ECLI:NL:RBZWB:2015:3626

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
3 juni 2015
Publicatiedatum
3 juni 2015
Zaaknummer
C-02-290587 - HA ZA 14-838
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Zorgplicht van de bank bij particuliere borgtocht en de gevolgen van dwaling

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 3 juni 2015 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen de coöperatie Coöperatieve Rabobank Roosendaal-Woensdrecht U.A. en een particuliere borg. De Rabobank vorderde betaling van € 50.000,00 van de borg, die zich had verbonden voor de nakoming van de verplichtingen van de The Bannister Group Nederland B.V. De borg stelde dat zij niet voldoende was geïnformeerd over de risico's van de borgtocht en dat er sprake was van dwaling. De rechtbank oordeelde dat de borg voldoende op de hoogte was van de risico's en dat de Rabobank haar zorgplicht niet had geschonden. De vordering van de Rabobank werd toegewezen, en de borg werd veroordeeld tot betaling van het gevorderde bedrag, vermeerderd met wettelijke rente en proceskosten. De rechtbank verwierp ook de vordering van de borg in reconventie, waarin zij schadevergoeding eiste op basis van de gestelde schending van de zorgplicht door de Rabobank.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Handelsrecht
Middelburg
zaak/rolnr.: C/02/290587 / HA ZA 14-838
vonnis van 3 juni 2015
in de zaak van
de coöperatie
COÖPERATIEVE RABOBANK ROOSENDAAL-WOENSDRECHT U.A.,
gevestigd te Roosendaal,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie
advocaat mr. drs. M.M.S. ter Beek-Ehren,
tegen
[gedaagde] ,
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie
advocaat mr. R.C. van Wamel.
Partijen zullen hierna de Rabobank en [gedaagde] worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 4 februari 2015,
- het proces-verbaal van comparitie van 27 maart 2015 met de daarin genoemde stukken.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
In het verleden heeft Rabobank een financiering verstrekt aan de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid The Bannister Group Nederland B.V. (verder: The Bannister Group). [gedaagde] was betrokken bij The Bannister Group. [naam bestuurder] ) was bestuurder van The Bannister Group.
2.2.
[gedaagde] heeft zich, strekkende tot zekerheid van de nakoming van de bancaire verplichtingen van The Bannister Group jegens de Rabobank, tot borg verbonden. De overeenkomst van borgtocht is op 22 april 2002 gesloten en zag op een bedrag van maximaal € 50.000,00. Op de borgtochtovereenkomst staat onder andere het volgende vermeld:
… De borg verklaart deze voorwaarden te hebben ontvangen, en daarvan te hebben kennisgenomen. De borg verklaart:
a. door de bank te zijn gewezen op – en bekend te zijn met de risico’s, verbonden aan de onderhavige borgtocht;
b. zich te realiseren dat niet-nakoming door de debiteur van zijn verplichtingen jegens de bank tot gevolg kan hebben dat de borg zal worden aangesproken…
2.3.
In december 2009 hebben [gedaagde] en [naam bestuurder] met de Rabobank een bespreking gehad, onder andere over de financiële problemen van The Bannister Group. [gedaagde] en [naam bestuurder] waren voornemens de bedrijfsactiviteiten te beëindigen. Bij beëindiging zou de financiering aan de Rabobank moeten worden terugbetaald. De borgstelling zou hiervoor worden aangesproken. Naar aanleiding van de bespreking in december 2009 heeft de Rabobank op 22 januari 2010 aan [gedaagde] een e-mail gestuurd :
…Hoofdzaak waarover de bank een besluit dient te nemen is de kwestie van jullie borgtochten… Uitgangspunt van de bank is dat dit volledig wordt voldaan. We hebben ook besproken dat jullie dit bedrag wellicht niet ineens kunnen voldoen. Een mogelijkheid is dat jullie borgtochten worden omgezet in een lening, waarmee de positie van The Bannister Groep wordt afgelost… Om e.e.a. verder te kunnen beoordelen, vragen wij jullie om onze bank de actuele, individuele, positie (o.a. inkomen, vermogen etc.) volledig in beeld te brengen. Hierdoor hebben we een compleet beeld welke als uitgangspunt kan gaan dienen voor een gezamenlijk te bespreken oplossingsrichting…
2.4.
