ECLI:NL:RBZWB:2015:5193

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
3 augustus 2015
Publicatiedatum
3 augustus 2015
Zaaknummer
12/700235-10
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Woningoverval met geweld en mishandeling met vrijspraak voor de woningoverval

Op 3 augustus 2015 deed de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van een woningoverval en mishandeling. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 20 juli 2015, waarbij de officier van justitie, mr. W.J.W.K. Suijkerbuijk, en de verdediging hun standpunten presenteerden. De tenlastelegging omvatte onder andere het binnendringen van de woning van slachtoffers [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2], waarbij geweld werd gebruikt. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte te veroordelen voor de woningoverval, en sprak hem vrij van dit feit. De rechtbank baseerde deze beslissing op de verklaringen van de slachtoffers en de DNA-match, die niet overtuigend genoeg waren om de betrokkenheid van de verdachte bij de overval vast te stellen.

Ten aanzien van de mishandeling van [slachtoffer 3] op 16 december 2010, oordeelde de rechtbank dat de verdachte wel schuldig was aan de mishandeling, maar niet aan het veroorzaken van zwaar lichamelijk letsel. De rechtbank achtte bewezen dat de verdachte [slachtoffer 3] had geslagen en geschopt, wat resulteerde in letsel. De rechtbank hield rekening met het strafblad van de verdachte en de omstandigheden van de zaak, waaronder de huiselijke sfeer waarin het geweld plaatsvond. De officier van justitie had een gevangenisstraf van vier jaar geëist, maar de rechtbank legde een gevangenisstraf van vier weken op, met aftrek van voorarrest.

De benadeelde partij [slachtoffer 1] vorderde schadevergoeding, maar werd niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering, aangezien de verdachte was vrijgesproken van het feit waaruit de schade voortvloeide. De rechtbank besloot dat de vordering bij de burgerlijke rechter kon worden ingediend. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken op 3 augustus 2015.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Middelburg
parketnummer: 12/700235-10
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 3 augustus 2015
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag] 1987 te [geboorteplaats] ,
wonende te [adres] ,
raadsman mr. S. Weening, advocaat te Maastricht.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 20 juli 2015, waarbij de officier van justitie mr. W.J.W.K. Suijkerbuijk en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

