ECLI:NL:RBZWB:2015:304

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
22 januari 2015
Publicatiedatum
22 januari 2015
Zaaknummer
14_7259
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening omgevingsvergunning voor hekwerk in Goirle

Op 22 januari 2015 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoekster, een stichting, had bezwaar gemaakt tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Goirle, dat een omgevingsvergunning had verleend aan een particulier voor het plaatsen van een hekwerk op een perceel nabij een homo-ontmoetingsplaats. Verzoekster vreesde dat de plaatsing van het hekwerk zou leiden tot een sluiting van deze ontmoetingsplaats, wat zou resulteren in een toename van drukte op andere ontmoetingsplaatsen en daarmee een verstoring van de openbare orde en veiligheid.

De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat er geen spoedeisend belang aanwezig was bij het verzoek. De rechter oordeelde dat de plaatsing van het hekwerk niet onomkeerbaar was en dat het bestreden besluit geen invloed had op de toegankelijkheid van het bosperceel. Bovendien waren er in de omgeving alternatieve ontmoetingsplaatsen beschikbaar. De vrees voor anti-homogeweld als gevolg van het besluit werd als onvoldoende concreet beschouwd.

Uiteindelijk heeft de voorzieningenrechter het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen, met de overweging dat verzoekster niet aannemelijk had gemaakt dat het besluit niet kon worden afgewacht. De uitspraak werd gedaan in aanwezigheid van de griffier en is openbaar uitgesproken. Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 14/7259 WABOA VV

uitspraak van 22 januari 2015 van de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[naam stichting], te[plaats], verzoekster,

en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Goirle, verweerder.

Procesverloop

Verzoekster heeft bezwaar gemaakt tegen het besluit van 28 oktober 2014 (bestreden besluit) van het college inzake het verlenen van een omgevingsvergunning aan [naam persoon1] voor het plaatsen van een erfafscheiding op het perceel [adres]. Zij heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden in Breda op 8 januari 2015. Verzoekster heeft zich laten vertegenwoordigen door[naam voorzitter] (voorzitter) en [naam bestuurslid] (bestuurslid). Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door [naam vertegenwoordiger].

Overwegingen

1. Op grond van de stukken en de behandeling ter zitting gaat de voorzieningenrechter uit van de volgende feiten en omstandigheden.
[naam persoon1] heeft op 16 mei 2014 een aanvraag ingediend voor een omgevingsvergunning voor het plaatsen van een omheining om zijn perceel plaatselijk bekend [adres] en de aangrenzende (bos)percelen (F)1 en (F)5. Bij het bestreden besluit heeft het college een omgevingsvergunning voor de activiteiten ‘bouwen van een bouwwerk’ en ‘gebruik van gronden in strijd met het bestemmingsplan’ verleend.
2. Verzoekster heeft, samengevat, aangevoerd dat het bosperceel (F)5 grenst aan de parkeerplaats[naam parkeerplaats] aan de A58, en dat zich op het bosgebied een homo-ontmoetingsplaats (HOP) bevindt. Verzoekster streeft ernaar afsluiting van het bosgebied te verijdelen en definitieve feitelijke openstelling te bereiken om zodoende het gebruik als HOP te doen bestendigen. Verzoekster vreest ervoor dat sluiting van deze HOP ertoe leidt dat het op andere HOP’s drukker wordt, met mogelijke verstoring van de openbare orde en veiligheid aldaar. Zij heeft de voorzieningenrechter daarom verzocht het bestreden besluit te schorsen.
3. Op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
4. De voorlopige voorzieningenprocedure is bedoeld om in afwachting van de uitkomst van (in dit geval) de bezwaarprocedure een voorlopige maatregel te treffen. Van onverwijlde spoed is sprake, wanneer een besluit onomkeerbare gevolgen heeft en een besluit op het bezwaar niet kan worden afgewacht.
Ter zitting is besproken dat het bezwaarschrift van verzoekster mondeling zal worden behandeld op de hoorzitting van 18 februari 2015. Aangenomen mag worden dat er daarna binnen vier à zes weken een besluit op het bezwaarschrift zal worden genomen. Verzoekster heeft niet aannemelijk gemaakt dat dat besluit niet kan worden afgewacht. Daarbij neemt de voorzieningenrechter in aanmerking dat het plaatsen van een hekwerk niet onomkeerbaar is. Mocht [naam persoon1] tijdens de bezwaarfase overgaan tot het feitelijk plaatsen van het hekwerk, dan is dat – na een eventuele gegrondverklaring van het bezwaar en herroeping van het primaire besluit – weer vrij eenvoudig te verwijderen. Voorts is ter zitting gebleken dat er aan de noordzijde van het bosperceel in de bestaande afrastering – volgens het college eigendom van Rijkswaterstaat – een doorgang is gecreëerd en dat het bestreden besluit aan die situatie niets verandert, zodat niet kan worden gezegd dat het bosperceel na plaatsing van het vergunde hekwerk feitelijk niet meer openbaar toegankelijk is. Tevens is de voorzieningenrechter gebleken, op basis van informatie op de website van verzoekster, dat er in de omgeving van Goirle/Tilburg meerdere HOP’s zijn, die (tijdelijk) als alternatief kunnen dienen. De vrees van verzoekster voor een toename van anti-homogeweld als direct gevolg van het bestreden besluit acht de voorzieningenrechter voorts onvoldoende concreet en daarom niet gegrond.
5. Het voorgaande leidt tot de conclusie dat verzoekster een onvoldoende spoedeisend belang heeft bij de door haar verzochte voorlopige voorziening. Het verzoek zal daarom worden afgewezen.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S. Ketelaars-Mast, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van N.A. D’Hoore, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 22 januari 2015. De griffier is buiten staat deze uitspraak mede te ondertekenen.
voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.