In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 31 juli 2015 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure over de omgevingsvergunning die was verleend aan [naam bedrijf] voor het veranderen van de inrichting voor het leveren van logistieke dienstverlening en de opslag van gevaarlijke stoffen. Eiser, de Inspecteur-generaal Leefomgeving en Transport, heeft beroep ingesteld tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Bergen op Zoom, dat op 25 juni 2013 de omgevingsvergunning had verleend. De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard en het bestreden besluit vernietigd voor zover het de vergunningvoorschriften betreft die betrekking hebben op de grootte van de opslagvakken en de brandbeveiligingsinstallatie.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de vergunninghouder, [naam bedrijf], een omgevingsvergunning had aangevraagd voor het veranderen van de inrichting, waarbij opslag van gevaarlijke stoffen plaatsvond. De rechtbank heeft de argumenten van eiser, die stelde dat het college ten onrechte had ingestemd met afwijkingen van de beste beschikbare technieken (BBT), overwogen. De rechtbank heeft geoordeeld dat de voorgestelde afwijkingen van de standaardvoorschriften in PGS 15, die betrekking hebben op de opslag van gevaarlijke stoffen, niet voldoende waren gemotiveerd en dat de veiligheid van de opslag niet gewaarborgd was.
De rechtbank heeft de vergunningvoorschriften aangepast, waarbij de maximale grootte van de opslagvakken is vastgesteld op 160 m2 en aanvullende eisen zijn gesteld aan de brandbeveiligingsinstallatie. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de vergunningvoorschriften voor de opslag van grotere IBC-verpakkingsmiddelen moeten worden aangevuld met eisen voor een adequaat gotensysteem met vlamkerende roosters. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn in kennis gesteld van hun recht om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij de Raad van State.