Verdachte staat terecht, terzake dat:
ten aanzien van feit 1:
hij op of omstreeks 12 april 2010 te Renesse, gemeente Schouwen-Duiveland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, met het oogmerk van
wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een geldbedrag van (ongeveer)
300 Euro, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1]
, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn
mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd
van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2]
, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of
gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of
zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het
gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin
bestond(en) dat verdachte tezamen en in vereniging met een ander of anderen,
- zich naar het huis van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] hebben begeven en/of
hebben aangebeld, en/of
- toen de voordeur werd open gedaan, de deur verder hebben open geduwd en/of
zich naar binnen hebben begeven, en/of
- bij die [slachtoffer 1] een hand over de mond hebben gedrukt en/of enige tijd
gedrukt hebben gehouden, en/of
- die [slachtoffer 1] meermalen, althans eenmaal, met een hard voorwerp, op en/of
tegen het hoofd hebben geslagen en/of gestompt en/of die [slachtoffer 1] tegen de
grond hebben gedrukt, en/of
- de armen van die [slachtoffer 1] op diens rug hebben gebracht en/of diens polsen aan
elkaar hebben vastgemaakt met tape en/of een stuk tape op die [slachtoffer 1] zijn
mond hebben geplakt, althans meermalen hebben getracht tape op diens mond te
plakken, en/of
- die [slachtoffer 1] meermalen, althans eenmaal, over enige afstand hebben versleept,
en/of
- bij die [slachtoffer 2] (terwijl zij op bed lag) een stuk tape op de mond hebben
geplakt, en/of
- de polsen/handen van die [slachtoffer 2] aan elkaar vast hebben gemaakt met een
stuk snoer, en/of
- die [slachtoffer 2] van het bed waarop zij lag hebben gegooid/geduwd, en/of
- de benen/voeten van die [slachtoffer 2] aan elkaar vast hebben gemaakt met een
dekbed/stuk tape/snoer, en/of
- die [slachtoffer 2] meermalen, althans eenmaal, over enige afstand hebben
versleept/begeleid, en/of
- ( ten tijde van één of meer van bovengenoemde handelingen) die [slachtoffer 1] en/of
[slachtoffer 2] meermalen, althans eenmaal, de woorden hebben toegevoegd (zakelijk
weergegeven): 'Houd je mond' en/of 'Waar is de kluis' en/of 'Nu de laatste
waarschuwing, waar is de kluis' en/of 'Dit is een overval, als u niets doet,
doen wij ook niets' en/of 'Je moet naar boven', althans (telkens) woorden
van gelijke aard en/of strekking, en/of
- ( ten tijde van één of meer van bovengenoemde handelingen) die [slachtoffer 1] en/of
[slachtoffer 2] meermalen, althans eenmaal, een vuurwapen hebben getoond;
ten aanzien van feit 2:
hij in of omstreeks de periode van 12 april 2010 tot en met 22 februari 2011,
te Renesse, gemeente Schouwen-Duiveland, althans in Nederland, een voorwerp,
te weten enig geldbedrag (van ongeveer 300 Euro), heeft verworven, voorhanden
heeft gehad, heeft overgedragen en/of omgezet, althans van een voorwerp, te
weten enig geldbedrag (van ongeveer 300 Euro), gebruik heeft gemaakt, terwijl
hij wist dat bovenomschreven voorwerp - onmiddellijk of middellijk - afkomstig
was uit enig misdrijf;
ten aanzien van feit 3:
hij op of omstreeks 16 december 2010 te Oost-Souburg, gemeente Vlissingen, aan
een persoon genaamd [slachtoffer 3] , opzettelijk zwaar lichamelijk letsel (een
gebroken neus), heeft toegebracht, door deze opzettelijk (met kracht) in het
gezicht, althans tegen het hoofd te slaan/stompen;
en voor zover terzake het onder 3 telastgelegde een veroordeling niet mocht
kunnen volgen, terzake dat
hij op of omstreeks 16 december 2010 te Oost-Souburg, gemeente Vlissingen,
opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer 3] ), in het
gezicht, althans tegen het hoofd, heeft geslagen/gestompt en/of tegen een been
heeft geschopt/getrapt, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft
ondervonden.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de onder feit 1 en feit 3 subsidiair tenlastegelegde feiten en baseert zich daarbij op de bewijsmiddelen in het dossier. De officier van justitie acht feit 2 onvoldoende wettig en overtuigend bewezen en vordert dat verdachte hiervan wordt vrijgesproken.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen en wijst er daarbij op dat het dossier onvoldoende wettig en overtuigend bewijs omvat voor alle tenlastegelegde feiten.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van feit 1:
Op 12 april 2010 deed [slachtoffer 1] aangifte van een woningoverval met geweld. Die avond werd er aangebeld. Toen hij de voordeur opendeed, werd die meteen hard naar binnen geduwd. Hij zag dat er iemand naar binnen rende. Meteen hierna kwam er een tweede persoon naar binnen door wie hij met een voorwerp op zijn hoofd werd geslagen. Bij deze tweede persoon was nog een derde persoon. Aangever zag dat de persoon die als eerste de woning was binnengelopen, meteen naar de slaapkamer van zijn vrouw was gelopen. Aangever werd door de tweede persoon naar de slaapkamer van zijn vrouw gesleept. De vrouw van aangever, [slachtoffer 2] , was op dat moment ook in de slaapkamer. Hij zag dat haar mond door die eerste persoon die de woning binnenkwam was getapet en dat haar polsen voor haar buik waren vast getapet.
Mevrouw [slachtoffer 2] heeft verklaard dat zij op 12 april 2010 een jongen haar slaapkamer zag binnenkomen, en dat die jongen met zijn hand een rol tape uit zijn zak haalde. Hiermee tapete hij haar mond dicht. Daarna zag zij dat er twee andere personen binnenkwamen.
In de woning zijn stukken tape aangetroffen. Volgens de slachtoffers waren deze stukken tape afkomstig van hun handen en mond. De stukken tape zijn voor nader onderzoek veiliggesteld. Op één van de stukken tape, dat gebruikt is bij mevrouw [slachtoffer 2] is een DNA-profiel aangetroffen. Dat profiel vertoonde een match met het DNA-profiel van verdachte.
Verdachte ontkent iets met de overval te maken te hebben en heeft, geconfronteerd met deze DNA-match, verklaard dat hij dagelijks met dit soort tape werkt voor zijn auto en dat hij deze tape ook vaak uitleent aan familieleden en vrienden.
In zijn rapport d.d. 19 augustus 2011 is door deskundige N. Lowe – kort gezegd – aangegeven dat hij niet heeft kunnen vaststellen op welke plek het stuk tape waarop het DNA van verdachte is aangetroffen thuishoort in de volgorde van afgescheurde stukken van de rol, en dat het mogelijk is dat dit het eerste stuk is dat werd afgescheurd.
