse taal alsook wat betreft de oplossing van haar thuissituatie, in het bijzonder de niet gewenste inwoning van haar meerderjarige [kinderen] .
2.4
Ook is niet gebleken van het bestaan van problematische schulden, als bedoeld in de wet.
Rechthebbende heeft op dit moment slechts enkele kleine(re) schulden en ter oplossing hiervan is inmiddels een saneringskrediet verstrekt. De grond van het bestaan van problematische schulden doet zich in deze zaak niet voor. Ook wat betreft de grond “het hebben van problematische schulden” ervaart de kantonrechter dat verzoekschriften tot het instellen van beschermingsbewind op deze grondslag te vaak, te snel en te gemakkelijk worden ingediend.
2.5
De enkele omstandigheid, dat de voorgestelde professionele beschermingsbewindvoerder zich schriftelijk bereid heeft verklaard om de taak als bewindvoerder ten behoeve van rechthebbende op zich te nemen, doet hier niet aan af.
2.6
Onderbewindstelling is volgens de kantonrechter niet het “ultimum remedium” (laatste redmiddel) voor al de niet opgeloste problemen in onze samenleving. Meer dan thans het geval is, dient eerst bekeken te worden of wat betreft de belangenbehartiging van meerderjarigen met minder ingrijpende aanwezige voorzieningen volstaan kan worden.
2.7
Samengevat is de kantonrechter van oordeel dat ter zitting niet aannemelijk is geworden dat de rechthebbende als gevolg van haar lichamelijke of geestelijke toestand niet in staat is zelf ten volle haar vermogensrechtelijke belangen behoorlijk waar te nemen dan wel dat er sprake is van verkwisting of het hebben van problematische schulden.
De kantonrechter zal het verzoek hierna daarom afwijzen.

3.De beslissing

De kantonrechter:
wijst het verzoek af.
Deze beschikking is gegeven door mr. W.E.M. Verjans en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 20 augustus 2015.
Tegen deze beschikking kan hoger beroep worden ingesteld:
door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van deze beschikking is verstrekt of verzonden: binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
door andere belanghebbenden: binnen drie maanden na de betekening van de beschikking of nadat deze hun op andere wijze bekend is geworden.
Het beroepschrift moet door tussenkomst van een advocaat worden ingediend bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch.