ECLI:NL:RBZWB:2015:5254

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
31 juli 2015
Publicatiedatum
4 augustus 2015
Zaaknummer
AWB 15_2338 & 15_2340
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Boventalligverklaring en rechtsgeldigheid van reorganisatiebesluit in bestuursrechtelijke context

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 31 juli 2015, zijn twee eiseressen in beroep gegaan tegen besluiten van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Etten-Leur, die hen boventallig verklaarden na een reorganisatie. De eiseressen, werkzaam als medewerksters in de restauratieve dienst, stelden dat de procedure rond het reorganisatiebesluit niet correct was verlopen en dat zij recht hadden op terugplaatsing in de formatie. De rechtbank oordeelde dat de besluiten tot opheffing van hun functie en de boventalligverklaring in rechte vaststaan, omdat de eiseressen geen bezwaar hebben gemaakt tegen de besluiten van 31 januari 2014 die hun functie opheffen. De rechtbank concludeerde dat de stelling van de eiseressen over de procedurele gebreken niet meer kan worden ingeroepen in deze fase van de reorganisatie, aangezien zij eerdere mogelijkheden om bezwaar te maken hebben laten liggen. De rechtbank overwoog verder dat het college niet heeft aangetoond dat het voldoende heeft gekeken naar de mogelijkheid van terugplaatsing van de eiseressen in de formatie, maar dat dit motiveringsgebrek kan worden gepasseerd op grond van artikel 6:22 van de Algemene wet bestuursrecht, omdat niet aannemelijk is dat de belangen van de eiseressen zijn geschaad. De beroepen werden ongegrond verklaard, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak benadrukt de noodzaak voor ambtenaren om tijdig bezwaar te maken tegen besluiten die hun rechtspositie raken, en bevestigt de rechtsgeldigheid van het reorganisatiebesluit.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummers: BRE 15/2338 AW en BRE 15/2340 AW

uitspraak van 31 juli 2015 van de meervoudige kamer in de zaken tussen

C.M. [naam eiseres2], te [woonplaats], eiseres,

gemachtigde: mr. M.C.W.C. van Zon,

M. [naam eiseres1], te [woonplaats], eiseres,

gemachtigde: mr. M.C.W.C. van Zon,
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Etten-Leur (college), verweerder.

Procesverloop

Eiseres [naam eiseres2] heeft beroep ingesteld tegen het besluit van 19 maart 2015 (bestreden besluit) van het college inzake haar boventalligverklaring. Dit beroep is bij de rechtbank geregistreerd onder zaaknummer BRE 15/2338 AW.
Eiseres [naam eiseres1] heeft beroep ingesteld tegen het (separate) besluit van 19 maart 2015 (bestreden besluit) van het college inzake haar boventalligverklaring. Dit beroep is bij de rechtbank geregistreerd onder zaaknummer BRE 15/2340 AW.
Het onderzoek ter zitting heeft voor beide zaken gelijktijdig plaatsgevonden in Breda op
6 juli 2015. Eiseres [naam eiseres1] heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde. Eiseres [naam eiseres2] is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. M.T.J.H. Berns, C. van Gool, M.J.J. Rutten en mr. J.M.J. in ‘t Groen.

Overwegingen

1. Op grond van de stukken en de behandeling ter zitting gaat de rechtbank uit van de volgende feiten en omstandigheden.
Eiseressen zijn werkzaam als medewerkster restauratieve dienst bij het cluster catering van de afdeling Publieks- en Wijkzaken van de gemeente Etten-Leur.
Op 21 januari 2014 heeft het college besloten om de werkzaamheden van de catering per 31 maart 2014 te laten uitvoeren door de Stichting Amarant.
Bij besluiten van 31 januari 2014 heeft het college aan eiseressen laten weten dat hun functie per 31 maart 2014 is opgeheven.
Bij besluiten van 25 maart 2014 (primaire besluiten) heeft het college aan eiseressen laten weten dat zij als gevolg van de privatisering van de catering per 31 maart 2014 boventallig geplaatst worden.
Eiseressen hebben bezwaar gemaakt tegen de primaire besluiten.
De Commissie voor de Bezwaarschriften (bezwaarcommissie) heeft het college geadviseerd om de bezwaren van eiseressen gegrond te verklaren en de primaire besluiten te herroepen. De bezwaarcommissie heeft geconcludeerd dat er geen overleg heeft plaatsgevonden met het Georganiseerd Overleg (GO). Het is dan ook niet bekend of het GO van mening is dat er aanvullende afspraken gemaakt moeten worden, in de vorm van een sociaal plan. Volgens de bezwaarcommissie heeft het college bij de totstandkoming van het reorganisatiebesluit dan ook niet alle procedureel vereiste stappen doorlopen. Het reorganisatiebesluit mocht daarom niet ten grondslag worden gelegd aan het boventallig plaatsen van eiseressen, aldus de bezwaarcommissie.
Bij de bestreden besluiten heeft het college de bezwaren van eiseressen tegen de primaire besluiten ongegrond verklaard, in afwijking van het advies van de bezwaarcommissie.
2. Het college stelt zich in de bestreden besluiten, samengevat, op het volgende standpunt. Het besluit tot uitbesteding van de cateringwerkzaamheden is een politiek besluit. Een dergelijk politiek besluit is een besluit van algemene strekking en niet (voor individuele ambtenaren) voor bezwaar vatbaar. De ondernemingsraad heeft een positief advies gegeven ten aanzien van het reorganisatiebesluit. Aan het besluit tot uitbesteding van de cateringwerkzaamheden kleeft dan ook geen gebrek.
Verder heeft het GO geen aanleiding gezien om aan te dringen op aanvullende afspraken, die in een sociaal plan moesten worden neergelegd. Er is geen sprake van dusdanige gebreken in de besluitvorming, dat om die reden de besluiten tot opheffing van de betrekking dan wel de besluiten tot boventalligverklaring juridisch onhoudbaar zijn. Daar komt bij dat eiseressen geen bezwaar hebben gemaakt tegen de besluiten tot opheffing van hun functie. Die besluiten staan dus in rechte vast.
3. Eiseressen voeren in beroep, samengevat, het volgende aan. Het college heeft de juiste procedure niet gevolgd. Daarnaast blijkt dat de werkzaamheden van eiseressen voor een deel nog door anderen wordt gedaan dan door Stichting Amarant. Deze werkzaamheden moeten aan eiseressen worden toebedeeld.
4. De rechtbank overweegt als volgt. Het besluit van 21 januari 2014 van het college om de werkzaamheden van de catering per 31 maart 2014 te laten uitvoeren door Stichting Amarant, is een reorganisatiebesluit. Dit is een besluit van algemene strekking. Tegen een reorganisatiebesluit kan een medewerker bezwaar maken en beroep instellen, als hij belanghebbende bij dat besluit is. Dat is het geval als het reorganisatiebesluit de individuele rechtspositie van de betreffende medewerker raakt.
Het reorganisatiebesluit raakt naar het oordeel van de rechtbank in dit geval de individuele rechtspositie van eiseressen. Zij hadden dus bezwaar en beroep kunnen instellen tegen dit besluit. Dit hebben zij niet gedaan. Daarnaast hebben eiseressen geen bezwaar gemaakt tegen de besluiten van 31 januari 2014, strekkende tot opheffing van hun functie. Het reorganisatiebesluit en de besluiten van 31 januari 2014 staan daarmee in rechte vast. Dit betekent dat deze besluiten en de rechtsgevolgen die daar uit voortvloeien, door de rechtbank als vaststaand gegeven worden beschouwd.
