ECLI:NL:RBZWB:2015:4200

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
30 juni 2015
Publicatiedatum
30 juni 2015
Zaaknummer
02/810509-14
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontuchtige handelingen door (voormalig) basisschooldirecteur met minderjarige slachtoffers

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 30 juni 2015 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een (voormalig) basisschooldirecteur, die zich schuldig heeft gemaakt aan ontuchtige handelingen met twee minderjarige leerlingen. De verdachte, geboren in 1947, heeft gedurende een periode van enkele jaren, van 1998 tot 2002, ontuchtige handelingen gepleegd met twee jongens die toen nog geen zestien jaar oud waren. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte het vertrouwen dat de slachtoffers in hem stelden, ernstig heeft beschaamd. De rechtbank oordeelde dat de ernst en de duur van de gepleegde feiten een langdurige gevangenisstraf rechtvaardigen. De officier van justitie had een gevangenisstraf van drie jaar geëist, maar de rechtbank legde een gevangenisstraf van achttien maanden op, met aftrek van voorarrest, omdat de verdachte van een deel van de ten laste gelegde feiten werd vrijgesproken. De rechtbank heeft de verklaringen van de slachtoffers als betrouwbaar en overtuigend beoordeeld, ondanks de verdediging die stelde dat er onvoldoende bewijs was. De rechtbank heeft ook de impact van de daden van de verdachte op de slachtoffers in overweging genomen en de schadevergoedingen voor de benadeelde partijen toegewezen. De rechtbank heeft de verdachte ook veroordeeld tot betaling van immateriële schadevergoeding aan beide slachtoffers, waarbij de vorderingen van de slachtoffers gedeeltelijk zijn toegewezen, afhankelijk van de bewezenverklaring van de feiten.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02/810509-14
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 30 juni 2015
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 1947 te [geboorteplaats]
wonende aan de [adres], [woonplaats]
raadsman mr. B.P.J.H. van de Luijtgaarden, advocaat te Breda

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 16 juni 2015. Verdachte is niet op de zitting verschenen. Wel is verschenen zijn gemachtigde raadsman. De officier van justitie, mr. Paapen, en de raadsman hebben ter zitting hun standpunten kenbaar gemaakt.

2.De tenlastelegging

Verdachte staat terecht, ter zake dat:
Feit 1
hij op diverse tijdstippen in of omstreeks de periode van 13 juli 1998 tot 13 juli 2001 te Bergen op Zoom, met [slachtoffer 1], die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, bestaande uit het meermalen, althans eenmaal
- aftrekken en/of het betasten van de penis van voornoemde [slachtoffer 1] en/of
- pijpen van en/of het likken aan de penis van voornoemde [slachtoffer 1] en/of
- zichzelf aftrekken in de nabijheid van voornoemde [slachtoffer 1]
- laten betasten van zijn, [verdachte], penis;
- betasten van het lichaam van die [slachtoffer 1];
Feit 2
hij op diverse tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 juli 1998 tot 1 juli 2002 te Bergen op Zoom, met [slachtoffer 2], die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, bestaande uit het meermalen, althans eenmaal
- aftrekken en/of betasten van de penis van voornoemde [slachtoffer 2] en/of
- zichzelf aftrekken in de nabijheid van voornoemde [slachtoffer 2];
- betasten van het lichaam van die [slachtoffer 2].

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht beide feiten wettig en overtuigend bewezen en baseert zich daarbij onder meer op de - naar haar mening authentieke en betrouwbare - aangiften van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2]. Deze aangiften zijn volgens de officier van justitie over en weer te gebruiken voor het bewijs, terwijl daarnaast de resultaten van het onderzoek aan een aantal gegevensdragers van verdachte steun geven aan de aangiften. Dit geldt eveneens voor (onderdelen van) de verklaringen van getuige [getuige 1], getuige [getuige 2] en getuige [getuige 3]. Ook de bevindingen van de (voormalig) studentpsycholoog van [slachtoffer 1] en een intakegesprek bij de politie in 2007 ondersteunen de aangifte(n).
