ECLI:NL:RBZWB:2015:5122

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
22 juli 2015
Publicatiedatum
30 juli 2015
Zaaknummer
AWB 15_1479 & 15_1480
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van functiewaardering en ontvankelijkheid bezwaar door de korpschef van politie

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, gedateerd 22 juli 2015, zijn twee eisers, werkzaam als Senior arrestantenverzorger, in beroep gegaan tegen besluiten van de korpschef van politie inzake functiewaardering. De eisers hebben bezwaar gemaakt tegen een besluit dat was gericht aan een collega, wat de rechtbank aanleiding gaf om de ontvankelijkheid van het bezwaar te beoordelen. De rechtbank oordeelde dat de eisers formeel gezien geen rechtstreeks belang hadden bij het besluit, maar besloot om de beroepen toch inhoudelijk te behandelen om proceseconomische redenen. De rechtbank stelde vast dat de functie van eisers op het oorspronkelijke niveau niet onhoudbaar was en dat de waardering van de functie op schaal 6 gerechtvaardigd was. De rechtbank concludeerde dat de leidinggevende taken van de Senior arrestantenverzorger een significant onderdeel van de functie uitmaken, maar dat de functie qua niveau lichter is dan de referentiefunctie van Groepschef Politieassistenten. De beroepen van eisers werden ongegrond verklaard, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak benadrukt de terughoudendheid van de rechterlijke toetsing bij functiewaardering en de noodzaak voor eisers om zelfstandig een verzoek om functiewaardering in te dienen.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummers: BRE 15/1479 AW en 15/1480 AW

uitspraak van 22 juli 2015 van de meervoudige kamer in de zaken tussen

[naam eiser1], te [woonplaats1], eiser,

gemachtigde: mr. M.J.M. van den Berg,

[naam eiser2], te [woonplaats2], eiser,

gemachtigde: mr. M.J.M. van den Berg,
en

de korpschef van politie, verweerder.

Procesverloop

Eiser [naam eiser1] heeft beroep ingesteld tegen het besluit van 4 februari 2015 (bestreden besluit 1) van de korpschef inzake functiewaardering. Dit beroep is bij de rechtbank geregistreerd onder zaaknummer BRE 15/1479 AW.
Eiser [naam eiser2] heeft beroep ingesteld tegen het (separate) besluit van 4 februari 2015 (bestreden besluit 2) van de korpschef inzake functiewaardering. Dit beroep is bij de rechtbank geregistreerd onder zaaknummer BRE 15/1480 AW.
Het onderzoek ter zitting heeft in beide zaken gelijktijdig plaatsgevonden in Breda op 6 juli 2015. Eisers zijn verschenen, bijgestaan door hun gemachtigde. De korpschef heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. S. Vierboom en [naam vertegenwoordiger].