Per e-mail van 19 augustus 2010 heeft de Rabobank aan [gedaagde] het volgende bericht:
… Voor de aan deze vennootschap verstrekte financiering sta jij borg voor een bedrag van € 50.000,00 te verhogen met renten en kosten… Uitgangspunt was steeds dat [naam bestuurder](rechtbank: [naam bestuurder] )
de volledige financiering van The Pianiste Group Nederland BV(rechtbank: The Bannister Group)
overneemt, en dat jij jouw borgtocht gestand doet door voor eenzelfde bedrag borg te staan voor de financiering van [naam bestuurder] (waarmee de financiering van TBGN wordt afgelost)…
2.5.
[gedaagde] heeft per e-mail van 23 augustus 2010 gereageerd:
…Ik begrijp dat de huidige lening van The Bannister Group dan volledig wordt afgewikkeld en er een nieuwe lening – tegen wat normale en menselijkere rente tarieven en kosten – wordt opgezet op naam van [naam bestuurder] die dan terug te betalen is over een periode van 4 jaar en waarvoor ik borg sta voor 50.000,00…
2.6.
Per e-mail van 24 augustus 2010 heeft de Rabobank gereageerd op de e-mail van [gedaagde] :
… Met de verstrekking wordt de positie van The Bannister Group Nederland B.V. inderdaad volledig afgelost. (lening en rekening/courant) Hiervoor wordt een lening verstrekt aan [naam bestuurder] , af te lossen in 5 jaar op basis van annuïteit. De lening wordt aan [naam bestuurder] verstrekt omdat hij (veruit) voor het grootste bedrag borg stond. Jouw borgstelling betrof € 50.000,00 (te vermeerderen met renten en kosten) vandaar dat jij voor ditzelfde bedrag borg blijft staan. Dit is een voorwaarde voor de verstrekking…
2.7.
[gedaagde] heeft per e-mail van 24 augustus 2010 gereageerd:
… Mijn borg is euro 50.000,00, daar ga ik in principe mee akkoord. Ik zie niet in waarom dit verhoogd moet worden met renten en kosten. Graag bevestiging dat mijn borg euro 50.000,00 is en blijft, dan zal ik de gevraagde gegevens doorsturen zodat je de onderhandse stukken kunt opmaken…
2.8.
Op 25 augustus 2010 heeft de Rabobank per e-mail gereageerd:
…De vorige borgstelling was er ook eentje “met renten en kosten”. De reden hiervoor is zowel de bescherming van de positie van de bank als bescherming van de positie van de borg. Deze laatste zal ik nader toelichten…
2.9.
Naar aanleiding van de e-mail van de Rabobank van 25 augustus 2012 heeft [gedaagde] in een e-mail van 26 augustus 2010 aanvullende vragen gesteld:
… De lening bedraagt een veel groter bedrag dan de borg die ik met euro 50.000,00 geef, dus ik volg niet helemaal waarom ik dan – indien de debiteur niet tijdig voldoet – ik verantwoordelijk zou moeten zijn voor de achterstallige rente en eventuele kosten. Als ik het goed begrijp heb ik dan helemaal geen zicht op hoeveel ik uiteindelijk dan zou moeten gaan betalen. Of gaat het enkel over de eventuele rente en kosten als die euro 50.000,00 borg van mij niet op tijd door mij wordt betaald aan jullie? Indien het dit laatste is, kan ik volgen, indien het het eerste scenario is volg ik niet omdat ik dan helemaal geen zicht en vooral controle heb op de uiteindelijke kosten die ik zou hebben…
2.10.