Nu verdachte zelf geen verklaring heeft willen afleggen, sterkt dat de officier van justitie in haar overtuiging dat het achterwege blijven daarvan slechts zijn oorzaak kan vinden in het gegeven dat er geen ander scenario is dan het door beide aangevers beschreven scenario.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen van de ten laste gelegde feiten en heeft daartoe, kort samengevat, het volgende aangevoerd.
Er is onvoldoende bewijs voor de feiten, omdat al het bewijs in de richting van verdachte in de kern telkens afkomstig is van één en dezelfde bron, namelijk aangever(s) zelf.
Hoewel niet de gehele tekst van de tenlastelegging door meer dan één bewijsmiddel gedekt hoeft te worden, moet dit wel het geval zijn voor wat betreft de kern van de tenlastelegging, namelijk de specifieke delictsgedragingen. De kern van de tenlastelegging wordt echter niet door één of meer (andere) bewijsmiddelen ondersteund. De in het dossier aanwezige e-mails en chatgesprekken tussen verdachte en aangever(s), alsook de resultaten van het onderzoek van de gegevensdragers, zijn niet redengevend voor de kern van de tenlastelegging, terwijl de overige (getuigen)verklaringen en informatie in het dossier uiteindelijk (telkens) afkomstig zijn van één bron: aangever(s) zelf. De raadsman heeft daarnaast betoogd dat er om diverse redenen kan worden getwijfeld aan de betrouwbaarheid en de authenticiteit van de door beide aangevers afgelegde verklaringen. Er zou, voorafgaand aan het doen van aangifte, sprake zijn geweest van overleg. De door aangevers geschetste modus operandi vertoont in ieder geval opvallend veel gelijkenissen en er lijkt veel door hen te zijn (terug)beredeneerd c.q. ingevuld, aldus de raadsman.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte was van 1975 tot 2009 directeur van de basisschool [naam school] in Bergen op Zoom [1] . In 2013 hebben [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] aangifte gedaan van seksueel misbruik door verdachte.
In zijn aangifte heeft [slachtoffer 1], geboren in 1986 [2] , verklaard dat hij door verdachte die destijds directeur was van de basisschool [naam school] [3] werd voorgetrokken in die zin dat hij vaak extra dingen mocht doen of gevraagd werd om oud papier te doen waardoor hij een half uurtje van de les kon afsnoepen. Het seksueel misbruik door verdachte vond plaats op verschillende momenten toen [slachtoffer 1] op de middelbare school zat, tussen de 1e en de 4e klas. Verdachte had dan wat klusjes voor [slachtoffer 1] om geld te verdienen en als [slachtoffer 1] voor een klusje op [naam school] was, ging hij met verdachte mee naar zijn huis aan de [straat] in Bergen op Zoom. [4] Verdachte heeft [slachtoffer 1] daar pornofilms laten zien. [5] Het misbruik vond boven plaats in de slaapkamer van verdachte, omdat verdachte daar aanvankelijk zijn computer had en zij een computerspelletje speelden. [6] Verdachte heeft hem twee keer gemasturbeerd en twee keer gepijpt en buiten het masturberen om heeft hij de penis van [slachtoffer 1] aangeraakt toen [slachtoffer 1] zijn boxershort moest uitdoen. [slachtoffer 1] heeft de penis van verdachte één keer aangeraakt. [7] Verdachte heeft regelmatig tegen [slachtoffer 1] gezegd dat hij op een internaat had gezeten en dat seksuele handelingen tussen jongens heel normaal waren. [8] [slachtoffer 1] heeft op 7 mei 2013 telefonisch met [slachtoffer 2] gesproken over [naam school] of [verdachte]. Zij hebben niet inhoudelijk gesproken over wat [verdachte] hen had aangedaan. [9]
