ECLI:NL:RBZWB:2015:4268

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
2 juli 2015
Publicatiedatum
2 juli 2015
Zaaknummer
02/688140-14
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in aanvaring tussen tanker en motorjacht op Kanaal door Zuid Beveland

Op 2 juli 2015 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij een aanvaring op 12 augustus 2013 tussen het motorschip LRG Gas 86 en een motorjacht op het Kanaal door Zuid Beveland. De verdachte, die als stuurman van de tanker fungeerde, werd verweten dat hij onachtzaam en onoplettend was geweest, wat leidde tot de aanvaring waarbij twee personen om het leven kwamen. De rechtbank heeft de zaak inhoudelijk behandeld op een zitting op 18 juni 2015, waar de officier van justitie en de verdediging hun standpunten naar voren brachten. De tenlastelegging omvatte verschillende punten, waaronder het niet opmerken van het motorjacht en het niet voldoen aan de verplichtingen van goed zeemanschap.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte niet kan worden verweten dat hij het motorjacht niet heeft opgemerkt, gezien de afstand en de omstandigheden. Ook het niet uitluisteren van het marifoonverkeer werd niet bewezen, omdat de verdachte niet kon afleiden dat er een ander vaartuig in de buurt was. De rechtbank concludeerde dat de verdachte niet voldoende informatie had om de schipper van de tanker te informeren over de aanwezigheid van het motorjacht. Uiteindelijk oordeelde de rechtbank dat er geen sprake was van schuld in de zin van artikel 169 van het Wetboek van Strafrecht, en sprak de verdachte vrij van zowel het primair als het subsidiair ten laste gelegde feit.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Middelburg
parketnummer: 02/688140-14
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 2 juli 2015
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1970 te [geboorteplaats]),
wonende te [adres],
niet als ingezetene ingeschreven in de basisadministratie persoonsgegevens en zonder bekende feitelijke woon- of verblijfplaats in Nederland,
raadslieden mr. J.C. van Zuethem en mr. B. van Treijen, beiden advocaat te Breda.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 18 juni 2015, waarbij de officier van justitie mr. R.P. Schoute en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 12 augustus 2013 te Wemeldinge en/of Hansweert en/of
Kapelle, in elk geval in Nederland, als stuurman/roerganger, althans als lid
van de bemanning die (tijdelijk) zelfstandig de koers en de snelheid van een
binnenvaartschip, te weten het motorschip LRG GAS 86 (gastanker) kon bepalen
en/of bepaalde, met dat schip heeft gevaren in zuidelijke richting op de
Oosterschelde en het Kanaal door Zuid-Beveland, tot kort voor de noordzijde
van de in genoemd kanaal aanwezige Postbrug, en tijdens dit varen hoogst,
althans aanmerkelijk, onachtzaam en/of hoogst, althans aanmerkelijk,
onoplettend is geweest als gevolg waarvan enige tijd later een ander vaartuig,
te weten het motorjacht "[naam motorjacht]" is gezonken en/of verongelukt en/of vernield
en/of onbruikbaar is geraakt en/of is beschadigd en een tweetal personen,
althans één of meer personen, te weten mevrouw [slachtoffer 1] en/of de
heer [slachtoffer 2], is/zijn verdronken althans is/zijn overleden waarbij hij,
verdachte,
- varende op de Oosterschelde in de (zuidelijke) richting van het Kanaal door
Zuid Beveland niet heeft opgemerkt (dat) ver voor hem een motorjacht (naar
later bleek [naam motorjacht] genaamd) (in) het Kanaal door Zuid Beveland (in)voer en/of
- ook niet heeft voldaan aan de ter plaatse geldende verplichting (als
bedoeld in art. 4.05 van het Binnenvaartpolitiereglement) om het
marifoonverkeer (op kanaal 68) uit te luisteren en/of
-geen dan wel onvoldoende acht heeft geslagen op de door het motorjacht
