Uitspraak
1.Onderzoek van de zaak
2.De tenlastelegging
3.De voorvragen
4.De beoordeling van het bewijs
5.De benadeelde partij
6.De beslissing
spreekt verdachte vrijvan de onder 1 primair, 1 subsidiair, 2 en 3 ten laste gelegde feiten;
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 22 juni 2015, stond de verdachte terecht voor het opzettelijk teweegbrengen van een ontploffing in zijn woning aan de Nassaulaan te Middelburg op 31 maart 2013. De officier van justitie beschuldigde de verdachte van het veroorzaken van een explosie door het mengen van ontplofbare stoffen, wat leidde tot gemeen gevaar voor de woning en de omgeving. De verdediging voerde aan dat er geen bewijs was voor opzet en dat de ontploffing niet het gevolg was van verwijtbaar handelen van de verdachte.
Tijdens de zitting op 8 juni 2015 werd het standpunt van de officier van justitie gepresenteerd, die meende dat de feiten wettig en overtuigend bewezen waren. De verdediging betwistte dit en verwees naar eerdere jurisprudentie, waarbij zij stelde dat niet duidelijk was welke handeling van de verdachte de ontploffing had veroorzaakt. De rechtbank concludeerde dat er onvoldoende bewijs was om te stellen dat de verdachte opzettelijk had gehandeld. De technische onderzoeken gaven geen uitsluitsel over de oorzaak van de ontploffing, en het was niet bewezen dat de verdachte zich bewust was van een aanmerkelijke kans op een explosie.
De rechtbank sprak de verdachte vrij van alle ten laste gelegde feiten, waaronder het opzettelijk teweegbrengen van een ontploffing, het vernielen of beschadigen van een gebouw, en het voorhanden hebben van explosieve stoffen. De benadeelde partij, die schadevergoeding vorderde, werd niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering, aangezien de verdachte was vrijgesproken van het feit waaruit de schade was ontstaan. De rechtbank besloot ook het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte op te heffen.