In 2006 heeft [slachtoffer 1] met een studievriendin over het seksueel misbruik gesproken. [10] In het registratiesysteem van de TU Delft [11] staat vermeld dat [slachtoffer 1] zich op 9 januari 2007 heeft aangemeld voor behandeling bij een studentpsycholoog en de zin: "
Seks. misbruik 10 jr geleden door leraar basisschool (een jaar na verlaten school). Wil het nu zijn ouders gaan vertellen." In april 2007 heeft [slachtoffer 1] met de politie een intakegesprek op zedengebied gevoerd over seksueel misbruik door verdachte ongeveer zeven jaar daarvoor. [12] [slachtoffer 1] heeft van verdachte e-mails ontvangen die waren verzonden vanaf het emailadres [emailadres]. [13]
[slachtoffer 2], geboren in 1986, [14] heeft in zijn aangifte verklaard dat hij in groep 4 van de basisschool is blijven zitten en toen een band kreeg met verdachte. [slachtoffer 2] komt uit Colombia en zijn ouders gingen scheiden en verdachte bood aan dat [slachtoffer 2] daarover met hem kon komen praten. [15] Na de basisschool bleef verdachte contact met hem houden via het emailadres [emailadres]. [16]
Het seksueel misbruik door verdachte vond plaats op het kantoortje van verdachte op school, bij verdachte thuis en één keer bij [slachtoffer 2] thuis in Rilland. [17] In het kantoortje heeft verdachte aan [slachtoffer 2] gevoeld. Hij heeft zijn hand op het kruis van [slachtoffer 2] gelegd, over zijn kleding heen. Dit gebeurde vanaf zijn 12e jaar. [18] [slachtoffer 2] weet dat hij nooit met zijn scooter naar het kantoortje is geweest en dat hij op zijn 16e meteen een scooter heeft gekocht. [19] [slachtoffer 2] ging eens in de 2-3 weken bij hem langs na school, bij hem op zijn kantoor. [20] Het aanraken gebeurde ongeveer de helft van de keren dat [slachtoffer 2] in het kantoortje was. [21] Op enig moment heeft verdachte gevraagd of [slachtoffer 2] bij hem thuis wilde langskomen. [slachtoffer 2] kan zich herinneren dat hij drie keer in de woning van verdachte aan de [straat] in Bergen op Zoom is geweest. Eén keer toen hij nog geen scooter had [22] en die keer is er niets anders gebeurd dan dat verdachte hem seksfilmpjes heeft laten zien. De tweede en derde keer was [slachtoffer 2] op de scooter en dus sowieso 16 jaar. [23] Er vonden toen wel seksuele handelingen plaats. Verdachte heeft de penis van [slachtoffer 2] uit zijn boxershort gehaald en vastgehouden terwijl hij zichzelf aftrok. [24] Verdachte heeft zichzelf twee keer afgetrokken en hij heeft dat drie keer bij [slachtoffer 2] gedaan en verdachte heeft hem gepijpt. [25]
Toen verdachte hem aanraakte, vertelde hij dat hij vroeger op een jongensschool zat en dat de pater of pastoor dat ook bij hem had gedaan. [26]
[slachtoffer 2] heeft voordat hij naar de politie is gegaan, een bericht gestuurd aan [slachtoffer 1]. Hij dacht aan [slachtoffer 1] omdat hij destijds ook bevriend was met verdachte. Hij heeft [slachtoffer 1] gezegd dat hij in het verleden niet zulke goede ervaringen met verdachte had gehad en daarop had [slachtoffer 1] gezegd dat dat bij hem ook het geval was. Hij heeft [slachtoffer 1] niet in detail verteld over hoe en wat. Hij heeft hem gevraagd wat hij ermee had gedaan en [slachtoffer 1] vertelde hem dat hij een intake had gehad bij de politie maar geen aangifte had gedaan omdat hij bang was voor een welles-nietes-spelletje. [27]