[naam motorjacht] bij de verkeerspost Wemeldinge gedane melding dat deze (het motorjacht
[naam motorjacht]) doende was het Kanaal door Zuid Beveland aan de noordzijde in te
varen (mede) aan de hand waarvan het voor hem, verdachte, (ook) duidelijk
moet zijn geweest dat voor het door hem bestuurde motorschip nog een ander
vaartuig voer en/of
-varende op het Kanaal door Zuid Beveland in zuidelijke richting kort voor de
noordzijde van de in dat kanaal aanwezige Postbrug, het roer, althans de
besturing van het motorschip LRG GAS 86 heeft overgedragen aan (schipper) [medeverdachte]
en/of
-(vervolgens) die [medeverdachte] niet dan wel onvoldoende heeft geïnformeerd over
en/of gewezen op het voor het motorschip LRG GAS 86 varende vaartuig, dat naar
later bleek te zijn het motorjacht genaamd [naam motorjacht] en/of
-mede als gevolg waarvan het motorschip LRG GAS 86 (later) tegen het
motorjacht [naam motorjacht] is gebotst en/of is aangevaren en/of
-(vervolgens) het motorjacht heeft overvaren, althans met de boeg van het
motorschip het motorjacht [naam motorjacht] onder water heeft gedrukt/geduwd als gevolg
waarvan het motorjacht vol water is gelopen en/of
-(vervolgens) is gezonken,
en het aldus (mede) aan zijn, verdachte's, schuld is te wijten dat die
aanvaring heeft plaatsgevonden en/of daardoor 2 personen zijn overleden,
althans levensgevaar voor een ander is ontstaan.
subsidiair, althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling
mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 12 augustus 2013 te Wemeldinge en/of Hansweert en/of
Kapelle, in elk geval in Nederland, als stuurman/roerganger, althans als lid
van de bemanning die (tijdelijk) zelfstandig de koers en snelheid van een
binnenvaartschip, te weten het motorschip LRG GAS 86 (gastanker) kon bepalen
en/of bepaalde, met dat schip heeft gevaren in zuidelijke richting op de
Oosterschelde en het Kanaal door Zuid Beveland tot kort voor de noordzijde van
de in genoemd kanaal aanwezige Postbrug, zijnde een openbaar voor de
scheepvaart openstaand water in het Rijk gelegen, en tijdens dit varen niet
heeft voldaan aan de verplichting om, ook bij het ontbreken van uitdrukkelijke
voorschriften als bedoeld in het Binnenvaartpolitiereglement, alle
voorzorgsmaatregelen te nemen die volgens goed zeemanschap of door de
omstandigheden waarin het door hem bestuurde schip zich bevond waren geboden
teneinde (met name) te voorkomen dat het leven van personen in gevaar wordt
gebracht en/of schade wordt veroorzaakt aan (onder meer) andere schepen en/of
de veiligheid of het vlotte verloop van de scheepvaart in gevaar wordt
gebracht waarbij hij, verdachte,
-varende op de Oosterschelde in de (zuidelijke) richting van het Kanaal door
Zuid Beveland niet heeft opgemerkt dat (ver) voor hem een motorjacht (naar
later bleek [naam motorjacht] genaamd) (in) het Kanaal door Zuid Beveland (in)voer en/of
-ook niet heeft voldaan aan de ter plaatse geldende verplichting (als bedoeld
in art. 4.05 van het Binnenvaartpolitiereglement) om het marifoonverkeer (op
kanaal 68) uit te luisteren en/of
-geen acht heeft geslagen op de door het motorjacht [naam motorjacht] bij de
verkeerspost Wemeldinge gedane melding dat deze (het motorjacht [naam motorjacht])
doende was het Kanaal door Zuid Beveland aan de noordzijde in te varen (mede)
aan de hand waarvan het voor hem, verdachte, (ook) duidelijk moet zijn
geweest dat voor het door hem bestuurde motorschip nog een ander vaartuig voer en/of
-varende op het Kanaal door Zuid Beveland in zuidelijke richting kort voor de
noordzijde van de in dat kanaal aanwezige Postbrug, het roer, althans de
besturing van het motorschip LRG GAS 86 heeft overgedragen aan (schipper) [medeverdachte]
en/of
-(vervolgens) die [medeverdachte] niet dan wel onvoldoende heeft geïnformeerd over