Eiseressen hebben aangevoerd dat de procedure rond het reorganisatiebesluit niet juist is verlopen. Naar het oordeel van de rechtbank kan dit punt in deze fase van de reorganisatie niet meer met succes worden ingeroepen. Zoals hiervoor is overwogen, hebben eiseressen twee eerdere momenten in het reorganisatieproces ongemoeid gelaten. Weliswaar blijkt uit jurisprudentie van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) dat de totstandkoming en inhoud van het reorganisatiebesluit nog aan de orde kan komen bij de beoordeling van het besluit tot opheffing van de functie (zie onder meer ECLI:NL:CRVB:2013:BZ6366), maar de rechtbank acht daarbij van belang dat de opheffing van de functie direct voortvloeit uit het reorganisatiebesluit. De nu ter beoordeling voorliggende besluiten tot boventalligverklaring worden echter ingegeven door het besluit tot opheffing van de functie, en dat laatste besluit staat in het geval van eiseressen juist in rechte vast. Het beroep van eiseressen kan op dit punt dan ook niet slagen.
5. De rechtbank staat vervolgens voor de vraag of de boventalligverklaring van eiseressen de rechterlijke toets kan doorstaan.
6. Op grond van artikel 10d:2, aanhef en onder d, van de CAR/UWO wordt onder boventalligheid verstaan: de situatie dat een ambtenaar wegens reorganisatie niet kan terugkeren in de formatie na de reorganisatie.
Paragraaf 5 van de CAR/UWO ziet op van werk naar werk-begeleiding bij boventalligheid.
Op grond van artikel 10d:11 van de CAR/UWO is paragraaf 5 van toepassing op de ambtenaar die door het college boventallig wordt verklaard […].
7. De rechtbank stelt vast dat de functie van eiseressen is opgeheven. Voordat eiseressen boventallig kunnen worden verklaard, dient eerst door het college te worden gekeken of eiseressen kunnen terugkeren in de formatie. Dit volgt uit de definitie van het begrip ‘boventalligheid’ in de CAR/UWO. Na boventalligverklaring volgt dan het van werk naar werk-traject zoals bedoeld in paragraaf 5 van de CAR/UWO.
De rechtbank overweegt dat uit de besluitvorming niet blijkt dat het college heeft gekeken of eiseressen kunnen terugkeren in de formatie, voordat er tot boventalligverklaring is overgegaan. Ter zitting heeft het college toegelicht dat er intern is gekeken of eiseressen elders geplaatst konden worden. Eiseressen zitten echter in een schaal 3-functie en die schaal komt nauwelijks voor binnen de gemeente. Volgens het college is er onder meer gekeken of eiseressen geplaatst konden worden bij het zwembad of de buitendienst. Er waren echter geen functies beschikbaar binnen de gemeente, aldus het college. Eiseressen hebben dit standpunt niet bestreden.
De rechtbank ziet daarom aanleiding om het motiveringsgebrek in de bestreden besluiten te passeren met toepassing van artikel 6:22 van de Algemene wet bestuursrecht, omdat niet aannemelijk is dat eiseressen in hun belangen zijn geschaad.
8. Eiseressen hebben aangevoerd dat bepaalde werkzaamheden of taken die door hen werden uitgevoerd, bij het college zijn achtergebleven. Volgens eiseressen dienen deze werkzaamheden aan hen te worden aangeboden. De rechtbank is van oordeel dat deze beroepsgrond evenmin kan slagen. De omstandigheid dat bepaalde werkzaamheden of taken van eiseressen bij het college zijn achtergebleven, betekent niet dat hun functie – het samenstel van werkzaamheden – er nog is. De functie van eiseressen is juist opgeheven bij besluiten van 31 januari 2014 en deze besluiten staan in rechte vast. Het achterblijven van enkele werkzaamheden of taken staat een boventalligverklaring dan ook niet in de weg.
9. De beroepen zullen ongegrond worden verklaard.
10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. F.P.J. Schoonen, voorzitter, en mr. R.P. Broeders en
mr. W. Toekoen, leden, in aanwezigheid van E.C. Petrusma, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 31 juli 2015.
griffier voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.