Getuige [getuige 3], de echtgenote van verdachte, heeft verklaard dat [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] oud-basisschoolleerlingen zijn van haar echtgenoot en dat verdachte haar verteld heeft dat [slachtoffer 2] nog bij hem kwam aanwaaien toen hij van de basisschool afging. Volgens [getuige 3] heeft de computer, toen zij en verdachte net aan de [straat] woonden, op de slaapkamer gestaan. Zij weet dat haar echtgenoot van zijn 15e tot zijn 19e jaar in Dongen op een internaat heeft gezeten. [28]
De mobiele telefoon en andere digitale gegevensdragers (computers) van verdachte zijn in beslag genomen en onderzocht. Daarop zijn aangetroffen onder andere de zoektermen
'blote jongetjes', 'pikkie' en 'kleine piemeltjes', de skype naam '[skypenaam]' en het emailadres '[emailadres]'. Er zijn ook foto’s en films van volwassen homoporno aangetroffen. [29]
Bewijsoverwegingen
De verdediging heeft de betrouwbaarheid van de door de aangevers afgelegde verklaringen betwist. De rechtbank overweegt dat aangevers elk op eigen initiatief en onafhankelijk van elkaar de politie hebben benaderd over het seksueel misbruik door verdachte. [slachtoffer 1] voerde in 2007 al een informatief zedengesprek en [slachtoffer 2] heeft in 2013 besloten om een dergelijk gesprek aan te vragen. Hij heeft toen contact gezocht met [slachtoffer 1]. De rechtbank twijfelt niet aan de verklaring van aangevers dat zij voorafgaand aan hun aangiften niet inhoudelijk met elkaar over het gebeurde hebben gesproken en het strafdossier bevat ook geen aanknopingspunten dat zij hun aangiften op elkaar hebben afgestemd. Aangevers komen authentiek en oprecht over in hun aangiften. Zij hebben open en gedetailleerd verklaard en ondanks het tijdsverloop zijn aangevers in staat gebleken aan de hand van ijkmomenten als 'echtscheiding ouders', 'start middelbare school' en 'aanschaf van scooter' voldoende specifiek te verklaren. De rechtbank acht de verklaringen door aangevers dan ook betrouwbaar en bruikbaar voor het bewijs.
De rechtbank is van oordeel dat op grond van de in de twee aangiften vermelde wijze van handelen van verdachte en de context waarbinnen dat handelen zich heeft afgespeeld, geconcludeerd kan worden dat de bewijsmiddelen met betrekking tot de feiten op essentiële punten belangrijke overeenkomsten vertonen. Het betreft zedendelicten die begaan zijn in dezelfde periode (tussen 1998 en 2002) met een specifieke context.
Uit de aangiften blijkt dat verdachte dezelfde aanpak hanteerde. Als schooldirecteur heeft verdachte zich tijdens de basisschoolperiode als vertrouwensfiguur ten opzichte van aangevers opgesteld. Ook toen aangevers naar de middelbare school gingen, heeft verdachte contact met hen gehouden. Verdachte gebruikte bij beide aangevers het, bij zijn echtgenote onbekende, e-mailadres [emailadres], gaf aangevers aandacht en bood hen leuke en betaalde klusjes aan. In gesprekken had verdachte het met aangevers over hun seksuele ontwikkeling. Hij ging steeds verder met seksueel getinte opmerkingen. De verdergaande seksuele handelingen vonden bij verdachte thuis plaats. Daar werd naar porno gekeken. Bij beide aangevers begonnen de seksuele handelingen met het aanraken van hun penis na de vraag van verdachte of hij die mocht zien. Daarna gingen de seksuele handelingen verder en heeft hij hen gemasturbeerd en gepijpt. Bij beiden heeft verdachte aangegeven dat het kijken van pornofilms en het verrichten van seksuele handelingen tussen jongens heel normaal is en heeft hij gesproken over een jongensinternaat waar hij zou hebben gezeten.