en/of gewezen op het voor het motorschip LRG GAS 86 varende vaartuig, dat naar
later bleek te zijn het motorjacht genaamd [naam motorjacht] en/of
-mede als gevolg waarvan het motorschip LRG GAS 86 tegen het motorjacht [naam motorjacht]
is gebotst en/of is aangevaren en/of
-(vervolgens) het motorjacht heeft overvaren, althans met de boeg van het
motorschip het motorjacht [naam motorjacht] onder water heeft gedrukt/geduwd als gevolg
waarvan het motorjacht vol water is gelopen en/of
-(vervolgens) is gezonken,
als gevolg waarvan een tweetal personen, althans één of meer personen, te
weten mevrouw [slachtoffer 1] en/of de heer [slachtoffer 2], is/zijn
verdronken, althans is/zijn overleden, althans door hem, verdachte, het leven
van (een) pers(o)on(en) in gevaar is gebracht,
zijnde de terminologie in deze telastelegging gebezigd in de zin van het
Binnenvaartpolitiereglement.
Kennelijke verschrijving/omissie
Ten aanzien van het primair ten laste gelegde feit overweegt de rechtbank dat bij het vierde gedachtestreepje kennelijk is weggevallen ‘[medeverdachte] en/of’. Deze omissie is verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd dat verdachte hoogst onachtzaam en hoogst onoplettend is geweest door niet te reageren op de informatie die via de marifoon werd verstrekt en waaruit hem had kunnen blijken dat voor de LRG Gas 86 in het kanaal een motorjacht voer. Bovendien heeft verdachte geen goede uitkijk vanuit de stuurhut gehouden. Zodoende kon hij bij de overdracht van het roer aan medeverdachte [medeverdachte] niet de relevante nautische informatie verstrekken die voor een veilige vaart benodigd was. Immers, uit het technisch onderzoek komt naar voren dat het motorjacht van 10:46 uur tot 10:50:40 uur volledig zichtbaar moet zijn geweest voor de roergangers van de LRG Gas 86. De officier van justitie acht het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft aangevoerd dat niet blijkt dat verdachte zich hoogst, althans aanmerkelijk, onachtzaam en/of onoplettend heeft gedragen. De LRG Gas 86 was nog drie kilometer van de monding van het kanaal verwijderd op het moment dat de roerganger van het motorjacht [naam motorjacht] via de marifoon aan de verkeerspost Wemeldinge meldde dat hij het kanaal ging invaren. Gezien de grote afstand en het tussenliggende scheepvaartverkeer staat niet vast dat verdachte de [naam motorjacht] heeft kunnen zien. Uit de marifoonoproep kon verdachte niet afleiden dat voor hem een plezierjacht het Kanaal door Zuid Beveland was ingevaren, nu deze oproep dermate onduidelijk was dat verdachte de positie van de [naam motorjacht] alsook het type vaartuig niet kon afleiden. Verdachte heeft het motorjacht niet gezien, wist dan ook niet dat er een motorjacht voor de LRG Gas 86 voer en kon derhalve [medeverdachte] hier ook niet over informeren. De verdediging heeft verzocht verdachte integraal vrij te spreken.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Inleiding
Op 12 augustus 2013 omstreeks 10:52:40 uur heeft op het Kanaal door Zuid Beveland (verder ook: het kanaal) een aanvaring plaatsgevonden tussen het motorjacht [naam motorjacht] (verder: de [naam motorjacht]) en het motorschip LRG Gas 86 (verder: de tanker). Beide vaartuigen voeren in elkaars verlengde op en tegen de middenas van het kanaal komende van de Oosterschelde en gaande in de richting van de Westerschelde. De tanker was inlopend op de [naam motorjacht] en is kort na het passeren van de Postbrug in aanvaring gekomen met de [naam motorjacht]. De [naam motorjacht] is als gevolg hiervan onder de tanker terecht gekomen en is door de tanker overvaren. De opvarenden van de [naam motorjacht], [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1], zijn als gevolg van dit ongeval verdronken.
