ECLI:NL:RBZWB:2015:305

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
22 januari 2015
Publicatiedatum
22 januari 2015
Zaaknummer
12-700172-11
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege

Op 22 januari 2015 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant een beschikking gegeven over de verlenging van de terbeschikkingstelling (TBS) van een terbeschikkinggestelde, geboren in 1952 en thans verblijvende in de Oostvaarderskliniek. De officier van justitie had op 18 november 2014 een vordering ingediend tot verlenging van de TBS met twee jaar, gebaseerd op de noodzaak om de veiligheid van anderen te waarborgen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de terbeschikkinggestelde een gemiddeld intelligente man is met een parafilie NAO, te weten pedoseksualiteit, en dat hij lijdt aan een autismespectrumstoornis en een persoonlijkheidsstoornis NAO. De deskundige heeft geadviseerd de TBS te verlengen, omdat het recidiverisico hoog wordt ingeschat en de terbeschikkinggestelde beperkte probleembesef en copingvaardigheden heeft.

Tijdens de zitting is de officier van justitie gehoord, evenals de terbeschikkinggestelde en zijn raadsman. De verdediging pleitte voor een verlenging van de TBS met slechts één jaar, maar de rechtbank oordeelde dat de veiligheid van anderen eist dat de TBS met twee jaar wordt verlengd. De rechtbank concludeerde dat, hoewel de terbeschikkinggestelde zich committeert aan de behandeling, er nog steeds een hoog recidivegevaar aanwezig is en dat er meer tijd nodig is voor verdere diagnostiek en behandeling. De beslissing is genomen op basis van de artikelen 38d en 38e van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Middelburg
Parketnummer: 12/700172-11
beslissing van de meervoudige kamer d.d. 22 januari 2015
op de vordering van de officier van justitie tot verlenging van de terbeschikkingstelling van
[terbeschikkinggestelde],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1952,
thans verblijvende te Forensisch Psychiatrisch Centrum Oostvaarderskliniek,
1336 ZL Almere Buiten-Oost, Carl Barksweg 3.

1.Destukken

Het dossier bevat onder meer de volgende stukken:
  • de vordering van de officier van justitie d.d. 18 november 2014, die strekt tot verlenging van de terbeschikkingstelling (hierna TBS) met twee jaar;
  • de aantekeningen omtrent de lichamelijke en geestelijke gesteldheid van [terbeschikkinggestelde];
  • het rapport van de Oostvaarderskliniek d.d. 30 oktober 2014, waarin het advies van de inrichting is vermeld.

2.Deprocesgang

Bij beslissing van de rechtbank Middelburg van 20 september 2012 is [terbeschikkinggestelde], wegens overtreding van de artikelen 239, 247, 248ter (oud), 248a (oud) en 248a van het Wetboek van Strafrecht, veroordeeld tot vierentwintig maanden gevangenisstraf en TBS met dwangverpleging.
De rechtbank constateert dat het hier gaat om een misdrijf als bedoeld in artikel 38e, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht.
De TBS is op 1 januari 2013 aangevangen.
Tijdens het onderzoek in de openbare raadkamer van de rechtbank van deze rechtbank is de officier van justitie mr. W.J.W.K. Suijkerbuijk gehoord. Tevens is [terbeschikkinggestelde] gehoord, bijgestaan door zijn raadsman mr. J. Wouters, advocaat te Middelburg.
Voorts is de deskundige mevrouw J.D. Drenth, GZ-psycholoog en hoofd behandeling bij de Oostvaarderskliniek, gehoord.