Per e-mail van 27 augustus 2010 heeft de Rabobank de volgende uitleg gegeven:
…Het gaat om het achterstallige gedeelte in de lening van [naam bestuurder] , maximaal berekent over € 50.000,00. Uiteraard wordt je, mocht dit noodzakelijk zijn, tijdig in kennis gesteld. Mocht het onverhoopt aan de hand zijn, dan heb je de mogelijkheid om per direct dit bedrag te betalen, zodat er van rente nauwelijks sprake is…
2.11.
Op 27 augustus 2010 heeft [gedaagde] per e-mail aan de Rabobank laten weten dat het haar eindelijk duidelijk is. In deze e-mail heeft [gedaagde] tevens de door de Rabobank gevraagde informatie bijgevoegd.
2.12.
Per e-mail van 30 augustus 2010 heeft de Rabobank de ontvangst van de informatie bevestigd. In deze e-mail verwijst de Rabobank tevens naar een brief:
…De brief is qua inhoud wel hetzelfde. Het gaat erom dat de (aanstaande) borg gewezen wordt op de risico’s die er aan de borgstelling vastzitten…
2.13.
In de e-mail van 31 augustus 2010 informeert de Rabobank [gedaagde] over de stand van zaken:
…De financiering(en) welke aan The Bannister Group Nederland B.V. zijn verstrekt zijn met onmiddellijke ingang opgezegd. Jij krijgt hier als borg (thuis) een mededeling van… Voor jou verandert er niet. [naam bestuurder] wil een financiering, wij stellen als voorwaarde dat jij je borg stelt…
2.14.
De Rabobank heeft een brief gedateerd op 3 september 2010 aan [gedaagde] toegezonden met de mededeling dat zij bereid zijn om aan [naam bestuurder] een geldlening te verstrekken onder de voorwaarde dat [gedaagde] zich borg stelt:
…Wij wijzen u er op dat, als de verplichtingen uit hoofde van de geldlening door de geldnemer niet worden nagekomen, dit tot gevolg kan hebben dat u op grond van de hiervoor bedoelde borgtocht wordt aangesproken…
2.15.
Op de borgtochtakte, door [gedaagde] ondertekend op 10 oktober 2010, staat het volgende vermeld:
…De borg verklaart:
a. door de bank te zijn gewezen op en bekend te zijn met de risico’s, verbonden aan deze borgtocht;
b. zich te realiseren dat niet-nakoming door de debiteur van zijn verplichtingen jegens de bank tot gevolg kan hebben dat de borg zal worden aangesproken…
2.16.
In brieven gedateerd op 27 april 2012 en 14 januari 2014 heeft de Rabobank aan [gedaagde] bericht dat [naam bestuurder] aan zijn verplichtingen uit de geldleningsovereenkomst niet (volledig) heeft voldaan en dat daardoor het risico dat de Rabobank gebruik zal moeten maken van de borgtocht is gestegen.
2.17.
Per brief van 13 juni 2014 informeert de Rabobank [gedaagde] dat de financiering aan [naam bestuurder] is opgezegd en dat de resterende schuld zo hoog is dat zij [gedaagde] volledig moet aanspreken op de borgtocht.

3.Het geschil

in conventie
3.1.
De Rabobank vordert bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
- [gedaagde] te veroordelen tot betaling aan Rabobank een bedrag van € 50.000,00, te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente ex artikel 6:119 BW, te berekenen vanaf 28 juni 2014, althans 30 juli 2014, althans de dag der dagvaarding, zulks tot aan de dag der algehele voldoening;
- [gedaagde] te veroordelen in de kosten van de procedure, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf veertien dagen na betekening van het in deze kwestie te wijzen vonnis, zulks tot aan de dag der algehele voldoening;
- [gedaagde] te veroordelen, indien niet binnen veertien dagen na betekening van de aanschrijving tot vrijwillige voldoening aan het te wijzen vonnis is voldaan, aan Rabobank te voldoen aan nakosten €131,00, zonder betekening van het in deze kwestie te wijzen vonnis, te verhogen met € 68,00 ingeval dit vonnis wel is betekend.