Overwegingen

1. Op grond van de stukken en de behandeling ter zitting gaat de rechtbank uit van de volgende feiten en omstandigheden.
Eisers zijn werkzaam bij de korpschef in de functie van Senior arrestantenverzorger. Deze functie is gewaardeerd op schaal 6. Door een collega van eisers ([naam collega1]) is een verzoek ingediend om herwaardering van de functie van Senior arrestantenverzorger. De korpschef heeft naar aanleiding van dit verzoek advies ingewonnen bij GPMC.
Bij besluit van 15 mei 2014 (primair besluit) heeft de korpschef dit verzoek afgewezen.
Eisers hebben bezwaar gemaakt tegen het primaire besluit.
De Commissie van Advies bezwaren functiewaardering Politie (bezwaarcommissie) heeft de korpschef geadviseerd om de bezwaren van eisers gegrond te verklaren. Volgens de bezwaarcommissie blijkt de totaliteit van uitvoerende werkzaamheden van gelijksoortige en gelijkwaardige aard te zijn met de referentiefunctie van Parketwachter B (schaal 6). De functie van Senior arrestantenverzorger bevat echter ook een aantal leidinggevende aspecten die naar de mening van de bezwaarcommissie duidelijk zwaarder zijn dan het niveau van Parketwachter B. Op het gebied van leidinggeven bestaan er grote overeenkomsten met de functie van Groepschef Parketwachter A, aldus de bezwaarcommissie. De bezwaarcommissie acht indeling van de functie van Senior arrestantenverzorger in schaal 7 dan ook gerechtvaardigd.
Bij de bestreden besluiten heeft de korpschef de bezwaren van eisers tegen het primaire besluit ongegrond verklaard, in afwijking van het advies van de bezwaarcommissie.
2. De korpschef stelt zich in de bestreden besluiten, samengevat, op het volgende standpunt. De kern van de functie van Senior arrestantenverzorger is het zijn van arrestantenverzorger. Vanuit die uitvoerende rol wordt het seniorschap ingevuld, maar als meewerkend voorman. De bezwaarcommissie heeft een onevenredig groot gewicht toegekend aan de leidinggevende taken van de Senior arrestantenverzorger. De verantwoordelijkheid van de Groepschef Parketwachter A als leidinggevende is van wezenlijk andere aard dan van de Senior arrestantenverzorger als meewerkend voorman. De extra taken die de Senior ten opzichte van de reguliere arrestantenverzorger vervult, is met een verschil in salarisschaal tot uitdrukking gebracht.
3. Eisers voeren in beroep, samengevat, het volgende aan. De functie van eisers dient te worden vergeleken met de referentiefuncties Parketwachter B (schaal 6) en Groepschef Politieassistenten (schaal 7). Eisers hebben een leidinggevende rol. Zij zijn belast met de dagelijkse leiding en aansturing van de afdeling, zonder directe afstemming met de teamchef. Zij zijn verder verantwoordelijk voor het monitoren en begeleiden van medewerkers in het kader van ziekteverzuim. Daarnaast zijn zij belast met het houden van functioneringsgesprekken en tussentijdse gesprekken, en zorgen zij voor vastlegging in het personeelsdossier. De verantwoordelijkheid van de Senior arrestantenverzorger dient dan ook gelijkwaardig te worden geacht aan de verantwoordelijkheid van de Groepschef Politieassistenten.
Ontvankelijkheid bezwaar
4. De rechtbank staat eerst voor de vraag of eisers bezwaar konden maken tegen het primaire besluit. Om bezwaar te kunnen maken tegen een besluit, dient iemand ‘belanghebbende’ te zijn. In de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is het begrip ‘belanghebbende’ gedefinieerd als degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken (artikel 1:2, eerste lid, van de Awb).
De rechtbank stelt vast dat het primaire besluit alleen was gericht aan collega [naam collega1]. Naar het oordeel van de rechtbank hebben eisers dan ook geen rechtstreeks belang bij dit besluit. Er is hooguit sprake van een afgeleid belang, omdat er in het besluit aan collega Blok wel in het algemeen iets wordt gezegd over de waardering van de functie van eisers. Een afgeleid belang is echter onvoldoende om eisers te ontvangen in hun bezwaar.
Dit betekent dat, formeel gezien, de korpschef de bezwaren van eisers tegen het primaire besluit niet-ontvankelijk had moeten verklaren. Dit betekent ook dat de rechtbank het bezwaar van eisers niet-ontvankelijk zou moeten verklaren.