De aangiften vinden op specifieke (niet algemeen bekende) punten, zoals de plaats waar de computer in huis heeft gestaan en de omstandigheid dat verdachte op een jongensinternaat heeft gezeten, steun in de verklaring van getuige [getuige 3]. Verder worden de aangiften ondersteund door technisch onderzoek aan de inbeslaggenomen gegevensdragers. Uit dat onderzoek volgt dat er porno bij verdachte is aangetroffen, dat hij zoektermen als 'blote jongetjes', 'pikkie' en 'kleine piemeltjes' heeft gebruikt en dat verdachte gebruik maakte van het emailadres [emailadres].
Verdachte heeft over de feiten gezwegen en hij is bij de inhoudelijke behandeling van de strafzaak niet verschenen. Nu verdachte op geen enkel punt een verklaring heeft willen afleggen, hoewel dat voor de hand had gelegen indien sprake zou zijn van valse beschuldigingen door aangevers, sterkt dat gegeven de rechtbank in de overtuiging dat het achterwege blijven daarvan slechts zijn grond vindt in het gegeven dat er geen ander scenario is dan het door aangevers verklaarde scenario.
Op grond van het vorenstaande acht de rechtbank de feiten 1 en 2 wettig en overtuigend bewezen met inachtneming van het volgende.
Feit 1
Ten aanzien van feit 1 acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte [slachtoffer 1] heeft afgetrokken en zijn penis heeft betast, dat hij hem heeft gepijpt en/of aan zijn penis heeft gelikt en dat hij [slachtoffer 1] zijn penis heeft laten betasten, terwijl [slachtoffer 1] de leeftijd van 16 jaren nog niet had bereikt. Nu [slachtoffer 1] geboren is in 1986 en de handelingen plaatsvonden in de eerste vier jaren dat hij op de middelbare school zat, acht de rechtbank bewezen dat de handelingen binnen de tenlastegelegde periode, en mitsdien voordat [slachtoffer 1] 16 jaar was, hebben plaatsgevonden. De bewezenverklaarde handelingen hebben een kennelijk seksuele lading en zijn daarmee in strijd met de sociaal-ethische normen. Dit betekent dat verdachte zich in de tenlastegelegde periode schuldig heeft gemaakt aan het plegen van ontuchtige handelingen met [slachtoffer 1].
Feit 2
Ten aanzien van feit 2 acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op diverse tijdstippen in de tenlastegelegde periode het lichaam van [slachtoffer 2] heeft betast. Het betasten van het kruis van [slachtoffer 2] heeft plaatsgevonden in het kantoortje van verdachte. Uit de verklaring van [slachtoffer 2] volgt dat dit betasten heeft plaatsgevonden in de periode dat hij de leeftijd van 16 jaar nog niet had bereikt. Het begon toen [slachtoffer 2] 12 jaar was en hij weet zeker dat hij niet meer in het kantoortje is geweest toen hij een scooter had en die heeft hij direct toen hij 16 jaar werd, aangeschaft. [slachtoffer 2] heeft verder verklaard dat de andere seksuele handelingen (het aftrekken/betasten van de penis van [slachtoffer 2] en het zichzelf aftrekken) hebben plaatsgevonden terwijl hij de leeftijd van 16 jaar al had bereikt. Hij verklaart dat deze handelingen plaatsvonden bij verdachte thuis, dat hij daar drie keer is geweest en dat hij alleen de eerste keer dat hij daar was nog geen 16 jaar oud was en dat er die keer geen seksuele handelingen hebben plaatsgevonden. Nu het wettig bewijs ontbreekt dat de seksuele handelingen in de woning van verdachte hebben plaatsgevonden voordat [slachtoffer 2] 16 jaar oud was, zal verdachte daarvan (partieel) worden vrijgesproken. Naar het oordeel van de rechtbank is het betasten (over de kleding heen) van het kruis van [slachtoffer 2] een handeling met een seksuele lading die in strijd moet worden geacht met de sociaal-ethische normen. Mitsdien heeft verdachte zich in de periode van 1 juli 1998 tot 1 juli 2002 schuldig gemaakt aan het plegen van ontuchtige handelingen met [slachtoffer 2].