3.2.
De Rabobank legt aan haar vorderingen ten grondslag dat [gedaagde] haar verplichtingen uit hoofde van de borgtochtovereenkomst van 10 oktober 2010 niet is nagekomen. De Rabobank is gerechtigd [gedaagde] aan te spreken op haar verplichtingen uit hoofde van deze borgtochtovereenkomst aangezien [naam bestuurder] , de hoofdschuldenaar, in de nakoming van zijn verbintenis tekort is geschoten en in verzuim is komen te verkeren. De Rabobank betwist dat zij in strijd met haar bijzondere zorgplicht heeft gehandeld. Uit de borgtochtakte van 10 oktober 2010 en het e-mailverkeer tussen [gedaagde] en de Rabobank volgt dat [gedaagde] bekend was met de risico’s verbonden aan de borgtocht en dat zij zich realiseerde, dat bij niet-nakoming door [naam bestuurder] van zijn verplichtingen jegens de Rabobank, zij als borg kon worden aangesproken. Hoewel er op grond van de wet sprake is van een particuliere borg heeft de borgtocht een zakelijke achtergrond. De Rabobank betwist dat de overeenkomst tot stand is gekomen onder invloed van dwaling. Mocht er al sprake zijn van dwaling, dan zou [gedaagde] bij een juiste voorstelling van zaken eveneens de borgtochtovereenkomst zijn aangegaan.
3.3.
[gedaagde] concludeert tot afwijzing van de vordering van de Rabobank en voert het volgende verweer. [gedaagde] stelt dat zij op 10 oktober 2010 een particuliere borgtocht, zoals bedoeld in artikel 7:857 BW, met de Rabobank is aangegaan. [gedaagde] stelt primair dat de Rabobank haar zorgplicht jegens [gedaagde] geschonden heeft. De Rabobank had de specifieke risico’s die voor [gedaagde] aan de particuliere borgstelling waren verbonden, moeten onderzoeken en beoordelen. Daarnaast had de Rabobank [gedaagde] indringend en in niet mis te verstane bewoordingen moeten waarschuwen voor de specifieke risico’s die verbonden waren aan de door [gedaagde] te verlenen borgtocht. Door het schenden van de zorgplicht schiet de Rabobank toerekenbaar tekort, dan wel handelt zij onrechtmatig jegens [gedaagde] . De schade die [gedaagde] als gevolg hiervan lijdt is het bedrag van de borg vermeerderd met rente en kosten. Primair dient deze schade met de vordering van Rabobank verrekend te worden. Subsidiair is het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar wanneer de Rabobank, ondanks het verzaken van de zorgplicht jegens [gedaagde] , nakoming van de borgtochtovereenkomst vordert. [gedaagde] doet subsidiair een beroep op dwaling. De Rabobank had [gedaagde] moeten informeren over de slechte financiële positie van [naam bestuurder] en over het ontbreken van andere zekerheden. Wanneer [gedaagde] hiervan op de hoogte was geweest had zij de borgtocht overeenkomst niet, dan wel onder andere voorwaarden, gesloten, of was de borgtochtovereenkomst uit 2002 omgezet in een geldlening.
in reconventie
3.4.
