Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.Beslissing
2.Gronden
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 22 januari 2015 uitspraak gedaan in een geschil tussen een vennootschap (hierna: belanghebbende) en de inspecteur van de Belastingdienst over de aftrekbaarheid van uitkeringen aan een algemeen nut beogende instelling (ANBI) in het kader van de vennootschapsbelasting. Belanghebbende had in de jaren 2009 en 2010 bedragen uitgekeerd aan de Stichting, een ANBI, en wilde deze uitkeringen ten laste van haar belastbare winst brengen op grond van artikel 9, lid 1 onderdeel h van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 (Wet Vpb). De rechtbank oordeelde dat belanghebbende niet aannemelijk had gemaakt dat haar werkzaamheden nagenoeg uitsluitend gericht waren op de verkrijging van gelden die aan de Stichting zouden worden uitgekeerd. De rechtbank stelde vast dat een aanzienlijk deel van de winsten niet was uitgekeerd en dat belanghebbende niet had aangetoond dat de niet uitgekeerde winsten noodzakelijk waren voor de continuïteit van de onderneming. De rechtbank verklaarde de beroepen ongegrond en wees de aftrek van de uitkeringen af.