Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.De procedure
- het tussenvonnis van 18 juni 2014;
- het proces-verbaal van comparitie van 17 november 2014.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, heeft eiser, vertegenwoordigd door mr. A.I. Cambier, een vordering ingesteld tegen gedaagde, vertegenwoordigd door mr. T.M. van Berkel, met betrekking tot een geschil over de deugdelijkheid van een aanhangwagen. Eiser heeft op 9 maart 2009 een koopovereenkomst gesloten met gedaagde voor de levering van een aanhangwagen van het merk Van Hool. Na de levering heeft de uiteindelijke koper van de aanhangwagen, [naam koper], klachten geuit over de stabiliteit van de aanhangwagen, wat heeft geleid tot een deskundigenonderzoek door P.N.D. van Dijk. Eiser heeft gedaagde in kennis gesteld van deze klachten en heeft verzocht om vrijwaring in het geval hij door [naam koper] aansprakelijk zou worden gesteld.
De rechtbank heeft geoordeeld dat de dagvaarding niet nietig is, ondanks het verweer van gedaagde dat de gronden van de eis ontbraken. De rechtbank oordeelt dat gedaagde voldoende op de hoogte was van de klachten en de procedure, waardoor zij zich kon verweren. Eiser heeft binnen bekwame tijd geklaagd over het gestelde gebrek aan de aanhangwagen, en het beroep van gedaagde op de 14-dagen termijn in de algemene voorwaarden werd als strijdig met de redelijkheid en billijkheid beschouwd.
De rechtbank heeft verder vastgesteld dat gedaagde niet in verzuim is gekomen, omdat eiser gedaagde niet rechtsgeldig in gebreke heeft gesteld. De vordering van eiser tot veroordeling van gedaagde om hem te vrijwaren in de hoofdzaak werd afgewezen, en eiser werd veroordeeld in de proceskosten. De rechtbank heeft de proceskosten aan de zijde van gedaagde begroot op € 1.512,00, vermeerderd met wettelijke rente vanaf twee weken na de dagtekening van het vonnis.