[gedaagde] vordert:
- voor recht te verklaren dat de Rabobank haar zorgplicht heeft verzaakt en daardoor toerekenbaar tekort schiet althans onrechtmatig handelt jegens [gedaagde] alsmede de Rabobank te veroordelen tot vergoeding van de door [gedaagde] geleden c.q. te lijden schade, welke schade wordt vastgesteld op een bedrag van € 50.000,00 te vermeerderen met rente en kosten tot maximaal 35% van voormeld bedrag en te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente vanaf heden tot de dag der algehele voldoening;
- de Rabobank, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, te veroordelen in de kosten van deze procedure, waaronder begrepen de nakosten, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf veertien dagen na betekening van het in deze te wijzen vonnis, zulks tot aan de dag der algehele voldoening.
3.5.
[gedaagde] grondt haar vordering op de stellingen zoals ingenomen in conventie, zoals hiervoor onder 3.3. opgenomen. [gedaagde] vordert de veroordeling tot schadevergoeding voor het geval de rechtbank het verrekeningsverweer van [gedaagde] in conventie niet honoreert omdat de gegrondheid van dit verweer niet op eenvoudige wijze is vast te stellen.
3.6.
De Rabobank concludeert op grond van haar in conventie ingenomen stellingen tot afwijzing van de voorwaardelijke reconventionele vordering van [gedaagde] . Rabobank stelt dat zij haar zorgplicht jegens [gedaagde] niet heeft geschonden.

4.De beoordeling

in conventie
4.1.
Tussen partijen is in geschil de vraag of de Rabobank [gedaagde] terecht aanspreekt op nakoming van haar verplichtingen voortvloeiend uit de borgtochtovereenkomst van 10 oktober 2010.
Schending zorgplicht
4.2.
In verband met de inhoud en reikwijdte van de zorgplicht is van belang allereerst te beoordelen of er sprake is van een zuiver zakelijke of een zuiver particuliere borgtochtovereenkomst. In beginsel zijn partijen het erover eens dat de borgtocht van 10 oktober 2010 een particuliere borgtochtovereenkomst betreft. Ten tijde van het sluiten van de eerste borgtochtovereenkomst van 22 april 2002 was [gedaagde] in dienst van The Bannister Group. Uit het door de Rabobank overgelegde businessplan (productie 2 bij dagvaarding) volgt dat [gedaagde] , hoewel zij geen bestuurder was van The Bannister Group, wel betrokken was bij de managementtaken. Door [gedaagde] is dit onvoldoende gemotiveerd betwist. Hieruit volgt dat er, in ieder geval in 2002, zakelijke motieven ten grondslag hebben gelegen aan het aangaan van de borgtochtovereenkomst. Hoewel er (conform de wet) sprake is van een particuliere borgtochtovereenkomst zijn deze motieven wel van invloed op de invulling en de reikwijdte van de zorgplicht van de Rabobank. De reikwijdte van de zorgplicht is onder andere afhankelijk van de omstandigheden van het geval, waaronder de mate van deskundigheid en relevante ervaring van de borg, de ingewikkeldheid van het product en de daaraan verbonden risico’s, alsmede de regelgeving tot nakoming waarvan de Rabobank is gehouden, met inbegrip van de voor haar geldende (gedrags)regels. Uit het e-mailverkeer tussen de Rabobank en [gedaagde] volgt dat [gedaagde] op de hoogte was van de inhoud en de risico’s verbonden aan de borgtochtovereenkomst. [gedaagde] stelde gerichte vragen op de punten waarover zij duidelijkheid wilde. De Rabobank heeft deze vragen beantwoord. De Rabobank mocht er op vertrouwen dat [gedaagde] de inhoud en gevolgen van de borgtochtovereenkomst begreep. Ter comparitie heeft [gedaagde] eveneens verklaard dat zij op het moment van het aangaan van de borgtochtovereenkomst in 