In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 5 juni 2015 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser, vertegenwoordigd door mr. P. Boezeman, en de korpschef van politie, vertegenwoordigd door mr. P.J.C. Garrels, mr. P. Geraedts en een andere vertegenwoordiger. De eiser heeft beroep ingesteld tegen een besluit van de korpschef van 15 juli 2014, dat betrekking had op een functiewijziging binnen het kader van het Landelijk Functiegebouw Nederlandse Politie (LFNP) voor de periode van 1 januari 2012 tot en met 1 april 2013. De rechtbank heeft vastgesteld dat de korpschef een tijdelijke korpsfunctie als uitgangspositie heeft genomen, wat in strijd is met de beleidsregels van de Regeling. De rechtbank oordeelt dat de korpschef onvoldoende heeft gemotiveerd waarom niet ook de andere functies die de eiser tijdelijk heeft waargenomen zijn meegewogen in de besluitvorming. De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd en de korpschef opgedragen een nieuw besluit te nemen met inachtneming van deze uitspraak. Tevens is de korpschef veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de eiser, vastgesteld op € 980,-, en het griffierecht van € 165,-. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun rechtsmiddelen.