3.Het advies van de TBS-instelling

De TBS-instelling heeft geadviseerd de TBS te verlengen met twee jaar. De TBS-instelling heeft daartoe overwogen dat [terbeschikkinggestelde] een gemiddeld intelligente man is met een parafilie NAO, te weten pedoseksualiteit. Daarnaast wordt differentiaaldiagnostisch bij hem een autismespectrumstoornis en een persoonlijkheidsstoornis NAO geclassificeerd met schizoïde en obsessief compulsieve trekken. Differentiaaldiagnostisch, omdat de symptomen die zich voordoen op dit moment aan beide stoornissen kunnen worden toegeschreven. Het behandelverloop in de komende periode zal moeten uitwijzen welke van de twee differentiaaldiagnoses het meest passend is.
[terbeschikkinggestelde] heeft verschillende op zijn stoornis (parafilie NAO) gerichte therapieën gevolgd en is gestart met hormonale libidoremming. Zelf zegt hij dat God het verlangen bij hem heeft weggenomen. Er is een beginnende ontwikkeling zichtbaar in de bewerking van de delictfactoren. Er wordt echter getwijfeld aan de mate waarin [terbeschikkinggestelde] in staat is tot werkelijk probleeminzicht te komen. [terbeschikkinggestelde] laat zich binnen de structuur en controle wel begrenzen en accepteert maatregelen. Hij onderschat daarbij de kans dat hij in de toekomst kan terugvallen. Gezien zijn leeftijd en diepgewortelde pathologie wordt niet verwacht dat er zeer grote gedragsveranderingen onder invloed van behandeling zullen optreden. Wel kan het zo zijn dat er iets meer acceptatie optreedt bij [terbeschikkinggestelde] en dat hij zich blijft voegen naar de structuur en controle.
Het recidiverisico op lange termijn, bij een hypothetisch (onvoorwaardelijk) ontslag wordt als hoog ingeschat. [terbeschikkinggestelde] heeft beperkt probleembesef en beperkte copingvaardigheden. Wanneer de TBS-maatregel zal worden beëindigd en elke vorm van controle en professionele hulp wegvalt, is de kans aanzienlijk dat hij op den duur niet in staat zal zijn om problemen op een juiste wijze aan te pakken en terug zal vallen in probleemgedrag. [terbeschikkinggestelde] zal dan ook snel stoppen de libidoremmende medicatie te gebruiken en daarmee wordt het risico verhoogd.
Ter zitting heeft de deskundige daaraan nog toegevoegd dat voor een adequate behandeling van [terbeschikkinggestelde] en daarmee verlaging van het recidivegevaar van belang is dat een keuze wordt gemaakt tussen één van beide genoemde differentiaaldiagnoses. Uitbreiding van de diagnostiek is nodig om hierop de aan te bieden therapie toe te spitsen. De behandeling van iemand met een autismespectrumstoornis is immers niet gelijk aan behandeling van iemand met een persoonlijkheidsstoornis. Geadviseerd wordt de maatregel van beschikkingstelling met twee jaar te verlengen.

4.Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie is ter zitting bij de vordering de TBS met twee jaren te verlengen gebleven, omdat – gelet op de inhoud van het verlengingsadvies en de toelichting hierop door de deskundige - niet verwacht kan worden dat binnen een jaar de dwangverpleging voorwaardelijk kan worden beëindigd.

5.Het standpunt van de verdediging

De verdediging heeft betoogd de maatregel niet met twee jaar, maar met één jaar te verlengen en binnen dat jaar toe te werken naar resocialisatie. [terbeschikkinggestelde] heeft in zijn ziels- en geloofsleven een ingrijpende verandering mogen meemaken. Dit wordt echter door de kliniek niet begrepen. In het advies wordt een basale probleemstelling en een daarop toegesneden behandelplan gemist.

6.Het oordeel van de rechtbank

De TBS kan slechts worden verlengd indien de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen de verlenging van de TBS vereist. Het recidivegevaar moet nog aanwezig zijn en dient voort te vloeien uit een ziekelijke stoornis en/of een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens, die aanwezig was ten tijde van het delict waarvoor de TBS is opgelegd.
De rechtbank is van oordeel dat, gelet op het advies van de kliniek en de door de deskundige ter zitting gegeven toelichting daarop, nog steeds wordt voldaan aan het hiervoor omschreven wettelijk criterium, zodat verlenging van de TBS met verpleging van overheidswege van [terbeschikkinggestelde] is vereist. Weliswaar is gebleken dat [terbeschikkinggestelde] zich committeert aan de geboden behandeling, maar ook dat nog slechts beperkt vooruitgang is waargenomen. Het recidiverisico wordt als hoog ingeschat. Met uitbreiding van de diagnostiek zal het pad van behandeling verder moeten worden bepaald. Daar is meer tijd voor nodig dan een jaar. Naar het oordeel van de rechtbank zijn – anders dan door de verdediging bepleit – geen termen aanwezig om de TBS met één jaar te verlengen. Verlenging van de maatregel met twee jaar staat in verhouding tot de aard en ernst van de feiten waarvoor deze zijn opgelegd. Aan het proportionaliteitsbeginsel wordt voldaan.
Gelet op hetgeen hierboven is overwogen, is de rechtbank van oordeel dat de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen, eist dat de TBS met verpleging van [terbeschikkinggestelde] wordt verlengd met twee jaar.

7.De toepasselijke wetsartikelen

De beslissing berust op de artikelen 38d en 38e van het Wetboek van Strafrecht.

8.De beslissing.

De rechtbank verlengt de termijn van de terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege van [terbeschikkinggestelde] met twee jaar.
Deze beslissing is gegeven door mr. N. van der Ploeg-Hogervorst, voorzitter, mr. C.J.G.M. van der Weide en mr. I.M. Josten, rechters, in tegenwoordigheid van de griffier mr. A.E. Paulus en is uitgesproken ter openbare zitting op 22 januari 2015.
Mr. Van der Weide is niet in de gelegenheid deze beslissing mede te ondertekenen.