Uitspraak
1.Onderzoek van de zaak
2.De tenlastelegging
3.De voorvragen
4.De beoordeling van het bewijs
5.De benadeelde partij
6.De beslissing
spreekt verdachte vrijvan de onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde feiten;
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In de strafzaak tegen de verdachte, die op 5 juni 2015 door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant werd behandeld, stond de beschuldiging van verkrachting en ontuchtige handelingen met een minderjarige centraal. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 22 mei 2015, waarbij de officier van justitie, mr. W.J.W.K. Suijkerbuijk, en de verdediging hun standpunten naar voren brachten. De verdachte werd beschuldigd van het dwingen van de benadeelde, een minderjarige, tot seksuele handelingen op 7 mei 2013 in Middelburg. De tenlastelegging omvatte onder andere het seksueel binnendringen van de benadeelde en het plegen van ontuchtige handelingen.
De rechtbank heeft de verklaringen van de benadeelde en de verdachte zorgvuldig gewogen. De benadeelde had consistent verklaard over de gebeurtenissen, terwijl de verdachte wisselende verklaringen had afgelegd. De verdediging voerde aan dat de verklaringen van de benadeelde onbetrouwbaar waren en dat de verdachte niet schuldig was aan de ten laste gelegde feiten. De rechtbank concludeerde dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs was om de verdachte schuldig te verklaren. De resultaten van het DNA-onderzoek door het NFI sloten geen van beide scenario's uit, wat leidde tot de conclusie dat de verdachte niet bewezen kon worden geacht de feiten te hebben gepleegd.
Uiteindelijk sprak de rechtbank de verdachte vrij van alle ten laste gelegde feiten en verklaarde de benadeelde partij niet-ontvankelijk in zijn vordering tot schadevergoeding, aangezien de verdachte was vrijgesproken van de feiten waaruit de schade zou zijn ontstaan. Dit vonnis werd uitgesproken door de meervoudige kamer van de rechtbank, met mr. T. van de Poll als voorzitter, en is op 5 juni 2015 openbaar gemaakt.