Op voornoemde datum kort voor half elf in de ochtend voeren de [naam motorjacht] en de tanker over de Oosterschelde in de richting van het Kanaal door Zuid Beveland. Omstreeks 10:30:40 uur meldde een opvarende van de [naam motorjacht] via de marifoon bij de verkeerspost Wemeldinge: ‘Hier met de [naam motorjacht]. Ik kom nu net het kanaal binnenvaren’. De tanker was op dat moment op het radarsysteem zichtbaar op een afstand van drie kilometer achter de [naam motorjacht]. Verdachte was de roerganger van de tanker.
De tanker is omstreeks 10:42 uur het kanaal ingevaren. Verdachte stond aan het roer. Medeverdachte [medeverdachte] bevond zich ook in de stuurhut. De [naam motorjacht] voer toen 1.500 meter voor de tanker uit en was door een flauwe bocht in het kanaal mogelijk niet zichtbaar voor de roerganger van de tanker. De tanker was inlopend op de [naam motorjacht].
Omstreeks 10:46 uur passeerde de [naam motorjacht] de meerpalen, die aan de oostelijke zijde van het kanaal en noordelijk van de Postbrug staan. De [naam motorjacht] voer in het midden van het kanaal en de tanker bevond zich 1.000 meter achter de [naam motorjacht]. Vanaf dat moment waren er geen grote obstakels of ander scheepvaart die het zicht op de [naam motorjacht] vanuit de stuurhut van de tanker beperkten.
Omstreeks 10:48 uur naderde de [naam motorjacht] de Postbrug over het kanaal. Het bevond zich toen op een afstand van ruim 750 meter voor de tanker. Ruim anderhalve minuut later passeerde ook de tanker de meerpalen. De [naam motorjacht] was toen net onder de Postbrug door gevaren op een onderlinge afstand van 400 meter voor het voorschip van de tanker. Kort voor de Postbrug heeft verdachte het roer overgedragen aan de medeverdachte, de schipper van de tanker.
Het voorschip van de tanker voer omstreeks 10:50:40 uur onder de Postbrug. De onderlinge zichtafstand vanuit de stuurhut van de tanker tot de [naam motorjacht] was toen ongeveer 350 meter. Omstreeks 10:52:40 uur is de [naam motorjacht] overvaren door de tanker.
Ter beoordeling van de vraag of verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan zal de rechtbank achtereenvolgens ingaan op de vraag óf en welke feitelijke gedragingen die ten laste zijn gelegd kunnen worden bewezen en of de bewezen geachte feitelijke gedragingen schuld in de zin van artikel 169 van het Wetboek van Strafrecht opleveren. Voor het bewijs van schuld in de zin van artikel 169 van het Wetboek van Strafrecht is van belang of verdachte in strafrechtelijke zin een verwijt gemaakt kan worden als ten laste is gelegd, namelijk dat hij hoogst, althans aanmerkelijk, onachtzaam en/of hoogst, althans aanmerkelijk, onoplettend is geweest waardoor de aan- en overvaring is ontstaan en als gevolg waarvan de opvarenden van de [naam motorjacht] zijn komen te overlijden. Uit vaste rechtspraak blijkt dat het hierbij gaat om het geheel van gedragingen van verdachte, de aard en de ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval. De ernst van de gevolgen is niet redengevend voor de mate van schuld.
