ECLI:NL:RBZWB:2015:512
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Voorlopige voorziening
- M.W.C. Soltysik
- D. Hund
- M.M. de Werd
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van het verzoek om voorlopige voorziening in belastingzaak
Op 28 januari 2015 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak met zaaknummer AWB 14/7334, waarin belanghebbende, een BV gevestigd te [plaats X], het tegen de inspecteur van de Belastingdienst had opgenomen. Het onderzoek ter zitting vond plaats op 14 januari 2015, maar belanghebbende was niet verschenen. De rechtbank heeft in deze uitspraak het verzoek om een voorlopige voorziening niet-ontvankelijk verklaard. Dit gebeurde omdat de rechtbank op dezelfde dag uitspraak had gedaan in de hoofdzaak, waardoor het belang van belanghebbende voor het treffen van een voorlopige voorziening verviel, conform artikel 8:85, tweede lid aanhef en letter c, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De voorzieningenrechter heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier, mr. J.C. van Hooft, en is enkel door de voorzitter ondertekend, aangezien de griffier verhinderd was. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep open.