Gelet op de verklaring van aangever en de getuigenverklaring van mevrouw [slachtoffer 2] , waaruit blijkt dat de eerste persoon die de woning binnenkwam meteen naar de slaapkamer van mevrouw [slachtoffer 2] is gelopen met zijn eigen rol tape en deze rol niet eerst door de andere twee personen is gebruikt om aangever vast te tapen, kan de rechtbank, mede gelet op voornoemd rapport van deskundige Lowe, niet uitsluiten dat iemand anders dan verdachte, met een rol tape waarvan verdachte in een eerder stadium het laatste stuk tape heeft afgebeten, mevrouw [slachtoffer 2] heeft vastgetapet.
Daarmee en in samenhang met de ontkennende verklaring van verdachte en de overige stukken in het dossier komt de rechtbank tot het oordeel dat niet buiten redelijke twijfel kan worden vastgesteld dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan. Derhalve zal de rechtbank verdachte vrijspreken van het onder feit 1 tenlastegelegde.
Ten aanzien van feit 2:
De rechtbank is van oordeel dat het dossier onvoldoende wettig en overtuigend bewijs omvat om te komen tot een bewezenverklaring van het onder feit 2 tenlastegelegde en spreekt verdachte hiervan vrij.
Ten aanzien van feit 3:
Op 10 januari 2011 deed [slachtoffer 3] aangifte van mishandeling, gepleegd door verdachte op 16 december 2010 in Oost-Souburg, binnen de gemeente Vlissingen. Aangeefster zag en voelde dat verdachte haar met zijn linkerhand een harde klap tegen haar rechterwang gaf. Zij voelde hierdoor pijn. Daarna schopte hij tegen haar linkerbeen aan, waardoor zij daar ook pijn had. Vervolgens zag en voelde zij dat hij met zijn rechtervuist hard tegen haar linkeroog sloeg en nog een keer hard tegen haar neus sloeg. Dit deed erg veel pijn. In het ziekenhuis bleek dat zij een gebroken neus had en een dik blauw oog. [1]
Op 22 februari 2011 verklaarde aangeefster tegenover de politie dat zij haar aangifte wilde intrekken, dat dit een valse aangifte was die zij had gedaan omdat verdachte was vreemd gegaan en zij daar boos over was.
Getuige [getuige 1] , broer van aangeefster, verklaarde op 8 maart 2011 dat aangeefster hem drie of vier maanden daarvoor erg overstuur opbelde. Hij haalde haar twee dagen later op en zag dat ze een blauw oog had. Zij vertelde hem dat ze een klap van verdachte op haar oog had gekregen en dat ze geschopt was tussen haar benen. Hij zag blauwe plekken aan de binnenzijde van haar bovenbenen. Aangeefster hoorde later dat mogelijk haar neus gebroken was. [2]
Getuige [getuige 2] , de moeder van aangeefster, verklaarde op 8 maart 2011 dat aangeefster haar ergens in december vertelde dat ze ruzie had gehad met verdachte en dat verdachte haar had mishandeld. Een à twee dagen later kwam aangeefster bij haar moeder langs en zag deze dat haar dochter een blauw oog had. Ook zag zij dat haar dochter aan de binnenkant van haar bovenbenen blauwe plekken had en dat haar neus wat was opgezwollen. Zij hoorde dat aangeefster toegaf dat ze haar aangifte had ingetrokken omdat ze weer met verdachte omging. [3]
Geconfronteerd met de getuigenverklaringen van haar broer en haar moeder verklaarde aangeefster op 10 maart 2011 dat zij in haar aangifte de naam van verdachte had gebruikt, wetende dat hij haar niet mishandeld had. Ze verklaarde dat zij op 15 december 2010 door twee Marokkanen in elkaar was geslagen.
De rechtbank acht de verklaring van aangeefster, waarin zij haar aangifte intrekt, niet geloofwaardig, gelet op de verklaringen van getuigen [getuige 1] en [getuige 2] en gelet op het feit dat aangeefster haar aangifte heeft ingetrokken, nadat zij weer terug naar verdachte is gegaan.
De rechtbank acht bewezen dat verdachte aangeefster in het gezicht heeft gestompt en tegen het been heeft geschopt. Naar het oordeel van de rechtbank kan niet worden bewezen dat verdachte door dit handelen (voorwaardelijk) opzet had op het veroorzaken van zwaar lichamelijk letsel bij aangeefster. Door zijn handelen heeft verdachte niet bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat aangeefster zwaar lichamelijk letsel zou oplopen. Verdachte zal dan ook worden vrijgesproken van het onder feit 3 primair tenlastegelegde.
De rechtbank acht het onder feit 3 subsidiair tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
ten aanzien van feit 3 subsidiair:
hijop
of omstreeks16 december 2010 te Oost-Souburg, gemeente Vlissingen,
opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer 3] ), in het
gezicht
, althans tegen het hoofd,heeft
geslagen/gestompt en
/oftegen een been
heeft geschopt
/getrapt, waardoor deze letsel heeft bekomen en
/ofpijn heeft
ondervonden;
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 4 jaren met aftrek van voorarrest.
6.2
Het standpunt van de verdediging
Door de verdediging is geen strafmaatverweer gevoerd.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan mishandeling van [slachtoffer 3] door haar in het gezicht te stompen, waardoor zij een gebroken neus en een blauw oog had, en tegen het been te schoppen. Daarmee heeft verdachte een grove inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer. De rechtbank rekent het verdachte bovendien zwaar aan dat voornoemde geweldsdelicten plaatsvonden in de huiselijke sfeer.
Bij het bepalen van de op te leggen straf houdt de rechtbank rekening met het strafblad van verdachte waaruit blijkt dat hij eerder voor geweldsfeiten in aanraking is gekomen met politie en justitie. Tevens blijkt hieruit dat artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing is, waarmee zij bij de oplegging van de straf rekening zal houden.
Daarnaast slaat de rechtbank acht op het reclasseringsrapport van 7 mei 2015. In het rapport komt onder meer naar voren dat verdachte een ambulant hulpverleningstraject heeft gevolgd bij Sta op Zorg, gericht op het doorbreken van het problematisch alcohol- en drugsgebruik en op het leren omgaan met tegenslagen. Naar eigen zeggen gaat hij de contacten met Sta op Zorg verder voortzetten om zaken uit het verleden te verwerken. De reclassering heeft van Sta op Zorg vernomen dat verdachte nog bij hen in behandeling is.
Hij maakt een gemotiveerde indruk om de hulpverlening bij Sta op Zorg verder voort te zetten en zijn leven verder op de rails te zetten. Gezien het feit dat verdachte de weg naar de hulpverlening in een vrijwillig kader heeft gevonden en de inschatting is dat hij dit verder gaat voortzetten, heeft een toezicht bij vonnis volgens de reclassering geen meerwaarde.
De officier van justitie is bij zijn eis uitgegaan van een bewezenverklaring van feit 1 en feit 3 subsidiair. Nu de rechtbank slechts bewezen acht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan feit 3 subsidiair, zal zij reeds daarom een lagere straf opleggen dan door de officier van justitie is gevorderd.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van
4 weken, met aftrek van voorarrest, noodzakelijk is. De rechtbank ziet geen ruimte voor een andere of lichtere sanctie.