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
Feit 1
hij op diverse tijdstippenin
of omstreeksde periode van 13 juli 1998 tot 13 juli 2001 te Bergen op Zoom, met [slachtoffer 1], die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt,
een of meerontuchtige handeling
(en
)heeft gepleegd, bestaande uit het meermalen, althans eenmaal
- aftrekken en
/ofhet betasten van de penis van voornoemde [slachtoffer 1] en
/of
- pijpen van en/of het likken aan de penis van voornoemde [slachtoffer 1] en
/of
- zichzelf aftrekken in de nabijheid van voornoemde [slachtoffer 1]
- laten betasten van zijn, [verdachte], penis;
- betasten van het lichaam van die [slachtoffer 1];
Feit 2
hijop
diversetijdstippen in
of omstreeksde periode van 1 juli 1998 tot 1 juli 2002 te Bergen op Zoom, met [slachtoffer 2], die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt,
een of meerontuchtige handeling
(en
)heeft gepleegd, bestaande uit het
meermalen, althans eenmaal
- aftrekken en/of betasten van de penis van voornoemde [slachtoffer 2] en/of
- zichzelf aftrekken in de nabijheid van voornoemde [slachtoffer 2];
- betasten van het lichaam van die [slachtoffer 2].
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 3 jaren, met aftrek van voorarrest. Zij heeft daarbij onder meer rekening gehouden met de aard, de ernst en de duur van de gepleegde ontucht en het feit dat verdachte, in zijn hoedanigheid van (oud)schooldirecteur, misbruik heeft gemaakt van de kwetsbaarheid van de twee, toen nog zeer jonge, jongens. Ook rekent de officier van justitie het verdachte aan dat hij op geen enkele wijze, ook niet ter zitting, inzicht heeft gegeven in zijn handelen.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft integrale vrijspraak bepleit. Hij heeft geen standpunt ingenomen, anders dan dat de eis van de officier van justitie naar zijn mening ‘disproportioneel’ is, ten aanzien van een eventuele stafoplegging.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich, gedurende een periode van enkele jaren, schuldig gemaakt aan het plegen van ontuchtige handelingen met twee minderjarige slachtoffers. Het ging om (oud)leerlingen van verdachte, in de leeftijd van 12 tot 16 jaar oud. Uit het dossier komt het beeld naar voren dat verdachte jarenlang, ook voorafgaand aan het plegen van de ontucht, heeft gewerkt aan een vertrouwensband met de twee slachtoffers. Hij lijkt daarbij zeer berekenend te werk te zijn gegaan. Met zijn handelen heeft verdachte het vertrouwen dat de slachtoffers in hem stelden, als hun (oud)basisschooldirecteur, op ernstige wijze beschaamd.
Verdachte heeft met het plegen van de ontuchtige handelingen een grote inbreuk gemaakt op de lichamelijk en geestelijke integriteit van de slachtoffers en een normale en gezonde seksuele ontwikkeling, waar ieder kind recht op heeft, doorkruist. De ervaring leert dat dergelijk misbruik vaak langdurige en ernstige schade toebrengt aan de geestelijke gezondheid van de slachtoffers. De indringende slachtofferverklaringen, die door de slachtoffers zijn opgesteld en ter zitting door hen zijn voorgedragen, illustreren hoeveel impact het handelen van verdachte op hun leven heeft gehad en nog steeds heeft.
Verdachte heeft bij dit alles kennelijk nimmer stilgestaan en heeft enkel zijn eigen behoeften en bevrediging vooropgesteld, hetgeen de rechtbank hem zwaar aanrekent.
Het is de rechtbank niet mogelijk gebleken een min of meer volledig beeld te vormen van de persoon van verdachte, anders dan hetgeen - slechts in beperkte mate - uit het dossier naar voren komt, zoals het feit dat verdachte een blanco strafblad heeft en hetgeen de raadsman ter zitting heeft aangevoerd.
