ECLI:NL:RBZWB:2015:3948

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
5 juni 2015
Publicatiedatum
17 juni 2015
Zaaknummer
AWB 14_1321
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aanwijzing lokale publieke media-instelling gemeente Breda 2013-2018

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 5 juni 2015, betreft het een beroep van eiseres tegen het besluit van het Commissariaat voor de Media van 14 januari 2014. Dit besluit wees de aanvraag van eiseres voor aanwijzing als lokale publieke media-instelling af en wees de Stichting [naam stichting] aan als de aangewezen instelling voor de gemeente Breda voor de periode van 21 april 2013 tot 21 april 2018. Eiseres betwistte de zorgvuldigheid van het advies van de gemeenteraad, dat ten grondslag lag aan het besluit van het Commissariaat. De rechtbank oordeelde dat het advies van de gemeenteraad voldeed aan de zorgvuldigheidseisen en dat er geen aanwijzingen waren voor vooringenomenheid of niet-integer handelen bij de totstandkoming van het advies. De rechtbank benadrukte dat het Commissariaat een discretionaire bevoegdheid heeft bij het aanwijzen van lokale publieke media-instellingen en dat de rechtbank slechts terughoudend kan toetsen of het Commissariaat in redelijkheid tot zijn besluit heeft kunnen komen. De rechtbank concludeerde dat het Commissariaat het advies van de gemeenteraad terecht aan zijn besluitvorming ten grondslag heeft gelegd en verklaarde het beroep van eiseres ongegrond. De uitspraak werd gedaan in aanwezigheid van de griffier N.A. D’Hoore en is openbaar uitgesproken. Eiseres kan binnen zes weken na verzending van de uitspraak hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 14/1321 WET

uitspraak van 5 juni 2015 van de meervoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiseres], te [vestigingsplaats], eiseres,

en

het Commissariaat voor de Media, verweerder,

gemachtigde: mr. G.H.L. Weesing.
Als derde partijen hebben aan het geding deelgenomen:
Stichting [naam stichting], te [vestigingsplaats],
de raad van de gemeente Breda.

Procesverloop

Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het besluit van 14 januari 2014 (bestreden besluit) van het Commissariaat voor de Media (Commissariaat), waarbij haar aanvraag voor aanwijzing als lokale publieke media-instelling met ingang van 21 april 2013 is afgewezen en de Stichting [naam stichting] ([naam stichting]) is aangewezen als lokale publieke media-instelling voor de gemeente Breda.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden in Breda op 1 mei 2015. Eiseres heeft zich laten vertegenwoordigen door [naam voorzitter] (voorzitter) en [naam secretaris] (secretaris). Het Commissariaat heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Derde partij is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. [naam stichting] is niet verschenen. De gemeenteraad heeft zich laten vertegenwoordigen door [naam vertegenwoordiger1] en [naam vertegenwoordiger2].