De rechtbank ziet echter aanleiding om de beroepen van eisers toch inhoudelijk te behandelen, om proceseconomische redenen. Eisers kunnen immers zelfstandig een verzoek om functiewaardering indienen, wat uiteindelijk zal leiden tot dezelfde uitkomst. Verweerder heeft ter zitting ook aangegeven dat het besluit gericht aan collega Blok ook is bedoeld als een besluit betrekking hebbende op eisers nu zij dezelfde functie uitoefenen. Partijen zijn er gelet op het voorgaande niet mee gebaat om de hele procedure nog eens over te doen.
Functiewaardering
5. In artikel 6, tweede lid, van het Besluit bezoldiging politie (Bbp) is onder meer bepaald dat bij ministeriële regeling regels worden gesteld over de bij de functies behorende waardering. De betreffende ministeriële regeling is de Regeling vaststelling systeem functiewaardering Nederlandse Politie (Regeling). Daarin is onder meer bepaald dat als systeem van functiewaardering voor de Nederlandse Politie worden vastgesteld het in bijlage 1 bij deze regeling opgenomen technische functiewaarderingssysteem, het als bijlage 2 opgenomen referentiemateriaal Functiewaardering Nederlandse Politie en het als bijlage 3 opgenomen vernieuwde referentiemateriaal Functiewaardering Nederlandse Politie.
6. Volgens de bij de bestreden besluiten gehanteerde functiewaarderingsmethode wordt voor de waardering van de betrokken functie eerst aan de hand van het referentiemateriaal Nederlandse Politie bepaald van welke functiereeks moet worden uitgegaan. Vervolgens wordt de functie van laag naar hoog met de in de functiereeks voorkomende referentiefuncties vergeleken. Zodra een referentiefunctie wordt bereikt die een hoger niveau heeft dan de te waarderen functie, wordt teruggegaan naar het niveau van de voorlaatste referentiefunctie. Dat niveau is dan bepalend voor de te waarderen functie.
In het onderhavige geval is uitgegaan van de referentiefuncties van Parketwachter A en Parketwachter B uit de reeks Bijzondere Taken, en de referentiefunctie van Groepschef Politieassistenten uit de reeks Algemene Politiezorg. Door de korpschef is overwogen dat de referentiefunctie van Groepschef Politieassistenten zwaarder is dan de functie van eisers, zodat teruggevallen is op de functie van Parketwachter B, die gewaardeerd is op het niveau van schaal 6.
7. Eisers stellen zich op het standpunt dat het zwaartepunt van de werkzaamheden van de Senior arrestantenverzorger overeenkomt met de niveaubepalende elementen van de referentiefunctie van Groepschef Politieassistenten.
8. De rechterlijke toetsing bij functiewaardering is terughoudend. De rechter moet beoordelen of de waardering op onvoldoende gronden berust. Dit betekent dat pas tot vernietiging van de bestreden waardering wordt overgegaan als deze als onhoudbaar wordt aangemerkt. Daarvoor is ontoereikend dat een andere waardering op zichzelf verdedigbaar is.
9. Naar het oordeel van de rechtbank blijkt uit de functiebeschrijving van Senior arrestantenverzorger dat de leidinggevende taken een significant onderdeel uitmaken van die functie. Eisers hebben de dagelijkse operationele leiding over een groep van vier tot zeven medewerkers, zo komt uit de gedingstukken naar voren.
Ten aanzien van het niveaubepalende element leidinggeven voldoen eisers aldus niet aan het in de referentiefunctie Groepschef Politieassistenten opgenomen criterium dat leiding wordt gegeven aan een groep van ongeveer 10 medewerkers. Daarnaast constateert de rechtbank ook een verschil in de voortgangsverantwoordelijkheid. Zo zijn eisers verantwoordelijk voor de voortgang van hun groep, terwijl de Groepschef Politieassistenten verantwoordelijk is voor de voortgang van een (in omvang grotere) afgeronde organisatorische eenheid.
10. Nu gezien het vorenstaande de functie van eisers qua niveau lichter is dan de referentiefunctie Groepschef Politieassistenten, brengt het hiervoor omschreven systeem van functiewaardering mee dat moet worden teruggegaan naar het niveau van de voorlaatste referentiefunctie. Dit betekent dat de waardering van de functie van Parketwachter B op het niveau van schaal 6 van het Bbp niet onhoudbaar is.
11. De beroepen zullen ongegrond worden verklaard.
12. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. F.P.J. Schoonen, voorzitter, en mr. W. Toekoen en mr. E.S.M. van Bergen, leden, in aanwezigheid van E.C. Petrusma, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 22 juli 2015.
griffier voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.