7.De benadeelde partij

De benadeelde partij [slachtoffer 1] vordert een schadevergoeding van € 2.800,- voor feit 1.
Verdachte wordt vrijgesproken van het feit waaruit de schade zou zijn ontstaan.
De rechtbank zal daarom de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in zijn vordering.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 10, 27, 63 en 300 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
-
spreekt verdachte vrijvan de onder 1, 2 en 3 primair tenlastegelegde feiten;
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
ten aanzien van feit 3 subsidiair:
mishandeling;
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezen verklaarde;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 4 (vier) weken;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Benadeelde partij
- verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 1] niet-ontvankelijk in zijn vordering en bepaalt dat die vordering bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- veroordeelt de benadeelde partij [slachtoffer 1] in de kosten van verdachte, tot op heden begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.H. Nomes, voorzitter, mr. N. van der Ploeg-Hogervorst en mr. J.J.A. Groen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. C.E.A.M. van de Riet, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 3 augustus 2015.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt –tenzij anders vermeld- bedoeld het eindproces-verbaal met dossiernummer PL1933-2011009508 van de politie, regiopolitie Zeeland, divisie recherche, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren en doorgenummerd van 1 tot en met 52.
2.Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] van 8 maart 2011, pagina 28 en pagina 29.
3.Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] van 8 maart 2011, pagina 35, eerste, tweede en laatste alinea.