ECLI:NL:RBZWB:2015:3664

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
5 juni 2015
Publicatiedatum
5 juni 2015
Zaaknummer
02/700166-13
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in zaak van verkrachting en ontuchtige handelingen met minderjarige

In de strafzaak tegen de verdachte, die op 5 juni 2015 door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant werd behandeld, stond de beschuldiging van verkrachting en ontuchtige handelingen met een minderjarige centraal. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 22 mei 2015, waarbij de officier van justitie, mr. W.J.W.K. Suijkerbuijk, en de verdediging hun standpunten naar voren brachten. De verdachte werd beschuldigd van het dwingen van de benadeelde, een minderjarige, tot seksuele handelingen op 7 mei 2013 in Middelburg. De tenlastelegging omvatte onder andere het seksueel binnendringen van de benadeelde en het plegen van ontuchtige handelingen.

De rechtbank heeft de verklaringen van de benadeelde en de verdachte zorgvuldig gewogen. De benadeelde had consistent verklaard over de gebeurtenissen, terwijl de verdachte wisselende verklaringen had afgelegd. De verdediging voerde aan dat de verklaringen van de benadeelde onbetrouwbaar waren en dat de verdachte niet schuldig was aan de ten laste gelegde feiten. De rechtbank concludeerde dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs was om de verdachte schuldig te verklaren. De resultaten van het DNA-onderzoek door het NFI sloten geen van beide scenario's uit, wat leidde tot de conclusie dat de verdachte niet bewezen kon worden geacht de feiten te hebben gepleegd.

Uiteindelijk sprak de rechtbank de verdachte vrij van alle ten laste gelegde feiten en verklaarde de benadeelde partij niet-ontvankelijk in zijn vordering tot schadevergoeding, aangezien de verdachte was vrijgesproken van de feiten waaruit de schade zou zijn ontstaan. Dit vonnis werd uitgesproken door de meervoudige kamer van de rechtbank, met mr. T. van de Poll als voorzitter, en is op 5 juni 2015 openbaar gemaakt.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Locatie Middelburg
Team strafrecht
parketnummer: 02/700166-13
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 5 juni 2015
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1981 te [geboorteplaats],
verblijvende te [adres],
raadsvrouw mr. N. Wouters, advocaat te Middelburg.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 22 mei 2015, waarbij de officier van justitie mr. W.J.W.K. Suijkerbuijk en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 07 mei 2013 te Middelburg door geweld of (een) andere
feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere
feitelijkhe(i)d(en) [benadeelde] heeft gedwongen tot het ondergaan van (een)
handeling(en) die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel
binnendringen van het lichaam van die [benadeelde], hebbende verdachte zijn penis
in de mond van die [benadeelde] gebracht/geduwd en bestaande dat geweld of die
andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere
feitelijkhe(i)d(en) hierin dat verdachte fysiek en/of geestelijk overwicht had
op die [benadeelde] en/of die [benadeelde] heeft geslagen/gestompt en/of (aldus) voor
die [benadeelde] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan;
art 242 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op of omstreeks 07 mei 2013 te Middelburg, met [benadeelde] (geboren 7
maart 1999), die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien
jaren had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft
gepleegd, die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel
binnendringen van het lichaam van die [benadeelde], hebbende verdachte zijn penis
in de mond van die [benadeelde] gebracht/geduwd;
art 245 Wetboek van Strafrecht
3.
hij op of omstreeks 07 mei 2013 te Middelburg, met [benadeelde] (geboren[geboortedatum]
), die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt,
buiten echt, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, bestaande
uit het door die [benadeelde] laten masturberen/betasten van zijn, verdachtes,
penis en/of het betasten van de penis van die [benadeelde] en/of het zoenen in de
nek van die [benadeelde];
art 247 Wetboek van Strafrecht

