ECLI:NL:RBZWB:2015:548
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Verzet tegen dwangbevel in het kader van de Wet Mulder met betrekking tot de ontvangst van aanmaningen
In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, heeft de kantonrechter op 28 januari 2015 uitspraak gedaan in een verzetzaak die voortkwam uit de Wet Mulder. De betrokkene had verzet aangetekend tegen de tenuitvoerlegging van een dwangbevel dat door de officier van justitie te Leeuwarden was uitgevaardigd. Tijdens de zitting op 9 december 2014 heeft de betrokkene aangevoerd dat hij de tweede aanmaning niet had ontvangen. De kantonrechter oordeelde dat de betrokkene ontvankelijk was in zijn verzet, aangezien de termijn was gehaald en het griffierecht was betaald. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de betrokkene de ontvangst van de tweede aanmaning niet ongeloofwaardig had betwist, waardoor het dwangbevel niet rechtsgeldig was uitgevaardigd.
De kantonrechter heeft de zaak zelf afgedaan en het verzet gegrond verklaard voor zover de kosten het bedrag van de sanctie inclusief verhogingen en administratiekosten overschreden. De kantonrechter heeft tevens het CJIB/CVOM aangeraden om de tweede aanmaning per aangetekende post te verzenden na adresverificatie in het GBA, om te voorkomen dat betrokkene's in het vervolg met soortgelijke verzetzaken geconfronteerd worden. De beslissing van de kantonrechter hield in dat het door de betrokkene te betalen bedrag werd vastgesteld op € 76,- en dat het dwangbevel werd vernietigd. Bovendien werd bepaald dat de officier van justitie het teveel betaalde bedrag aan de betrokkene diende terug te betalen, evenals het griffierecht van € 77,-. De uitspraak is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.