Op de Oosterschelde het motorjacht niet opgemerkt (eerste gedachtestreepje)
De rechtbank is van oordeel dat verdachte niet valt te verwijten dat hij de [naam motorjacht] op het moment van melding niet heeft opgemerkt. De [naam motorjacht] betrof een relatief klein jacht dat zich bij het invaren van het kanaal op een grote afstand (van drie kilometer) van de tanker bevond. Bovendien is op de radarbeelden te zien dat tussen de tanker en de [naam motorjacht] meerdere vaartuigen voeren.
Dit onderdeel van de tenlastelegging kan dan ook niet worden bewezen.
Niet voldaan aan verplichting het marifoonverkeer uit te luisteren (tweede gedachtestreepje)
en
Geen/onvoldoende acht geslagen op melding van het motorjacht aan de verkeerspost (derde gedachtestreepje)
Een schip, zoals de tanker, moet conform de geldende regelgeving de marifoon op de aangewezen kanalen uitluisteren. Onder uitluisteren wordt in gevolge artikel 1.01 onder D12 van het Binnenvaartpolitiereglement verstaan het via de marifoon luisteren naar gevoerde gesprekken, het beantwoorden van oproepen en voor zover nodig het deelnemen aan de communicatie tussen de verkeersdeelnemers en de verkeersposten, dan wel tussen de verkeersdeelnemers onderling.
Verdachte heeft verklaard dat hij het marifoonverkeer op kanaal 68 heeft uitgeluisterd, maar dat hij zich deze specifieke melding niet kan herinneren. Deze was voor hem ook niet van belang omdat de tanker op dat moment nog ver van het Kanaal door Zuid Beveland was verwijderd.
De verdediging heeft betoogd dat voor verdachte voorts niet duidelijk is geweest welk kanaal de [naam motorjacht] invoer, aangezien in het door de verkeerspost Wemeldinge bediende gebied meerdere kanalen zijn. De officier van justitie heeft ter terechtzitting opgemerkt dat het hem bekend is dat alleen bij het invaren van het Kanaal door Zuid Beveland deze vorm van communicatie wordt gebruikt.
Vast staat dat door een opvarende van de [naam motorjacht] via de marifoon bij de verkeerspost Wemeldinge slechts is gemeld ‘Hier de [naam motorjacht]. Ik kom nu het kanaal binnenvaren’. Daarbij is niet gemeld welk kanaal men invoer en ook niet vanaf welke zijde. De rechtbank stelt vast dat het werkingsgebied van de verkeerspost Wemeldinge zich niet beperkt tot het Kanaal door Zuid Beveland maar dat binnen het werkingsgebied meerdere vaarwegen en ook meerdere kanalen vallen. Voor dit hele gebied geldt voor het marifoonverkeer frequentie 68. Niet is gebleken dat alleen bij het invaren van het Kanaal door Zuid Beveland een melding wordt gedaan of hoeft te worden gedaan. Verdachte heeft verklaard zich niet te kunnen herinneren deze melding te hebben gehoord. Indien verdachte de mededeling van de [naam motorjacht] wel heeft gehoord, heeft hij daar naar het oordeel van de rechtbank, gelet op vorenstaande, niet uit kunnen en hoeven afleiden welk kanaal de [naam motorjacht] invoer en vanaf welke zijde en hoeft het hem dus ook niet duidelijk te zijn geweest dat voor de door hem bestuurde tanker in het kanaal nog een ander vaartuig voer. Evenmin heeft hij naar aanleiding van deze summiere melding nadere informatie hoeven op te vragen omdat de tanker op het moment van de melding nog ver verwijderd was van het kanaal en uit de melding niet viel op te maken wat voor schip de melding deed.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat verdachte het marifoonverkeer voldoende heeft uitgeluisterd en in de melding van de [naam motorjacht] geen aanleiding heeft hoeven zien om nadere informatie in te winnen bij de verkeerspost.
Dit onderdeel van de tenlastelegging kan dan ook niet worden bewezen.