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend te bewijzen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan en baseert zich daarbij in het bijzonder op de verklaringen van [benadeelde] en het door het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) opgemaakt rapport naar aanleiding van het sporenonderzoek door het team Forensische Opsporing van de politie. [benadeelde] heeft steeds – ook op detailniveau - hetzelfde verhaal verteld, terwijl verdachte wisselende verklaringen heeft afgelegd. Daarbij komt dat geen sprake is van een volwaardig alternatief scenario.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen en wijst daarbij op de onbetrouwbare verklaringen van [benadeelde] en de ontkennende verklaringen van verdachte. Verdachte heeft verklaard dat hij onverhoeds door [benadeelde] is belaagd, dat [benadeelde] zijn, verdachte’s, broek naar beneden heeft gedaan en toen de penis van verdachte in zijn mond heeft gestopt. Verdachte is geschrokken en meteen opgestaan. DNA-onderzoek wijst uit dat zich op de penishuid van verdachte celmateriaal bevond van [benadeelde]. Dit past bij het door verdachte geschetste alternatieve scenario. Dat aan de buitenzijde van de mond van [benadeelde] en op zijn wang spermacellen van verdachte zijn aangetroffen, is mogelijk omdat ófwel [benadeelde] zijn mond heeft afgeveegd aan een handdoek met oud sperma, ófwel dat er nog spermaresten op de penis van verdachte aanwezig waren, ófwel [benadeelde] voorvocht in zijn mond heeft gekregen waarin zich enige spermacellen bevonden. Gelet hierop wordt verzocht verdachte van alle ten laste gelegde feiten vrij te spreken.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Door de moeder van [benadeelde] is aangifte gedaan van verkrachting van haar zoon door verdachte. Met verdachte had zij afgesproken dat hij in de middag van 7 mei 2013 – in de woning van verdachte – op [benadeelde] zou passen. [benadeelde] heeft zijn moeder verteld dat hij toen door verdachte is verkracht. Hij is met verdachte op diens bed gaan liggen, verdachte is met zijn hand in de broek van [benadeelde] gegaan, heeft met zijn piemel gespeeld en begon hem af te trekken. Hij werd door verdachte geslagen en heeft verdachte oraal moeten bevredigen.
[benadeelde] heeft, nadat hij uit de woning van verdachte was vertrokken, zijn verhaal eerst bij een buurvrouw van verdachte verteld en is later, in mei 2013 en in maart 2014, in een studio gehoord. Hij heeft in de studio verklaard dat verdachte en hij op de slaapkamer van verdachte hebben ‘gechild’, dat zij gebruik hebben gemaakt van Wi-Fi en dat verdachte toen ineens de deken over hem trok, zijn hand in zijn broek heeft gedaan en over zijn piemel heeft gewreven, hij werd door verdachte geslagen en heeft verdachte moeten aftrekken en pijpen. Verdachte is daarbij in zijn mond klaargekomen. [benadeelde] heeft het sperma in een handdoek uitgespuugd.
Verdachte heeft verklaard dat niet hij, maar [benadeelde] die middag de aanzet heeft gegeven tot de seksuele handelingen. Volgens verdachte zocht [benadeelde] seksuele dingen op op zijn telefoon, en heeft [benadeelde] vervolgens de broek van verdachte naar beneden getrokken en de penis van verdachte in zijn mond gestopt. Verdachte is geschrokken en opgestaan. Hij was beduusd. In het verhaal van [benadeelde] klopt – naar zijn zeggen – weliswaar dat [benadeelde] de penis van verdachte in zijn mond heeft gehad, maar [benadeelde] zelf is degene die hiervoor het initiatief heeft genomen. Verdachte is niet opgewonden geraakt en is niet klaargekomen. Eerder die dag had hij gemasturbeerd en een handdoek gebruikt om zich af te vegen.
De rechtbank leidt uit bovengenoemde verklaringen af dat sprake is van twee scenario’s. In beide scenario’s is sprake van seksueel binnendringen door verdachte bij [benadeelde], maar alleen het door [benadeelde] geschetste scenario zou kunnen leiden tot de conclusie dat door verdachte geweld is gebruikt of dat [benadeelde] anderszins door verdachte is gedwongen of bewogen tot het ondergaan van de ten laste gelegde feiten. Op basis van enkel de verklaringen kan geen van beide scenario’s, zonder nader bewijs, worden uitgesloten.
De rechtbank staat derhalve thans voor de vraag of de resultaten van het sporenonderzoek en het DNA-onderzoek door het NFI aansluiten bij één van de genoemde scenario’s. In haar rapporten heeft het NFI geconcludeerd dat aan de rechterwang, mondhoek en lippen van [benadeelde] aanwijzingen zijn voor spermavloeistof. Dit aangetroffen celmateriaal is onderzocht en kan afkomstig zijn van verdachte. De matchkans is kleiner dan 1 op 1 miljard. Op de penishuid van verdachte zijn aanwijzingen voor speeksel waarvan een mengprofiel is verkregen van celmateriaal afkomstig van verdachte én [benadeelde]. Deze resultaten van het DNA-onderzoek door het NFI sluiten naar het oordeel van de rechtbank ook geen van de beide genoemde scenario’s uit. Over de aangetroffen spermavloeistof bij de mond van [benadeelde] overweegt de rechtbank in het bijzonder dat deze spermavloeistof – het scenario van verdachte volgend – mogelijk afkomstig is van het masturberen van verdachte op een eerder moment en niet pas van die middag toen [benadeelde] de penis van verdachte in zijn mond heeft genomen.
Nu het door de verdediging geschetste scenario niet uit te sluiten valt, acht de rechtbank niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan en zal zij hem dan ook hiervan vrijspreken.

5.De benadeelde partij

Namens de benadeelde partij [benadeelde] is door zijn raadsvrouw mr. R.T.K. Davidse, advocaat te Middelburg, schadevergoeding gevorderd van € 8020,75. Ter terechtzitting is hierop een toelichting gegeven door mr. S. van de Voorde, kantoorgenoot van mr. Davidse.
Verdachte is vrijgesproken van de feiten waaruit de schade zou zijn ontstaan.
De rechtbank zal daarom de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in zijn vordering.

6.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
-
spreekt verdachte vrijvan de onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde feiten;
Benadeelde partijen
- verklaart de benadeelde partij [benadeelde] niet-ontvankelijk in zijn vordering en bepaalt dat die vordering bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- veroordeelt de benadeelde partij [benadeelde] in de kosten van verdachte, tot op heden begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. T. van de Poll, voorzitter, mr. M.W. Koek en mr. K.M. de Jager, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A.E. Paulus, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 5 juni 2015.
Mr. M.W. Koek is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.