Overwegingen

1. Op grond van de stukken en de behandeling ter zitting gaat de rechtbank uit van de volgende feiten en omstandigheden.
Eiseres is door het Commissariaat aangewezen als lokale publieke media-instelling ingevolge de Mediawet, laatstelijk bij besluit van 22 april 2008 voor een termijn van vijf jaar. Bij brief van 17 oktober 2012 heeft eiseres het Commissariaat laten weten dat zij opnieuw in aanmerking wenst te komen voor een aanwijzing als lokale publieke media-instelling. Ook [naam stichting] heeft daartoe een aanvraag ingediend. Naar aanleiding daarvan heeft het Commissariaat advies gevraagd aan de gemeenteraad.
Bij besluit van 16 april 2013 (primair besluit) heeft het Commissariaat, overeenkomstig het advies van de gemeenteraad, [naam stichting] aangewezen als lokale publieke media-instelling voor de verzorging van de publieke mediadiensten in de gemeente Breda voor de periode 21 april 2013 tot 21 april 2018 en heeft het de aanwijzingsaanvraag van eiseres afgewezen.
Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen het primaire besluit. Bij het bestreden besluit heeft het Commissariaat – voor zover van belang – de bezwaren van eiseres ongegrond verklaard, waarbij het primaire besluit, onder aanvulling van de motivering daarvan, is gehandhaafd.
2. Eiseres heeft aangevoerd dat het advies van de gemeenteraad niet op een evenwichtige en integere wijze tot stand is gekomen en dat het Commissariaat dit advies niet zonder meer aan zijn besluitvorming ten grondslag heeft mogen leggen. Het Commissariaat had volgens eiseres moeten afwegen op welke gronden de gemeenteraad tot zijn advies is gekomen en hoe dit verder tot stand is gekomen.
3. Ingevolge artikel 2.61, eerste lid, van de Mediawet 2008 kan het Commissariaat voor de verzorging van de publieke mediadiensten op regionaal en lokaal niveau regionale respectievelijk lokale instellingen als publieke media-instellingen aanwijzen volgens de bepalingen van deze paragraaf.
Voor aanwijzing komen op grond van artikel 2.61, tweede lid, van de Mediawet 2008 slechts in aanmerking instellingen die:
rechtspersoon naar Nederlands recht met volledige rechtsbevoegdheid zijn;
zich volgens de statuten uitsluitend of hoofdzakelijk ten doel stellen het op regionaal respectievelijk lokaal niveau uitvoeren van de publieke mediaopdracht door het verzorgen van media-aanbod dat gericht is op de bevrediging van maatschappelijke behoeften die in een provincie, een gemeente of een deel van de provincie waarop de instelling zich richt leven, en het verrichten van alle activiteiten die nodig zijn om daarmee een publieke taak te vervullen; en
volgens de statuten een orgaan hebben dat het beleid voor het media-aanbod bepaalt en dat representatief is voor de belangrijkste in de desbetreffende provincie of gemeente voorkomende maatschappelijke, culturele, godsdienstige en geestelijke stromingen.
Ingevolge artikel 2.61, derde lid, van de Mediawet 2008 geschiedt aanwijzing nadat provinciale staten hebben dan wel de gemeenteraad heeft geadviseerd over de vraag of de instelling aan de eisen, bedoeld in het tweede lid, voldoet.
In artikel 2.63, eerste lid, van de Mediawet 2008 is bepaald dat, als meer dan één lokale instelling in een gemeente aan de eisen, bedoeld in artikel 2.61, tweede lid, voldoet,
het college van burgemeester en wethouders, voor zover dat redelijkerwijs mogelijk is, het
samengaan van die instellingen bevordert.
Ingevolge artikel 2.63, tweede lid, van de Mediawet 2008 kan er per gemeente slechts één lokale publieke media-instelling worden aangewezen, waarbij het Commissariaat acht slaat op alle factoren die voor het functioneren van de instelling van belang kunnen zijn.
Ingevolge artikel 2.65, eerste lid, van de Mediawet 2008 geschiedt een aanwijzing op aanvraag, geldt voor vijf jaar en vervalt van rechtswege na afloop van deze periode.
4. De bevoegdheid van het Commissariaat om een lokale publieke media-instelling aan te wijzen, betreft een discretionaire bevoegdheid. De wijze waarop het Commissariaat van die bevoegdheid gebruik maakt, kan de rechtbank daarom slechts terughoudend toetsen. Dat betekent dat de rechtbank toetst of het Commissariaat in redelijkheid tot het bestreden besluit heeft kunnen komen.
Het Commissariaat heeft zich laten adviseren door de gemeenteraad. Het Commissariaat mag in beginsel op een door de gemeenteraad uitgebracht advies afgaan en het Commissariaat mag op grond van artikel 3:49 van de Algemene wet bestuursrecht voor de motivering van het bestreden besluit volstaan met verwijzing naar dat advies, indien het advies zelf de motivering bevat. Het Commissariaat toetst een dergelijk advies – gelet op de wetsgeschiedenis van de in de Mediawet 2008 neergelegde adviestaak en de democratische legitimatie van de gemeenteraad – terughoudend.
5. De gemeenteraad heeft in zijn advies van 10 januari 2013 aangegeven dat zowel eiseres als [naam stichting] voldoen aan de eisen als bedoeld in artikel 2.61, tweede lid, van de Mediawet. Omdat het college van burgemeester en wethouders er niet in is geslaagd de instellingen tot samengaan te bewegen, dient de gemeenteraad gemotiveerd aan te geven welke instelling zijn voorkeur heeft. De gemeenteraad heeft op een aantal onderwerpen, te weten het toekomstige draagvlak, de organisatiestructuur en media-innovatie een vergelijking gemaakt van beide omroepinitiatieven. Deze zijn in het bij het advies gevoegde raadsvoorstel uitgewerkt. De gemeenteraad heeft geconcludeerd dat [naam stichting] het best in staat is invulling te geven aan de functie van een lokale omroep, zoals bedoeld door de wetgever. Het gaat volgens de gemeenteraad om een nieuw initiatief dat zich nog moet bewijzen. De gemeenteraad meent desalniettemin dat [naam stichting], met haar enthousiasme en vernieuwende visie en werkwijze, een waardevolle toevoeging op het bestaande lokale medialandschap kan vormen en door het gebruiken van nieuwe (multimediale) kanalen en een nieuw en divers aanbod een sterke verbondenheid kan krijgen met de inwoners van Breda.
Naar het oordeel van de rechtbank voldoet het advies van de gemeenteraad aan de daaraan te stellen zorgvuldigheidseisen. Met name in het bij het advies gevoegde raadsvoorstel is ingegaan op de beleidsplannen van beide instellingen, alsmede op de aspecten ‘toekomstig draagvlak’, ‘financiën’, ‘organisatiestructuur’ en ‘media-innovatie’. Van vooringenomenheid geeft het advies geen blijk. Evenmin kan anderszins worden vastgesteld dat de gemeenteraad bij het opstellen van zijn advies op niet-integere wijze te werk is gegaan. De rechtbank leidt uit het advies af dat de gemeenteraad groot gewicht heeft toegekend aan toekomstig draagvlak en aan innovatie. Eiseres heeft dienaangaande opgemerkt dat zij, mede vanwege de verminderde bekostiging door het college van de gemeente Breda, zich onvoldoende heeft kunnen ontwikkelen op dat gebied. De gemeenteraad heeft daarop ter zitting opgemerkt dat eiseres in haar mediabeleidsplan had kunnen anticiperen op de teruggelopen bekostiging en dat de bekostiging niet in de weg staat aan het maken van een creatief mediabeleidsplan.
6. Het voorgaande leidt de rechtbank tot het oordeel dat het Commissariaat het advies van de gemeenteraad van 10 januari 2013 aan het bestreden besluit ten grondslag heeft mogen leggen. Dat betekent dat het Commissariaat [naam stichting] in redelijkheid heeft mogen aanwijzen als lokale publieke media-instelling voor de gemeente Breda voor de periode 21 april 2013 tot 21 april 2018.
Het beroep zal ongegrond worden verklaard.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Breeman, voorzitter, en mr. C.A.F. van Ginneken en mr. J.F.I. Sinack, leden, in aanwezigheid van N.A. D’Hoore, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 5 juni 2015. De voorzitter is buiten staat om de uitspraak te ondertekenen. De uitspraak wordt daarom ondertekend door mr. Van Ginneken.
griffier voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.