Roeroverdracht aan de schipper (vierde gedachtestreepje)
Verdachte heeft verklaard dat hij kort voor de Postbrug het roer heeft overgedragen aan de schipper van de tanker. Dit wordt bevestigd door de schipper. Dit onderdeel van de tenlastelegging kan derhalve wettig en overtuigend bewezen worden, maar levert op zichzelf geen schuld in de zin van artikel 169 van het Wetboek van Strafrecht op.
Opvolgend schipper onvoldoende geïnformeerd over/gewezen op het motorjacht (vijfde gedachtestreepje)
Uit het onderzoek ter terechtzitting is niet gebleken dat verdachte de [naam motorjacht] op enig moment heeft gezien. Voor de suggestie van de officier van justitie in zijn requisitoir dat de [naam motorjacht] wel is opgemerkt maar dat men er op de tanker van uit ging dat de [naam motorjacht] wel zou uitwijken, heeft de rechtbank geen aanwijzingen gevonden.
Uit het onderzoek, zoals dat is neergelegd in het proces-verbaal van bevindingen scheepvaartongeval, blijkt dat de [naam motorjacht] op het Kanaal door Zuid Beveland van 10:46:00 uur tot 10:49:30 uur zichtbaar moet zijn geweest voor de roerganger van de tanker. Dat was verdachte. In die periode is de tanker van 1.000 meter tot 400 meter ingelopen op de [naam motorjacht]. Dit valt buiten de wettelijk toegestane dode hoek van 350 meter, terwijl er verder geen zicht beperkende factoren aanwezig waren. Verdachte heeft verklaard dat hij de [naam motorjacht] niet heeft gezien. Hieruit maakt de rechtbank op dat verdachte gedurende genoemde periode geen goede uitkijk heeft gehouden, terwijl dit van hem als ervaren schipper op een relatief groot schip als de tanker wel mag worden verwacht. Had hij dat wel gedaan dan had hij de [naam motorjacht] op enig moment in die periode moeten zien. Blijkens zijn requisitoir is het ook deze feitelijke gedraging (geen goede uitkijk houden en het niet opmerken van de [naam motorjacht] gedurende de periode van 10:46:00 uur tot 10:49:30 uur) die de officier van justitie verdachte verwijt. Deze gedraging is echter niet opgenomen in de tenlastelegging.
Nu het niet informeren door verdachte over de aanwezigheid van de [naam motorjacht] het gevolg is van genoemde feitelijke gedraging die niet is ten laste gelegd, kan niet worden bewezen dat verdachte de medeverdachte, aan wie hij kort voor de Postbrug het roer heeft overgedragen, niet dan wel onvoldoende heeft geïnformeerd over de voor de tanker varende [naam motorjacht].
De rechtbank ziet geen mogelijkheid om genoemde feitelijke gedraging onder één van de gedachtestreepjes in te lezen omdat daarmee buiten de grondslag van de tenlastelegging wordt getreden.
De overige feitelijke gedragingen in de tenlastelegging kunnen niet leiden tot schuld in de zin van artikel 169 van het Wetboek van Strafrecht.
Gelet op het voorgaande kan niet worden bewezen dat aan de zijde van verdachte sprake is van schuld in de zin van artikel 169 van het Wetboek van Strafrecht. De rechtbank zal verdachte van het primair ten laste gelegde vrijspreken.
Subsidiair
Gelet op voorgaande overwegingen is de rechtbank van oordeel dat ook het subsidiair ten laste gelegde, dat dezelfde feitelijke grondslag heeft, niet wettig en overtuigend bewezen kan worden. Zij zal verdachte ook hiervan vrijspreken.

5.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
-
spreekt verdachte vrijvan het primair en subsidiair ten laste gelegde feit.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.H. Nomes, voorzitter, mr. H.A. Witsiers en mr. N. van der Ploeg-Hogervorst, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A.P.M. Philipsen, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 2 juli 2015.
Mr. Witsiers is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.