2002 het risico aanvaardbaar vond. Hieruit volgt dat zij in 2002 al wist wat een borgtochtovereenkomst inhield en dat daaraan risico’s zijn verbonden. De borgtochtovereenkomst van 10 oktober 2010 is qua ingewikkeldheid van het product en de daaraan verbonden risico’s nauwelijks anders dan de borgtochtovereenkomst van 2002. Het enige verschil is dat aan de borgtochtovereenkomst in 2002 de financiering aan The Bannister Group ten grondslag lag en de borgtochtovereenkomst van 2010 is gebaseerd op de persoonlijke lening aan [naam bestuurder] . Deze persoonlijke lening zag op de overname van de financiering van The Bannister Group. De stelling van [gedaagde] dat zij niet wist dat er een persoonlijke lening aan [naam bestuurder] zou worden verstrekt, kan, gezien het e-mailverkeer tussen haar en de Rabobank en haar uitlatingen ter comparitie, niet worden gevolgd. Uit het vorenstaande en het onder de feiten aangehaalde e-mailverkeer tussen de Rabobank en [gedaagde] volgt de conclusie dat ook voor wat betreft de borgtochtovereenkomst van 2010 kan worden aangenomen dat [gedaagde] op de hoogte was van het risico dat zij, wanneer [naam bestuurder] niet aan zijn betalingsverplichting zou voldoen, op betaling van de borgsom kon worden aangesproken. Gezien deze omstandigheden kon de Rabobank volstaan met de algemene verwijzing naar de risico’s zoals vermeld in de overeenkomst van borgtocht en de verwijzing naar de risico’s per e-mail. Er is geen sprake van schending van de zorgplicht. Het verweer van [gedaagde] faalt. Aangezien de Rabobank haar zorgplicht jegens [gedaagde] niet geschonden heeft is er geen sprake van een toerekenbare tekortkoming dan wel onrechtmatig handelen jegens [gedaagde] , waaruit voor [gedaagde] enig recht op schadevergoeding kan voortvloeien. Het beroep van [gedaagde] op verrekening van de vordering van de Rabobank met haar vermeende schade kan derhalve niet slagen. Het beroep op de beperkende werking van de redelijkheid en billijkheid slaagt evenmin. [gedaagde] heeft daartoe geen andere feiten en omstandigheden dan de vermeende schending van de zorgplicht door de Rabobank gesteld. Nu de rechtbank deze schending niet heeft vastgesteld, is de grondslag aan dit beroep komen te ontvallen.
Dwaling
4.3.
Vooropgesteld dient te worden dat een overeenkomst van borgtocht wegens dwaling vernietigbaar kan zijn indien de borg bij het vormen van zijn oordeel omtrent de kans dat hij tot nakoming kan worden verplicht is uitgegaan van een zodanig verkeerde voorstelling van zaken dat hij, indien hij een juiste voorstelling zou hebben gehad, niet bereid zou zijn geweest de borgtocht te verlenen. [gedaagde] stelt dat zij heeft gedwaald omtrent de financiële positie van [naam bestuurder] en de aanwezigheid van andere zekerheden. Met betrekking tot de gestelde dwaling omtrent de financiële positie van [naam bestuurder] geldt dat deze dwaling voor rekening van de Rabobank komt wanneer de dwaling is teweeg gebracht door gedragingen van de Rabobank. Hiervan is geen sprake. [gedaagde] heeft zonder nadere onderbouwing gesteld dat de financiële positie van [naam bestuurder] zodanig slecht was dat de Rabobank aan [naam bestuurder] de lening die ten grondslag ligt aan de overeenkomst van borgtocht niet had mogen verstrekken. De Rabobank heeft dit betwist. Er geldt voor de Rabobank geen algemene verplichting om [gedaagde] in te lichten over de financiële situatie van [naam bestuurder] en ook in de gegeven omstandigheden van het geval was de Rabobank niet verplicht [gedaagde] in te lichten over de financiële situatie van [naam bestuurder] .
4.4.