Hoewel er tijdens het voorgeleidingsconsult van verdachte, door psychiater drs. K. van der Auwera, werd geconstateerd dat er mogelijk aanwijzingen zijn voor een parafiele stoornis bij verdachte, gecombineerd met enige narcistische persoonlijkheidstrekken, heeft verdachte nadien niet willen meewerken aan een zogenoemd (pro justitia) persoonlijkheidsonderzoek door een psychiater en een psycholoog.
Ook op andere wijze heeft de rechtbank - en daarmee ook de slachtoffers - weinig tot geen inzicht gekregen in de persoonlijkheid van verdachte en evenmin in de redenen waaronder hij tot zijn handelen is gekomen.
Verdachte heeft er bovendien voor gekozen niet ter zitting te verschijnen, hetgeen naar het oordeel van de rechtbank - gelet op hetgeen de raadsman in dit verband over de medische toestand van verdachte heeft aangevoerd - niet onmogelijk zou zijn geweest.
Gelet hierop is het dan ook niet mogelijk de vraag te beantwoorden of er bij verdachte, ten tijde van het plegen van de feiten, sprake was van een ziekelijke stoornis en/of gebrekkige ontwikkeling van zijn geestvermogens, zodat het ervoor moet worden gehouden dat hij als volledig toerekeningsvatbaar moet worden beschouwd voor het bewezen verklaarde.
De rechtbank is van oordeel dat, gelet op de ernst en de duur van de gepleegde ontuchtige handelingen, de straffen die normaliter bij dergelijke feiten worden opgelegd en bij gebrek aan enig aanknopingspunt om verdachte ter beveiliging van de maatschappij een vorm van behandeling en/of toezicht op te leggen, niet met een andere straf kan worden volstaan dan een langdurige (onvoorwaardelijke) gevangenisstraf.
Omdat verdachte van een deel van de ten laste gelegde feiten wordt vrijgesproken, zal de rechtbank een lagere gevangenisstraf opleggen dan de officier van justitie heeft geëist. Zij zal verdachte een gevangenisstraf van 18 maanden opleggen, met aftrek van voorarrest.

7.De benadeelde partijen

[slachtoffer 1] (feit 1)
De benadeelde partij [slachtoffer 1] vordert een schadevergoeding van € 2.500,00. Dit bedrag bestaat uit immateriële schade.
De rechtbank is van oordeel dat de gevorderde immateriële schade een rechtstreeks gevolg is van het bewezen verklaarde feit en acht verdachte ook aansprakelijk voor die schade. Het gevorderde schadebedrag is bovendien voldoende aannemelijk gemaakt en, gelet op de aard en de impact van het bewezen verklaarde feit alleszins redelijk, zodat de vordering integraal zal worden toegewezen. Zij zal tevens de gevorderde wettelijke rente toewijzen, met ingang van 13 juli 2001 tot de dag der algehele voldoening.
[slachtoffer 2] (feit 2)
De benadeelde partij [slachtoffer 2] vordert een schadevergoeding van € 3.000,00. Dit bedrag bestaat uit immateriële schade.
De rechtbank is van oordeel dat de gevorderde immateriële schade slechts gedeeltelijk kan worden toegewezen, omdat verdachte van een deel van het ten laste gelegde - om juridisch technische redenen - dient te worden vrijgesproken. De gevorderde schade kan om die reden gedeeltelijk, tot een bedrag van € 1.000,00, worden aangemerkt als zijnde redelijkerwijs een rechtstreeks gevolg van het bewezen verklaarde feit. Verdachte is ook aansprakelijk voor de schade.
Het gevorderde is in zoverre ook voldoende aannemelijk gemaakt en, gelet op de aard en de impact van hetgeen bewezen is verklaard, alleszins redelijk. De rechtbank zal de vordering daarom toewijzen tot een bedrag van € 1.000,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dat bedrag, met ingang van 1 juli 2002 tot de dag der algehele voldoening.
