Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.De procedure
- de kennisgeving intrekking uitleveringsverzoek van 3 oktober 2014;
- de stukken, waaruit blijkt dat verzoeker op 27 april 2014 in verzekering is gesteld en dat de voorlopige hechtenis op 30 april 2014 onder voorwaarden is geschorst;
2.De beoordeling
€ 500,-- voor de kosten van rechtsbijstand is niet gespecificeerd. Dit geldt ook voor de kosten van de Franse advocaat. De werkzaamheden van deze advocaat waren bovendien niet noodzakelijk, nu verzoeker al bijgestaan werd door een Nederlandse advocaat. Het verzoek om reis- en verblijfkosten acht zij onvoldoende onderbouwd. Voor de kosten gemaakt voor de tolk geldt dat het de officier van justitie onvoldoende duidelijk is welk deel van de kosten gemaakt is ten behoeve van de advocaat in Nederland. Wel kan er € 540,-- worden toegewezen voor de indiening van het verzoek en de behandeling ter zitting.
€ 315,--.
€ 500,--.
€ 1.209,52toewijzen.
€ 830,--toewijzen voor de indiening van de verzoekschriften en de behandeling in raadkamer.
3.De beslissing
€ 315,--toe.
€ 1.330,--toe, waaronder begrepen een bedrag van € 830,--, zijnde de kosten verbonden aan de indiening en behandeling van de verzoekschriften in raadkamer.
mr. Veldhuizen, rechter, in tegenwoordigheid van Van der Gaag, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 24 juli 2015.
geen hoger beroepworden ingesteld.