De Rabobank hoefde [gedaagde] evenmin te informeren over het al dan niet aanwezig zijn van andere zekerheden. Wanneer [naam bestuurder] niet aan zijn verplichtingen uit de geldleningsovereenkomst voldoet en in verzuim is, mag de Rabobank [gedaagde] aanspreken op de overeenkomst van borgtocht. Eventuele andere zekerheden doen daaraan niet af, aangezien voor de Rabobank geen verplichting geldt deze eerst uit te winnen, alvorens [gedaagde] aan te spreken.
4.5.
Daarbij komt dat zelfs al zou de Rabobank [gedaagde] onvoldoende hebben geïnformeerd dan kan daaruit niet de conclusie worden getrokken dat [gedaagde] bij een andere voorstelling van zaken de overeenkomst van borgtocht niet zou hebben gesloten. Wanneer zij de overeenkomst van borgtocht van 2010 niet had gesloten had zij de borgsom, op grond van de overeenkomst van borgtocht van 2002, eveneens een bedrag van € 50.000.00, ineens moeten betalen. Het was voor [gedaagde] niet mogelijk dit bedrag ineens te betalen. Ter comparitie heeft [gedaagde] verklaard dat zij gekozen heeft voor het meegaan als borg voor [naam bestuurder] in de hoop dat dat goed zou komen. Inzage in de financiële positie van [naam bestuurder] en de aanwezigheid van andere zekerheden had de situatie en de keuze van [gedaagde] niet anders gemaakt. Zij moest dan immers het bedrag van € 50.000,00 ineens betalen, wat voor haar niet mogelijk was. Dat [gedaagde] zich op dat moment onder druk gezet voelde is te wijten aan de feitelijke situatie en niet aan het handelen van de Rabobank. Het beroep op dwaling faalt derhalve.
4.6.
Het vorenstaande leidt tot de conclusie dat de vordering van de Rabobank zal worden toegewezen. Aangezien gesteld noch gebleken is dat [gedaagde] op een eerder moment in verzuim is komen te verkeren, zal de wettelijke rente vanaf datum dagvaarding worden toegewezen.
4.7.
[gedaagde] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De proceskosten worden aan de zijde van de Rabobank tot op heden begroot op:
- griffierecht € 1.892,00
- kosten dagvaarding € 96,80
- salaris advocaat
€ 1.788,00(2 punten x tarief IV € 894,00)
Totaal € 3.776,80
4.8.
De nakosten, waarvan de Rabobank betaling vordert, zullen op de in het dictum weergegeven wijze worden begroot.
in reconventie
4.9.
In overweging 4.2. is overwogen dat de Rabobank haar zorgplicht jegens [gedaagde] niet heeft geschonden. Dit leidt ertoe dat de vordering tot verklaring voor recht dat Rabobank haar zorgplicht geschonden heeft en daarmee toerekenbaar tekort is geschoten dan wel onrechtmatig heeft gehandeld en de daaruit voortvloeiende vordering tot schadevergoeding worden afgewezen.
4.10.
[gedaagde] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten. De proceskosten aan de zijde van de Rabobank worden tot op heden begroot op € 894,00 (1 punt x tarief IV € 894,00).

5.De beslissing

De rechtbank
in conventie
5.1.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan de Rabobank van een bedrag van € 50.000,00, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 7 november 2014 tot aan de dag van algehele voldoening;
5.2.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van de Rabobank tot op heden begroot op € 3.776,80, vermeerderd met de wettelijke rente wanneer zij dit bedrag niet binnen 14 dagen na betekening van dit vonnis heeft voldaan;
5.3.
veroordeelt [gedaagde] , onder de voorwaarde dat zij niet binnen 14 dagen na aanschrijving door de Rabobank, volledig aan dit vonnis voldoet, in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 131,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 68,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van het vonnis;
5.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad
in reconventie
5.5.
wijst het gevorderde af;
5.6.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van de Rabobank tot op heden begroot op € 894,00;
5.7.
verklaart dit vonnis ten aanzien van de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.K. van der Lende-Mulder Smit en in het openbaar uitgesproken op 3 juni 2015.
ls