Schadevergoedingsmaatregel
Met betrekking tot het toegekende deel van de vorderingen van de benadeelde partijen, zal de rechtbank tevens de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte opleggen.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 10, 24c, 27, 36f, 57 en 247 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1:met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren buiten echt ontuchtige handelingen plegen, meermalen gepleegd;
feit 2:met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren buiten echt ontuchtige handelingen plegen, meermalen gepleegd;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 18 maanden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Benadeelde partijen
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij
[slachtoffer 1]van
€ 2.500,00aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 13 juli 2001 tot de dag der algehele voldoening
(feit 1);
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij
[slachtoffer 2]van
€ 1.000,00aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 juli 2002 tot de dag der algehele voldoening
(feit 2);
- wijst de vordering voor het overige af;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
Schadevergoedingsmaatregel
- legt aan verdachte de verplichting op aan
de Staat, ten behoeve van de hierna te noemen slachtoffers, de daarbij vermelde bedragen te betalen, bij niet betaling te vervangen door het daarbij vermelde aantal dagen hechtenis:
  • [slachtoffer 1]
  • [slachtoffer 2]
met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de betreffende benadeelde partij(en) vervalt en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. Jansen, voorzitter, mr. Struijs en mr. Pellikaan, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Schilt, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 30 juni 2015.
Mr. Jansen is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld het eind proces-verbaal met dossiernummer PL2000-2014191027 van politie Eenheid Zeeland-West-Brabant, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren en doorgenummerd van 1 tot en met 301.
2.Het proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 1], pagina 130 van voornoemd proces-verbaal.
3.Het proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 1]. Pagina 132 van voornoemd proces-verbaal.
4.Het proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 1], pagina 133 van voornoemd proces-verbaal.
5.Het proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 1], pagina 132 van voornoemd proces-verbaal.
6.Het proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 1], pagina 134 van voornoemd proces-verbaal.
7.Het proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 1], pagina 132-133 van voornoemd proces-verbaal.
8.Het proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 1], pagina 138 van voornoemd proces-verbaal.
9.Het proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 1], pagina 137 van voornoemd proces-verbaal.
10.Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2], pagina 225-226 van voornoemd proces-verbaal.
11.Het proces-verbaal van bevindingen, pagina 221 van voornoemd proces-verbaal.
12.Het proces-verbaal van bevindingen, pagina 119-121 van voornoemd proces-verbaal.
13.Het proces-verbaal van bevindingen, pagina 145 van voornoemd proces-verbaal.
14.Het proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 2], pagina 66 van voornoemd proces-verbaal.
15.Het proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 2], pagina 67 van voornoemd proces-verbaal.
16.Het proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 2], pagina 78 van voornoemd proces-verbaal.
17.Het proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 2], pagina 67 van voornoemd proces-verbaal.
18.Het proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 2], pagina 76 van voornoemd proces-verbaal.
19.Het proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 2], pagina 75 van voornoemd proces-verbaal.
20.Het proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 2], pagina 68 van voornoemd proces-verbaal.
21.Het proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 2] pagina 76 van voornoemd proces-verbaal.
22.Het proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 2], pagina 78 van voornoemd proces-verbaal.
23.Het proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 2], pagina 80 van voornoemd proces-verbaal.
24.Het proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 2], pagina 81 van voornoemd proces-verbaal.
25.Het proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 2], pagina 85 van voornoemd proces-verbaal.
26.Het proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 2], pagina 75 van voornoemd proces-verbaal.
27.Het proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 2], pagina 89 van voornoemd proces-verbaal.
28.Het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 3], pagina 237, 239 t/m 242, en 244 van voornoemd proces-verbaal.
29.Het proces-verbaal van bevindingen, pagina 263, 265, 267 en 268, en het proces-verbaal van bevindingen, pagina 250, van voornoemd proces-verbaal.